Botic, please, Botic pleaaaase.” Botic van de Zandschulp kijkt bijna verrast naar het plukje kinderen in Madrid dat met schrijfblokjes en grote tennisballen smeekt om een handtekening. Hij werpt zijn zweetbandjes en handdoek naar ze. Dankbaar neemt hij hun complimenten in ontvangst terwijl hij wat krabbels zet.
Pas voor de derde keer dit jaar won Botic van de Zandschulp (28) woensdag van een speler uit de top-50 van de wereldranglijst. Op het Spaanse gravel versloeg hij de Amerikaan Christopher Eubanks in straight sets: 6-3 en 6-3. Een opsteker voor de tennisser die in 2021 de kwartfinale van de US Open bereikte en een jaar later als eerste Nederlandse man sinds Sjeng Schalken in 2004 de top-30 binnendrong.
Vorig jaar was „een verschrikkelijk jaar”, zei Van de Zandschulp eerder deze week in het AD. Hij doet nog steeds wat hij leuk vindt, maar het kost hem meer moeite. „Je ziet het meer als een opgave om op toernooi te gaan, om van huis te gaan. Omdat je voelt dat je de vastigheid eigenlijk niet hebt. Ik ben zoekende geweest met alles.”
Een reeks blessures aan zijn enkel, bovenbeen en voet is mede-oorzaak van de malaise. Die voetblessure veroorzaakte hij nota bene zelf, toen hij uit frustratie over het niet verzilveren van vier matchpoints in de finale tegen Holger Rune in München, vorig jaar, tegen een bankje trapte. De doorgaans ingetogen Van de Zandschulp ontstak begin dit jaar opnieuw in woede in zijn eersterondepartij van het Qatar Open tegen Gaël Monfils. Eerst sloeg hij een racket kapot, daarna mepte hij een bal wild weg, met een strafpunt als gevolg.
Na twee eerdere finaleplaatsen in München kwam hij daar vorige week niet verder dan de achtste finale. Van de Zandschulp – ooit nummer 22 op de ATP-ranking – bezet nu plek 115. Hij heeft wel rechtstreeks toegang tot Roland Garros, omdat hij bij het opstellen van de plaatsingslijst– eerder deze maand – nog binnen de mondiale top-100 viel. Of hij direct tot Wimbledon wordt toegelaten, is afhankelijk van zijn prestaties in de komende tijd. De plaatsingslijst voor het grastoernooi wordt zo’n zes weken voor aanvang opgesteld.
Hoe uitzonderlijk is zijn terugval? Maar belangrijker: hoe komt Van de Zandschulp uit die neerwaartse spiraal?
Punten sprokkelen
Van de Zandschulp zegt op dit moment weinig voor een toelichting te voelen – zijn comeback vergt alle aandacht – maar oud-coaches, collega’s en tennisbestuurders hebben allemaal zo hun verklaringen voor wat hem overkomt. Als tennisser ga je vroeg of laat door een mindere fase, zeggen ze. Vaak is het een cocktail van dingen die op en buiten de baan gebeuren.
Tennis is een zware sport, zegt Paul Haarhuis, captain van het Nederlandse Davis Cup-team. „Vergelijk het met profvoetballers. Die tekenen een contract voor een paar jaar bij een club. Doen ze het oké, dan hebben ze weinig te vrezen. Voor een tennisser is de ranking bepalend. Met een goede ranking word je tot grote toernooien toegelaten. Dat sprokkelen van punten, elk jaar weer, geeft een enorme druk. De ene tennisser gaat daar beter mee om dan de andere.”
Door zijn blessures speelde Van de Zandschulp vorig jaar wat minder wedstrijden. In dezelfde periode wisselde hij meerdere keren van coach: Sven Groeneveld kwam, kortstondig, voor Peter Lucassen in de plaats. En na het recente vertrek van Johan Örtegren ging Van de Zandschulp opnieuw in zee met Lucassen, die door een collega als „gedreven, energiek en gevoelig” wordt omschreven. Over het waarom van al die coachwisselingen doen de betrokkenen wijselijk geen uitspraken. „Dat doet er ook niet eens zo veel toe”, zegt Haarhuis. „Maar het zorgt wel voor onrust. Iedereen is daar gevoelig voor, en Botic zéker.”
