Hoe je op de racefiets een hechte band met vrienden smeedt

Illustratie Merel Corduwener

Vriendschap Fietsen met vrienden gaat verder dan kilometers maken. Dat weet NRC-redacteur Dennis Boxhoorn dankzij fietsweekenden waarin de mannen elkaar nóg beter leren kennen, ook zonder fiets.

Ieder jaar ga ik met een groep van zo’n vijftien jonge en minder jonge mannen in september een weekend fietsen in het Zuid-Limburgse heuvelland. Hét fietsweekend. Zo heet ook de app-groep waarin iedereen vaak al maanden van tevoren de voorpret kwijt kan.

We logeren altijd op hetzelfde Landal-park in Vaals, niet ver van het Drielandenpunt, bij voorkeur in dezelfde twee huisjes, enigszins geïsoleerd van de vakantiewoningen voor families met jonge kinderen. Het wil nog wel eens laat en luidruchtig worden.

Een voor een druppelen we op vrijdagnamiddag binnen. Sommigen stoppen eerder met werken om de file voor te zijn en zodat er met een select groepje alvast een klein ritje gemaakt kan worden. Die ritjes zijn meestal kort en erg krachtig.

Als iedereen gearriveerd is, sommigen nog in pak en das, gaan we in één van de twee huisjes als vanzelf in een kring zitten. Iemand zet de muziek aan, en dan komt er bier op tafel, vast onderdeel van het fietsweekendritueel. Iedereen wordt gevraagd voor de groep een speciaalbier mee te nemen, en daar klassikaal een verhaal bij te vertellen. Het zet de toon voor de avond, maar vaak ook voor het hele weekend.

Het eerste jaar dat ik meeging, zes jaar geleden, was er vooral veel plaats voor joligheid, met de ene grap nog schuiner en platter dan de andere. Bijna iedereen kent elkaar al jaren, allemaal zijn we groot geworden op een atletiekbaan. Er zijn mannen bij die op nationale of zelfs wereldkampioenschappen stonden, maar ook mannen die nooit veel noemenswaardigs hebben gepresteerd. En dat maakt niet uit. Wat ons hier nu bindt is de fiets.

Die eerste keer ben ik nog enigszins schuchter. In groepen voel ik me niet op mijn comfortabelst, ik observeer eerst, wil weten met wie ik te maken heb en wat de dynamiek precies is, voor ik me meng in gesprekken en discussies. Mijn speciaalbier is er eentje uit Portugal, meegenomen van vakantie. Het verhaal dat ik vertel komt erop neer dat ik dankbaar ben om deel uit te mogen maken van zo’n groep fietsvrienden.

Met z’n allen verder en harder en hoger – zo creëer je herinneringen die een leven lang meegaan

De volgende dag kruipen we allemaal met een stevige kater op de fiets en trappen we uren en uren door de Limburgse heuvels. Op de fiets, nog voor de eerste koffiestop, raak ik aan de praat met een gozer die ik alleen kende van zijn indrukwekkende atletiekuitslagen; Nederlands kampioen verspringen en 400 meter hordenlopen. