Hoe Ronald Plasterk miljonair werd – en de universiteit had het nakijken

„Hallo, met Ronald Plasterk.”

Wetenschapper Jan Koster denkt dat een van zijn collega’s een grap met hem uithaalt als hij begin 2018 op zijn werkplek bij het Amsterdam Medisch Centrum (AMC) gebeld wordt door de bekende wetenschapper en ex-minister.

Koster is als microbioloog en dataspecialist al twee decennia in dienst van het wat tegenwoordig Amsterdam UMC heet. Hij heeft met zijn gecombineerde kennis van celbiologie en dataverwerking een unieke database ontwikkeld om in enorme hoeveelheden biologische gegevens verbanden te leggen. Duizenden onderzoekers wereldwijd gebruiken Kosters database om nieuwe manieren te vinden om kanker te bestrijden.

Koster heeft echt Plasterk aan de lijn, snapt hij al snel. Zijn ongeloof maakt plaats voor verbazing. Hij weet dat de prominente PvdA-politicus een paar maanden eerder is afgezwaaid als minister en dat Plasterk net als hijzelf microbioloog is. Maar hun paden hebben elkaar in de wetenschap nooit gekruist, laat staan persoonlijk. Toch is het geen vergissing dat Plasterk specifiek hém belt. De oud-minister, columnist en professor wil samenwerken met hem, met Jan Koster. Want het zijn precies de kennis en vaardigheden van Koster die Plasterk nodig heeft voor een gezamenlijk onderzoeksproject. Bovendien zijn ze straks collega’s: Plasterk krijgt opnieuw een leerstoel bij het Amsterdam UMC, waar hij ook al voor zijn politieke carrière hoogleraar was. Koster is meteen enthousiast.

Wat de wetenschapper niet weet en ook niet van Plasterk te horen krijgt, is dat hij niet alleen geïnteresseerd is in onderzoek. Hij werkt samen met een aantal biotech-ondernemers die rijk zijn geworden door wetenschappelijke kennis om te zetten in succesvolle bedrijven. Die weten dat de kennis, ervaring en vaardigheden van Koster niet alleen wetenschappelijk van onschatbare waarde zijn. Er zijn miljoenen mee te verdienen.

Koster houdt zich daar niet mee bezig. De programma’s die hij maakt zijn ‘open access’, vrij te gebruiken door iedereen. Hij wil dat de wetenschap en uiteindelijk kankerpatiënten er maximaal gebruik van kunnen maken. Database R2 is Kosters „kindje”. Het begon in 2005 als een Excelsheet, Koster bouwde het in twee decennia uit tot een database die wetenschappers wereldwijd gebruiken. Vaak tot diep in de nacht, als hij rustig kan werken, sleutelt Koster op zijn laptop aan de code. Binnen het Amsterdam UMC stelt geregeld iemand voor om licenties te verkopen voor R2. Koster verzet zich daar altijd tegen, met succes. Betalende gebruikers verwachten een gepolijst product. Dat levert maar gedoe op, ten koste van wetenschappelijk werk. Bovendien: geld interesseert hem niet.

Over zijn wetenschappelijke passie vertelt hij op zijn werkkamer in een gebouw op het terrein van het Amsterdam UMC dat een jaren terug als ‘tijdelijk’ werd neergezet, maar nog steeds de dagelijkse werkomgeving van hem en zijn team is. Het pand is slecht geïsoleerd, zichtbaar verouderd en eigenlijk te klein. Koster lijkt het niet te deren. Hij vertelt vol enthousiasme over zijn werk aan R2, nog voordat NRC hem vragen stelt over de samenwerking met Plasterk. „Het allerleukste vind ik een brij aan data krijgen, waar niemand wat mee kan. En dat je daar dan een weg doorheen probeert te banen die voor iemand anders ook behulpzaam is. Om een hypothese te kunnen opstellen – en om die dan te kunnen bevragen en daar misschien weer een stapje verder mee te komen.”

Dat is wat Koster al jaren deed en precies wat Plasterk nodig had. Het was ook precies waarom Koster alle medewerking verleende, zónder dat Plasterk over mogelijke grote commerciële belangen hoefde te beginnen. Het enthousiasme en de welwillendheid van Koster maakte het ook overbodig om de hele voorgeschiedenis van het telefoontje met hem te delen, of de namen en de achtergrond van de mensen met wie Plasterk nog meer samenwerkte. Al vele jaren.

Verzilveren

In 2007 was Plasterk minister van Onderwijs in het kabinet-Balkenende IV, na een succesvolle wetenschappelijke carrière als hoogleraar en directeur van een onderzoeksinstituut. Als minister bepleitte Plasterk dat wetenschappers makkelijker geld moesten kunnen verdienen aan uitvindingen. „Onderzoekers moeten net als in Amerika een percentage krijgen van de opbrengsten”, stelde hij in 2007 tijdens het congres ‘De kunst van het verzilveren’. De gedachte daarachter: academische kennis zal eerder zijn weg naar maatschappelijk nuttige toepasbaarheid vinden, in bijvoorbeeld nieuwe medicijnen of behandelmethoden, als de wetenschappers erachter weten dat ze er miljonair mee kunnen worden. „Natuurlijk werkt het motiverend als je wat verdient aan een octrooi”, aldus de toenmalig minister op dat congres.

Het pleidooi moest zowel de wetenschap als ondernemers en investeerders dienen. Het paste daarmee helemaal in het straatje van een aantal mensen met wie Plasterk al voor zijn ministerschap samenwerkte: een clubje wetenschappers dat kapitalen verdiende met de oprichting van biotechbedrijf Crucell dat in 2011 voor drie miljard euro verkocht werd.

Met een van deze Crucell-pioniers gaf Plasterk leiding aan een onderzoeksinstituut. Met Dinko Valerio, mede-oprichter van Crucell en sindsdien uitgegroeid tot een succesvolle investeerder in tal van biotechbedrijven, heeft Plasterk een nog langer verleden. Al in de jaren negentig werkte hij met hem samen als wetenschapper. En in 2017, als Plasterk de politiek verlaat, speelt diezelfde Valerio een belangrijke rol bij de start van het zakelijk succes van de oud-minister.

Valerio zorgt er in 2017 voor dat Plasterk als ‘chief scientific officer’ bij een bedrijf aan de slag kan dat gerund wordt door weer andere zakenpartners van Valerio uit zijn Crucell-verleden. Dat bedrijf, MyTomorrows, koppelt patiënten aan experimentele geneesmiddelen van farmaceuten. Naast zijn nieuwe baan bij MyTomorrows start Plasterk gesprekken met het AMC om weer aangesteld te worden als hoogleraar (het Amsterdams Medisch Centrum is inmiddels met het Vrije Universiteit Medisch Centrum gefuseerd tot het Amsterdam UMC).

Zijn commerciële nieuwe avontuur sluit inhoudelijk naadloos aan bij zijn wetenschappelijke ambities. In een interview met Intermediair vertelt Plasterk over zijn interesse in de ontwikkeling van kankervaccins op basis van dna uit de tumor dankzij „heel veel data”. Dat is methodologisch lastig, maar, denkt Plasterk: „je komt ver met de nieuwe wereld van bio-informatica. Hier kan iets heel moois uitkomen.”

Kankertumoren, dna en methodologisch onderzoek met databases – precies het gebied waarop Jan Koster bij het AMC al jaren internationaal uniek werk verricht.

Dat hoort Plasterk van weer een andere Crucell-zakenpartner van Dinko Valerio: Bob Löwenberg, hoogleraar bij het Erasmus MC in Rotterdam. Löwenberg heeft als lid van een visitatiecommissie het lab van Koster bezocht en beoordeeld, en kwam er zo achter dat Koster over bijzondere kwaliteiten én databases beschikt. Löwenberg tipt Plasterk dat hij Jan Koster maar eens moet bellen. Löwenberg zal een paar maanden later ook een van de medeoprichters zijn van het bedrijfje van Plasterk zijn. Net als Dinko Valerio.

„Dat wist ik allemaal niet, dat hoor ik nu voor het eerst”, zegt Koster in zijn werkkamer. Vanaf het moment dat het gesprek niet meer over zijn „kindje” R2 gaat maar over de samenwerking met Plasterk en het patent, heeft een deel van zijn enthousiasme plaatsgemaakt voor gereserveerdheid. „Daar ga ik niet inhoudelijk heel erg veel over uitweiden.” Vervolgens doet hij dat toch. Hij kijkt nog steeds met plezier en dankbaarheid terug op het wetenschappelijke deel van de samenwerking, maar niet op de afloop ervan. „Daarvoor ben ik later ook een soort van teruggefloten vanuit het AMC”, zegt hij. Later heeft hij het over „een heleboel gezeik met het AMC”, en „heel veel gezeur met tientallen gesprekken en heel veel meetings”, waarbij „soms dingen gezegd zijn waarvan ik dacht: dat is niet helemaal fair”.

Het probleem waar het om gaat, is een patent. Een patent dat direct voortkwam uit de samenwerking van Koster en Plasterk. Een patent dat de basis legde voor het bedrijf dat Plasterk samen met Löwenberg en Valerio oprichtte en dat een paar jaar later voor 32 miljoen euro verkocht werd. Hoe kan het dat Koster en het Amsterdam UMC niet van dat succes hebben meegeprofiteerd? Terwijl er al jaren een systeem bestaat om eventuele winsten op basis van uitvindingen eerlijk te verdelen tussen wetenschappers, de academische instelling en de betrokken ondernemers. Nota bene een systeem dat jaren eerder dankzij minister Plasterk vleugels kreeg. Maar dat nu door ondernemer Plasterk aan de kant wordt geschoven. Dat gaat als volgt.

Naïef

Koster en Plasterk werken sinds begin 2018 intensief samen. Het idee waarmee Plasterk naar Koster stapte wordt met behulp van tal van datasets en algoritmen die door Koster zijn ontwikkeld, tot een methode uitgewerkt. Met succes. Het duo analyseert hoe tumoren van verschillende patiënten vaak dezelfde mutaties delen. Ze komen tot een lijst met potentiële kankervaccins, de basis voor het wetenschappelijk artikel dat Koster en Plasterk later zullen publiceren. Dan oppert Plasterk bij Koster het idee om een octrooi aan te vragen en dat wellicht commercieel verder te gaan ontwikkelen.

Koster is niet geïnteresseerd in commerciële avonturen. Hij legt nu aan NRC uit waarom hij toentertijd bedankte voor meedoen met het patent of de onderneming: „Ik vind het superinteressant om dingen te ontdekken. En ik vind het heel leuk om een puzzel op te lossen. Maar als die opgelost is, dan wil ik weer een nieuwe puzzel hebben.” Terugkijkend noemt hij zichzelf „naïef”.

Anders dan Koster zijn universiteiten en UMC’s wel degelijk actief op zoek naar commerciële mogelijkheden. Daarvoor hebben ze interne bureaus die onderzoekers bijstaan bij kwesties rond intellectueel eigendom. Bij het Amsterdam UMC is dat Innovation Exchange Amsterdam, IXA. Daar had Koster kunnen aankloppen voor advies. Dan hadden juristen van IXA kunnen bepalen of Koster, of de universiteit, een rol zou moeten spelen in het octrooi. Voor Koster is dat kennis achteraf, hij was daar niet mee bezig toen Plasterk tegen hem over het patent vertelde: „Ik kan met de hand op mijn hart zeggen dat ik op het moment dat ik deze gesprekken heb gehad, daar niets van wist.”

Terwijl wetenschappers Plasterk en Koster samen doorwerken aan hun wetenschappelijke publicatie, begint ondernemer Plasterk solo aan zijn commerciële avontuur: op 26 juli 2018 dient hij een aanvraag in bij het Nederlands octrooiregister. Het patent gaat over de methode om gepersonaliseerde kankervaccins te prepareren (zie kader). Plasterk laat zich bij de aanvraag bijstaan door een octrooigemachtige: een juridisch specialist die zijn opdrachtgever helpt bij een zo goed mogelijk dichtgetimmerde octrooi-aanvraag. Plasterk doet de aanvraag uitsluitend op zijn eigen naam.

Wat hij níet doet, is het AMC benaderen. Hij houdt de patentaanvraag voor zichzelf en voor zijn mede-ondernemers Löwenberg en Valerio.

Koster en Plasterk zijn in oktober 2018 klaar met hun concept-artikel, dat uiteindelijk pas een half jaar later gepubliceerd zal worden. Precies in die tussenliggende periode legt Plasterk een nieuwe cruciale bouwsteen voor zijn toekomstige miljoenensucces. Het patent heeft hij al op eigen naam aangevraagd, nu voegt hij daar een bedrijf aan toe. Op 27 december 2018 richt hij Frame Therapeutics op (bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als Frame Pharmaceuticals). Dinko Valerio, Bob Löwenberg en René Beukema stappen in als investeerders en aandeelhouders. De eerste introduceerde hem bij MyTomorrows, de tweede introduceerde hem bij Jan Koster, de derde is een jurist die net als de andere twee ook rijk werd van het Crucell-avontuur. Op dezelfde dag richt Plasterk de Stichting Administratiekantoor Plasterk & Zonen op, waar hij aandelen kan onderbrengen. Het is een veelgebruikte boekhoudkundige methode die ervoor zorgt dat je veel minder belasting hoeft te betalen bij het overdragen van aandelen aan familie, wanneer het bedrijf meer waard is geworden.

Het Amsterdam UMC, waar Plasterk sinds september 2018 hoogleraar is en waar Koster al twintig jaar werkt, krijgt niets over de patentaanvraag te horen. Tot ze er alsnog achter komen, rond het verschijnen van het artikel van Koster en Plasterk in april 2019. Het artikel verwijst expliciet naar Plasterks patentaanvraag, waarbij het patent wordt omschreven als: „de methode” om een gepersonaliseerde kankertherapie te „ontwikkelen op basis van een database”. Ook staan in een naschrift de verschillende rollen beschreven die Koster en Plasterk gespeeld hebben. Zij interpreteerden samen de data en schreven samen het artikel. Plasterk deed de supervisie over het hele project. Koster „ontwikkelde de methode en deed de bio-informatica-analyse”.

Het patent ziet op de methode, die is ontwikkeld door Koster, aldus het wetenschappelijk artikel. Toch is Plasterk dan met zijn bedrijf al de enige eigenaar van het patent. Amsterdam UMC-wetenschapper Jan Koster en (voormalig en aanstaand) Amsterdam UMC-hoogleraar Ronald Plasterk ontwikkelden een gepatenteerde methode. Maar het Amsterdam UMC staat volledig buitenspel, en roept hierna niet Plasterk ter verantwoording voor het verzwijgen van de patentaanvraag, maar alleen Koster. Dat zijn het „gezeik” en de „heel veel meetings” waar hij het over heeft. Dat gezeik leidt ertoe dat er alsnog gesprekken komen met het bureau voor intellectueel eigendom IXA van het Amsterdam UMC.

Het eindresultaat is dat IXA alsnog contractpartner wordt van Frame, het bedrijf van Plasterk. Koster wordt, naast zijn werk voor het Amsterdam UMC, adviseur van Frame. Daarvoor krijgt zowel Koster als het Amsterdam UMC enkele duizenden euro’s betaald. „Een fiets heb ik ervan kunnen kopen”, zegt Koster als inschatting over het bedrag.

