Op een ochtend sta je te douchen met je ogen dicht en je gedachten dwalen af naar de Yuntai-waterval in het oosten van China. Je bent er nooit geweest, maar je zag onlangs een onthullend filmpje dat een toerist had gemaakt van die beroemde, driehonderd meter hoge muur van water. Op dat filmpje was te zien hoe de waterval stiekem werd gevoed door tussen de rotsen verborgen pijpleidingen. De Chinese toerist vond dat hij gefopt was: de waterval was nep. Zijn video ging viraal. Waarop de parkbeheerders moesten toegeven dat ze de waterval tijdens het droge seizoen kunstmatig van water voorzagen. Niet om mensen te misleiden, zeiden ze erbij, maar om teleurstelling te voorkomen bij wie lang had gereisd om dit wonder van de natuur te aanschouwen.
Je zeept je in met kunstmatige geuren van tropische vruchten en vraagt je af of je eigenlijk moet reizen om iets mee te maken. Jaren geleden bladerde je door een boekje getiteld Comment parler des lieux où l’on n’a pas été, (Hoe praat je over plaatsen die je niet hebt bezocht) omdat je iets wilde schrijven over reizen zonder te reizen. Het boekje bleek een geestige les in bluffen, maar zou het ook écht kunnen: reizen zonder weg te gaan?
Je hoeft in elk geval niet altijd het origineel te zien, bedenk je. Verspreid over Nederland vind je bijvoorbeeld tientallen Lourdes-grotten, allemaal nabootsingen van de originele grot in Lourdes waar op 11 februari 1858 Maria is gezien. Het scheelt nogal wat moeite als je met je verlamde been voor je genezingsbedevaart niet naar Zuid-Frankrijk hoeft af te reizen, maar terechtkunt in Vriezenveen of Simpelveld. De grotten daar verschillen enkel in schaal van de originele, verder hebben ze dezelfde geneeskrachtige werking. Daar is natuurlijk geloof voor nodig, maar dat geldt ook voor de echte grot.
Draai naar blauw en je bent opeens in een ijskoud Alpenmeer, draai naar rood en je zit zo in een IJslandse hot spring
Op dezelfde manier zou je met niet eens zoveel verbeeldingskracht je douchekop kunnen beschouwen als een miniatuurversie van de Yuntai-waterval, bedenk je terwijl je het water over je schoudergebergte laat plenzen. De twee zijn alleen in schaal verschillend, nietwaar, de essentie is hetzelfde: water gaat via een buizensysteem onder druk omhoog waarna het valt door zwaartekracht, het wonder is geschied. Met als bijkomend voordeel van je douche ten opzichte van het origineel: je kunt er onder gaan staan.
En je kunt de temperatuur reguleren. Via de temperatuur kun je verder reizen. Draai naar blauw en je bent opeens in een ijskoud Alpenmeer, draai naar rood en je zit zo in een IJslandse hot spring. Je kiest voor warm, het douchescherm beslaat langzaam, mist vult de cabine.
Maar als het echt zo simpel was, dat reizen, vraag je je af, waarom wilde je dan zo graag nog naar Albanië?
Vrijheid zien
Het zal een jaar geleden zijn dat je las over de Albanese Vjosa-rivier, de laatste wilde rivier van Europa, zo werd-ie althans aangeprezen. De azuurblauwe rivier ontspringt in het Griekse Pindosgebergte, stroomt via Albanië de Adriatische zee in, zonder onderweg ook maar ergens getemd te worden door stuwen, kanalen of strekdammen. Je vindt er grindeilandjes in zeer helder water. Er leven forellen en otters, soms spot je een lynx. Op de oevers kom je soms een mens tegen vergezeld door een oud balkend ezeltje.