In moeilijke periodes helpt een goede loting. Maar het lot was Van de Zandschulp dit jaar niet goed gezind. Bij de Australian Open trof hij Jannik Sinner, de huidige nummer twee van de wereld. De twee stonden niet veel later weer tegenover elkaar in de eerste ronde van het ABN Amro-toernooi in Rotterdam. Met wat meer geluk had Van de Zandschulp een reeks partijen van lager gerangschikte tegenstanders gewonnen en had dat hem nét dat beetje zelfvertrouwen gegeven waar hij zo naar hunkert.
„Zelfvertrouwen is niet te koop bij de HEMA”, zegt Jacco Eltingh, technisch directeur van de Nederlandse tennisbond. Je moet daar als tennisser aan werken. Hoe? „Door je mouwen op te stropen, je huiswerk te doen en te zorgen dat je een paar keer goed wint. Maar óók door jezelf de vraag te stellen: hoe graag wil ik dit? Die vraag heeft Botic als het goed is voor zichzelf beantwoord. Het antwoord moet zijn: dit is het vetste beroep dat er is.”
De beste tennissers hebben zichzelf wel eens bij de lurven moeten grijpen, zegt Eltingh. Zoals Andre Agassi, die zich terugvocht vanaf plaats 140 – met grandslamtitels als beloning. Zelf heeft Eltingh het ook wel eens meegemaakt. „Ik stond rond plek 110 en zei tegen journalisten dat ik dat jaar bij grand slams goed zou gaan draaien. Ze keken me lacherig aan, maar het pakte wel zo uit.”
Veel spelers vinden het „zweverig” om zichzelf te analyseren, zegt Dennis Schenk, die Van de Zandschulp een paar jaar geleden coachte. Ze moeten zich daar volgens hem vaak toe zetten. „Terwijl het niet minder belangrijk is dan het werken aan je service of je backhand. Hoe ga je om met spanning, met een paar verloren partijen op rij? Dat zijn wezenlijke vragen. Botic heeft heel veel tenniskwaliteiten. Hij is beresterk en tactisch slim. Maar op het mentale vlak kan hij nog stappen maken.”
‘Verknipt persoonlijk leven’
Als proftennisser moet je het goed met jezelf kunnen vinden. Je reist bijna het hele jaar door van hotel naar hotel, ziet je vrienden en familie weinig en hebt weinig tijd om een liefdesrelatie op te bouwen. „Je mist het toch om in je eigen taal te spreken”, zei Van de Zandschulp in het AD. „Zeker met alleen het Engels. Al gaat er maar een vriend mee, bijvoorbeeld. Dat zou al schelen.”
Paul Haarhuis vindt dat de meeste proftennissers „een verknipt persoonlijk leven” hebben. Hij is getrouwd met de vrouw die zijn vriendin was toen hij nog op de ATP Tour speelde. Een klein wonder, zegt hij, want tennis stond voor hem op de eerste plaats. Tegen zijn vrouw zei hij destijds dat álles voor zijn sport moest wijken.
Veel tennissers voelen zich eenzaam. Niet alleen door het rondreizen, maar ook omdat ze onder een vergrootglas liggen. „Je wordt voortdurend beoordeeld”, zegt dubbelspeler Jean-Julien Rojer. „Ik heb twee kinderen. Die zijn wel eens ziek. Dat leidt tot vermoeidheid. Ik heb niet meer de energie die ik vroeger had. Dan denk ik: straks nemen jonge spelers mijn plek in.”
Robin Haase had het moeilijk toen zijn coach in 2016 werd vastgezet in verband met een moordzaak. Dat is iets groots, zegt hij, maar hij weet ook nog dat hij als 19-jarige een racket kapot sloeg omdat het na acht maanden uit was met zijn vriendin. „Van tennissers wordt verwacht dat ze entertainen. Je stuit op onbegrip als je niet aan die verwachting voldoet.”
Tallon Griekspoor zoekt op mindere momenten naar „vastigheid”, vertelt hij. In zijn keuze voor trainers, maar ook op andere vlakken. Zijn advies aan Van de Zandschulp: „Verzamel mensen om je heen op wie je terug kan vallen. Die om je geven als mens, niet als tennisser.”
In de tweede ronde treft Van de Zandschulp deze vrijdag de Fransman Ugo Humbert. Een speler met een goede ranking – plek veertien op de wereldranglijst – voor wie Van de Zandschulp niet bang hoeft te zijn, vindt Eltingh. „Als hij díe pot ook pakt, komt hij een flow. Daarna nóg een of twee wedstrijden winnen in Madrid en hij tankt zelfvertrouwen. Aan zijn basisniveau ligt het niet. Dat zit wel goed.”
Met medewerking van Joris Kooiman