Het patent is geen onderdeel van het contract. Dat Plasterk met zijn bedrijf exclusief eigenaar is van het patent, is een voldongen feit. Koster krijgt en accepteert daarvoor schuld, ook nu nog: „Ik heb op mijn donder gekregen omdat het te laat was. Er was al iets in gang gezet, waarop ik had gezegd: voor mij hoeft het niet.” Dus, blikt Koster terug: „Het enige wat ik had kunnen hebben, en niet heb, is een rol op dat patent.” En dan had het AUMC er ook van kunnen profiteren, aldus Koster. „Dat heb ik verspeeld.”

„Zegt hij dat?”, reageert Plasterk op de uitspraken van Koster. „Dat is voor zijn rekening.”

De kous is een beetje af

Plasterk heeft aanvankelijk geen zin om met NRC te spreken over de wijze waarop hij het patent verkreeg. Er valt volgens hem niks te vertellen, laat hij aan de telefoon weten. Volgens hem is het heel simpel: „Ik ben de uitvinder.” Plasterk heeft samen met Koster een gepatenteerde methode uitgewerkt. Maar het idee, of de „inventive step” zoals hij het noemt, was van hem. En dus was er „geen aanleiding” om met IXA in gesprek te gaan voorafgaande aan de patentaanvraag.

Een week na het telefoontje met Plasterk volgt alsnog een afspraak waarin hij NRC uitgebreid te woord staat. Mede-ondernemer Löwenberg vergezelt hem.

Plasterk: „Ik heb oprecht niet alleen de intentie gehad het goed te doen, maar het feitelijk ook goed gedaan.”

Hij blijft erbij dat hij wel met Koster over het patent gesproken heeft voorafgaand aan de aanvraag, maar dat altijd duidelijk was dat hij en hij alleen de uitvinder en de rechthebbende was. Löwenberg, de zakenpartner die Plasterk adviseerde om Koster erbij te halen, voegt daaraan toe: „Ronald [Plasterk] heeft hem wel gevraagd en aangeboden ‘wil je niet meedoen in het bedrijf?’, maar daar was hij helemaal niet in geïnteresseerd.”

Van onderwijs of studenten begeleiden
is het nauwelijks gekomen bij professor Plasterk

Een dag na het eerste gesprek met Koster blijken geen vervolgafspraken meer mogelijk. Koster zegt niet meer te willen praten, maar ook niet meer te mógen van de afdeling communicatie: „Kennelijk had ik al niet eens met jullie mogen afspreken, voordat zij daar hun fiat op hadden gegeven”, legt Koster aan de telefoon uit. „De officiële lezing van de universiteit in deze is dat ik een samenwerking heb gehad en dat ik op persoonlijke titel het patent heb vrijgegeven. Daar zijn de universiteit en ik niet blij mee geweest, maar dat is wel de officiële lezing wat dat betreft. En daarmee is de kous een beetje af.”

Dat is de lijn die vervolgens door iedereen herhaald wordt. Met terugwerkende kracht zelfs, want dat Koster ooit op zijn donder heeft gehad wordt volgens een woordvoerder niet herkend. Het Amsterdam UMC stelt in schriftelijke antwoorden op vragen na het gesprek van Koster met NRC dat „zowel Koster, zijn leidinggevende, als de betrokken deskundige van IXA” inmiddels „bij herhaling en unaniem” hebben aangegeven „dat het patent terecht bij Plasterk ligt”. Volgens het Amsterdam UMC is het „conceptuele idee” van Plasterk en daarmee ligt het intellectueel eigendom van zowel het idee als de door Koster ontwikkelde methode bij Plasterk.

Die „leidinggevende” is toenmalig vakgroepleider en hoogleraar Rogier Versteeg. In de mail waarin hij een telefonische afspraak met NRC bevestigt, schrijft hij nog voordat hem een vraag is gesteld: „Ik heb echt weinig spectaculairs te melden. Alles is indertijd in hoofdlijnen correct verlopen.”