Het kledingmerk Patagonia heeft zich de laatste jaren opgeworpen als sponsor van deze rivier, Leonardo DiCaprio heeft zich recentelijk hard gemaakt om de Vjosa een beschermde status te geven, stond in The Guardian. Zo superwild was die bruisende Albanese rivier dus niet meer, maar de sponsoring door een Amerikaans miljardenbedrijf deed weinig af aan het wonder zelf: dit ongetemde kronkelen was vrijheid – je wilde vrijheid zien.
Maar je ging niet. Met je vingertoppen masseer je nu het schuim op je schedeldak. De rest van het huis ontwaakt.
Waarom ben je niet gegaan, was het soms te veel gedoe? Dat je een week aan vrije dagen moest zien te vinden, de trein naar Italië nemen, van daar met de boot… Of vliegen naar Tirana, ja had ook best gekund, maar je stoort je aan natuurliefhebbers die de wereld over vliegen om te zien hoe prachtig en precair die wel niet is. Je gaat toch geen badkuip vol kerosine verbranden om de laatste kristalheldere rivier te zien? Of zeg je dat misschien als vroom smoesje, heb je stiekem reisangst?
Je was wel op benzine naar de Dinkel gereden, een van de laatste wilde riviertjes van Nederland. Bij natuurgebied het Lutterzand in Twente had het stroompje een ieniemienie grand canyon uitgeslepen. Mooi. Maar anders. Vlak bij de Duitse grens was de Dinkel decennia geleden rechtgetrokken tot een kanaal, de laatste jaren was men in de weer geweest om meanders terug te graven. De rivier slingerde er met hulp van graafmachines en computers weer ‘natuurlijk’, daar konden de Chinezen van leren.
Nee, de Dinkel was niet echt wild en kon de Vjosa niet doen vergeten. Misschien deed je ook gewoon te moeilijk, zocht je het zelfs in Twente te ver.
Patronen
Leonardo da Vinci beschouwde de aarde als een levend lichaam met rivieren en beken als aderen. Hij bedoelde dat niet als metafoor; hij zag de wereld echt als een wezen dat alleen in schaal verschilde van ons lichaam. Hij zag er dezelfde patronen, ging ervan uit dat ze aan dezelfde wetten onderhevig waren: de macrokosmos en de microkosmos waren nauwe verwanten. En hij had het bij het rechte eind, aldus de Britse wetenschapsjournalist Philip Ball in zijn boek The Self-made Tapestry. Pattern Formation in Nature.
Ook vrije rivieren kennen patronen. Zo heb je rivieren die meanderen en rivieren die vlechten. Meanderende rivieren hebben één hoofdstroom die grote lussen maakt. Vlechtende rivieren bestaan uit verschillende kleinere slingerende stroompjes die elkaar steeds doorsnijden zodat er eilandjes ontstaan. De Vjosa is voor grote delen zo’n vlechtende rivier.
Je hoefde maar naar het beslagen douchescherm te kijken om te zien dat je via die universele patronen de wereld over kunt reizen. De condensdruppels rollen naar beneden, vormen geultjes en beekjes, ze vlechten precies de Vjosa; alleen in het klein.
Er is dus alleen schaalverschil. Korstmossen op oude muren hebben dezelfde kartelingen als de kustlijn op de kaart; de ribbels die de wind vormt op het strand zijn woestijnduinen; bliksem vertakt als een boom die vertakt als een rivier die vertakt als je bronchiën. (In het boekje Li. Dynamic form in nature, van David Wade, staan prachtige illustraties van meer van zulke patronen.) Je kijkt naar je natte hand: in het ruitjespatroon van je huid zie je boomschors. Je kijkt naar de barstjes in het craquelé op een porseleinen bord: hetzelfde als de barsten in de klei van een drooggevallen rivierbedding, hetzelfde als het stratenplan van een oude stad. Met een rietje blaas je in een glas Fristi en er verschijnen dezelfde vormen als die van basaltblokken die groeien uit stollend gesteente. Als je een beker water leeggiet op het strand heb je het stroompatroon van de Amazone.