In het telefoongesprek gaat hij een stap verder. Eerst erkent hij nog dat „het handiger was geweest als we dat met z’n allen iets eerder officieel hadden kunnen afronden”. Maar hoe langer het gesprek duurt, hoe bozer hij wordt. Uiteindelijk noemt Versteeg de bijdrage van Koster aan het patent bij herhaling „niet aanwezig”. Hij vindt het onbegrijpelijk dat daaraan getwijfeld wordt, want hij was er immers bij en hij kan dat als leidinggevende hoogleraar daarom het best beoordelen. Dat houdt hij ook vol nadat hij erkent dat hij, net als de rest van de leiding van het AMC, pas achteraf van de patentaanvraag van Plasterk op de hoogte was. Op de vraag of hij het patent zelf ooit gelezen heeft, antwoord hij: „Nee, maar dat hoeft ook niet.” Ook zonder het gelezen te hebben weet hij het zeker: „De bijdrage van Koster aan het patent is nul.”

Volgens Plasterk heeft hij Koster daarom nooit aangeboden mee te doen met het patent. Maar hij erkent wel dat hij vóór de indiening van het patent met Koster de vraag besproken heeft aan wie het patent toekomt. „Ik heb het hem wel voorgelegd. Ik heb gezegd: wat is jouw opvatting hierover? Want je kunt daar natuurlijk altijd van denken: wat is precies de inventive step?”

Precies over die vraag worden bij veel patentkwesties ellenlange rechtszaken gevoerd: in welke verhouding moeten rechten verdeeld worden tussen degene(n) met een idee en degene(n) die het tot de gepatenteerde, toepasbare methode ontwikkelen? Juist daarvoor maken universiteiten gebruik van bureaus als IXA.

Plasterk vindt dat hij „niks te maken had” met IXA. „Ik heb een afspraak gemaakt met Koster van het AMC. Ik denk dat het correct is verlopen.” En, benadrukt hij over zijn eigen aanstelling als hoogleraar aan de universiteit, een maand na de patentaanvraag: „Ik was nog niet in dienst bij het AMC toen ik het patent aanvroeg.”

Illustratie Lynne Brouwer

Het stond toen wel al vast dát hij weer hoogleraar zou worden. Al in april 2018, dus drie maanden vóórdat hij het patent aanvroeg, nam de universiteit het formele bestuursbesluit om Plasterk per 1 september weer te benoemen. Dat gebeurt op basis van een nulurencontract. Een unieke constructie, bevestigt een woordvoerder van het Amsterdam UMC; er zijn geen andere nulurenhoogleraren in dienst.

Bij zijn aanstelling kondigde het Amsterdam UMC aan dat Plasterk onderwijs zou gaan geven en studenten begeleiden naast zijn research naar gepersonaliseerd kankeronderzoek. „Hij is met name geïnteresseerd in hoe de nieuw verworven enorme hoeveelheid dna-informatie ten behoeve van de geneeskunde kan worden aangewend”, schreef de universiteit destijds in een persbericht. Maar van onderwijs of studenten begeleiden is in de afgelopen vier jaar niet veel gekomen, bevestigt Plasterk nu. „Bijna niets. Zo af en toe een college, een stagestudent in het bedrijf, of deelname aan de oppositie bij een promotie.” In de praktijk deed Plasterk het bij zijn aanstelling aangekondigde onderzoek niet voor het Amsterdam UMC, maar ten behoeve van zijn eigen bedrijf, Frame. Maar dan wel als (aanstaand) hoogleraar, inclusief de daarbij behorende status en samen met een wetenschapper van het Amsterdam UMC.

Het ging van begin af aan om de titel, erkent Plasterk nu: „Toen ik de politiek uitging en bij een biotechbedrijf ging werken, was het eerste wat ik dacht: ik wil mijn hoogleraarschap weer terug. Maar omdat ik in het bedrijf zat, dacht ik: ik ga kijken of dat onbezoldigd kan, en dan wordt het bijna een formaliteit.”

Plasterk ontkent daarom dat hij het Amsterdam UMC heeft gepasseerd en legt de verdere verantwoordelijkheid volledig bij Koster: „Hij was degene van de universiteit met wie ik samenwerkte.”

‘Zet het systeem onder druk’

Uiteindelijk staan de universiteit en Koster buitenspel bij een mogelijk toekomstig zakelijk succes. Een eventuele miljoenenwinst zal volledig toekomen aan Plasterk en zijn zakenpartners.

Anders dan het Amsterdam UMC ziet de baas van Plasterk bij MyTomorrows wel degelijk mogelijkheden om mee te profiteren. Plasterk werkte immers aan zijn patent en bereidde een bedrijfsoprichting voor, terwijl hij bij MyTomorrows in dienst was. Die baas is Ronald Brus, naast Valerio en Löwenberg nog een van de mensen achter het Crucell-succes. Brus sluit, anders dan de universiteit of Koster, wél een deal met Plasterk om mee te delen in een toekomstige zilvervloot. Brus’ bedrijf krijgt, ter compensatie van de tijd die Plasterk aan zijn eigen bedrijf heeft besteed, in de startbalans aandelen ter waarde van 50.000 euro, zegt Plasterk. Het is een aandelenpakket dat bij de verkoop van Frame in 2022 een veelvoud waard is.

Plasterk legt in een interview met managersblad M&A uit dat hij blij is dat hij academische instellingen buiten zijn bedrijf heeft weten te houden: „Voor de starter is het heel verleidelijk om een startsubsidie van de academische partij te ontvangen, maar als dat leidt tot het verwateren van aandelen of andere voorwaarden, dan kan dat later ballast zijn. Ik ben achteraf blij dat ik aanbiedingen in die richting heb kunnen afhouden, maar toegegeven: dat kan alleen als je andere investeerders kan vinden.”

Ook mede-eigenaar Valerio vindt dat universiteitsdeelname een rem kan zijn op de snelle ontwikkeling die een jong biotechbedrijf moet doormaken, vertelt hij in een podcast met prins Constantijn: „Academische centra hebben nu tech transfer offices. Maar het proces is nog steeds extreem sloom, ondraaglijk moeilijk en niet zo ondernemend als je zou willen. Ondernemers adviseer ik om te doen zoals ik. […] Zet het systeem onder druk.”

Met het patent in handen gaan Plasterk en zijn mede-ondernemers op zoek naar extra financiers. Plasterk huurt ‘strategic storyteller’ Giuseppe Marzio in, die een verhaallijn bedenkt voor het jonge bedrijf. De held van dat verhaal wordt Ronald Plasterk, legt Marzio uit. De presentaties aan investeerders zijn rond Plasterk gebouwd, die daarbij bijvoorbeeld tekeningen van kankervaccins uit zijn aantekeningenboekjes gebruikt. De samenwerking met Koster krijgt geen rol in de ontstaansmythe.

Ook in interviews schetst Plasterk het beeld van zichzelf als de founder die moest sappelen om zijn start-up van de grond te krijgen. „Ik heb mijn spaargeld bij elkaar geschraapt om de eerste 10.000 euro uit te geven aan de patentaanvraag en heb de hypotheek op ons huis wat verhoogd”, vertelt Plasterk aan het FD in 2019. „Daarna ben ik gaan praten met biotechpioniers als Dinko Valerio en Bob Löwenberg.”

Maar de volgorde was andersom. Zijn investeerders waren al ten tijde van de patentaanvraag betrokken: het was zelfs Bob Löwenberg die Plasterk tipte om eens met Koster te bellen.

Met een Europese subsidie van 70.000 euro laat Plasterk het octrooi doorlichten door een team van octrooiadvocaten. Die stellen vast dat Frame eigenaar is van de technologie en de vrijheid heeft om te opereren voor „volledige commerciële exploitatie” van „framevaccins”, de gepersonaliseerde kankertherapieën. En dus dat Frame een potentieel succesvolle en waardevolle start-up is met technologie die ‘duizenden kankerpatiënten’ kan helpen. De patentaanvraag van Plasterk is inmiddels uitgebouwd met meerdere patenten.