Deze wiskunde van de natuur voelt iedereen aan. Maar de algoritmes blijven verrassen. Niemand weet wat er komt na de volgende bocht, alleen dat de rode warme stroompjes in ons lijf, net als beekjes, in de binnenbocht dichtslibben. Dat je moet stromen, niet stilstaan. Ja, alles moet stromen, denk je in je stoomcabine, en alles stroomt hetzelfde. Alles is één zegt de Tao zegt ook Boeddha zegt de kabbala zegt Plato zegt Leonardo da Vinci. Dus nee, je hoeft niet te reizen om elders hetzelfde fenomeen te zien. Alles is hier al. Er is een waterval in je badkamer, een wereld in een zandkorrel…
Maar wat nu als het saai wordt?
Dat turen naar de geultjes en de beekjes op je douchescherm… Het valt toch écht niet te vergelijken met een echte reis naar Albanië? Waar zijn de fijne reiszenuwen vooraf, waar de smaak van gekruid lamsvlees, waar de vreugdeschrik in je buik als je die lynx spot, of toon me desnoods dat ezeltje, het ezeltje dat ruikt en klinkt en aanvoelt als een nukkig ezeltje?
Er is een waterval in je badkamer, een wereld in een zandkorrel
Echt, je bent jezelf voor de gek aan het houden. Je bent als een toerist die de pijpleiding van de nepwaterval prijst. Je verzint vast excuses om je comfortzone, deze douche, niet te verlaten: deze condens is geen rivierdelta, deze cabine is gewoon te comfortabel. Mensen douchen te lang: ook dat is een universeel patroon.
Je gaat twijfelen aan je geloof dat je uit stand kunt reizen. Zoals je laatst ook al bijna van je geloof was gevallen. Ja, je gelóófde in dat boek, Pelgrim langs Tinker Creek van Annie Dillard. Je wilde er alles over weten. In het boek beschrijft ze hoe ze in een bos langs een riviertje woont, hoe ze haar omgeving verkent en avonturen beleeft, puur door goed op te letten. Ze schoot wortel zonder dat het saai werd, ze was een kluizenaar die kon trippen op een vissenkom. Ze was je reisgids voor thuisblijven.
Maar je maakte een kapitale fout: je ging lezen óver de schrijver die je zo hoog had, in plaats van het werk van de schrijver zelf. En toen las je ergens dat ze in werkelijkheid helemaal niet midden in een bos woonde maar gewoon in suburbia, weliswaar nabij een riviertje; en je las dat ze niet in haar eentje woonde maar met haar man, die hoogleraar was, zelf was ze huisvrouw, schreef ze in haar dagboek. In haar boek had ze niet gelogen, nee; ze had die hele burgerlijke woonwijk en haar hele echtgenoot gewoon weggelaten, die bestonden er niet, ze had enkel oog gehad voor de sterren, de rivier en de bidsprinkhanen. Terecht, maar toen je dat las voelde je je gefopt zoals die Chinees bij de nep-waterval.
Pas nu valt het kwartje: dit is juist precies hoe je kunt reizen tijdens het douchen. Juist door al het andere te negeren: het huis met zijn natuurwetten, de huisgenoten, het woeden van de hele wereld. Je zeept je in, laat je bedwelmen door exotisch geurende mist tot je alleen die waterdruppels voor je neus ziet, hoe ze geulen en beekjes vormen volgens dezelfde vrijheidswetten als de kolkende Vjosa, volgens de wetten van een zwalpend essay dat dat alle kanten op stroomt en toch ergens heen. Hoe wild dit leidingwater is, wild als je bloed of een vulpen in flow.
Tot iemand roept: waar zijn mijn gymschoenen? Je veegt het condens weg, de hele Vjosa verdwijnt. Verwilderd en druipend stap je terug de echte wereld in, die nieuw is als na een reis. Je droogt je af pakt je boog. Je schiet een forel, vult een broodtrommel en geeft de lynx wat brokjes.