Ook vraagt Frame subsidie aan om de theorie van gepersonaliseerde kankertherapie in de praktijk toe te passen. Het gaat om ruim vier ton overheidssubsidie van de RvO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en om een half miljoen euro aan Europese subsidie via ‘Kansen voor West’. Voorwaarde voor die laatste subsidie is dat die mede moet worden aangevraagd door overheids- of kennisinstituten zoals universiteiten. Nu de „commerciële exploitatie” van het bedrijf van Plasterk inmiddels is veiliggesteld, blijkt een formeel partnerschap met een universiteit geen probleem meer. Op de subsidieaanvraag staan naast Frame twee universitair medische centra: het Amsterdam UMC en het UMC Groningen.

Patiënten in het verdomhoekje

Longarts Harry Groen tekent begin 2020 namens het UMC Groningen voor de subsidieaanvraag: „Mijn stip op de horizon was dat we een vaccin zouden ontwikkelen zodat longkankerpatiënten langer zouden leven.”

Mede met dat subsidiebedrag doen Frame en het UMC Groningen onderzoek naar gepersonaliseerde kankertherapieën voor longtumoren in een laboratoriumsetting. Het lijkt een succes, en dus gaat Groen ervan uit dat hij samen met het bedrijf van Plasterk verder kan gaan met de planning: de daadwerkelijke klinische behandeling van vijftien longkankerpatiënten. De aanvraag daarvoor moet aan strenge eisen voldoen.

De aanvraag wordt goedgekeurd in augustus 2021. Dat is niet alleen een medisch succes voor alle betrokkenen, maar ook een zakelijk succes voor Frame. Het is het bedrijf van Plasterk gelukt een mogelijk nieuwe kankerbehandeling te ontwikkelen, die op patiënten getest mag worden. Groen was blij voor zijn patiënten: „Als je longkanker hebt, weet je dat je niet lang meer leeft. Deze patiënten zitten sowieso in het verdomhoekje, omdat mensen denken dat ze door hun eigen schuld ziek zijn geworden.”

Ondanks het succes wordt de klinische trial op patiënten steeds uitgesteld. Tot frustratie en woede van Groen: „Natuurlijk kun je blijven treuzelen. Maar ik wilde gewoon kijken of het überhaupt zou werken.”

Op 27 mei 2022, krijgt Groen te horen dat de klinische trial definitief niet meer doorgaat, omdat er geen geld voor is. Elf dagen later leest Groen in de krant dat het bedrijf van Plasterk voor 32 miljoen is overgenomen. Groen: „Daar was ik erg teleurgesteld over. Je werkt samen aan een project. Ik wilde het afmaken. Maar voordat ik het wist was het over.”

„Dat was het besluit van het Duitse CureVac dat ons bedrijf heeft overgenomen. Ik heb aangedrongen om die trial wel door te laten gaan, die hadden we helemaal voorbereid. Daar was ik zelf ook gefrustreerd over”, zegt Plasterk nu. Uiteindelijk hield Groen aan gesubsidieerde samenwerking met het bedrijf van Plasterk alleen de toezegging over van een gezamenlijke wetenschappelijke publicatie. Die is inmiddels wel geschreven, maar nog niet gepubliceerd.

Plasterk, Valerio, Löwenberg, Brus, en andere aandeelhouders konden na de overname miljoenen verdelen. Koster hield aan de samenwerking niets over: „Uiteindelijk had het mij leuk geleken om daar een soort geldstroom uit te halen die ik vervolgens in mijn onderzoek had kunnen gebruiken.” Die geldstroom kwam er niet, Koster legde zich erbij neer.

Plasterk en zijn zakenpartners vierden de overname uitgebreid. Zonder Koster: „Ik ben niet uitgenodigd voor de borrel voor de overname, nee.”

Plasterk kan het zich niet meer herinneren. Zijn zakenpartner Löwenberg wel: „Niet”, zegt hij stellig. „Nee, hij is niet uitgenodigd. Koster heeft helemaal geen rol meer gespeeld in dit verhaal.”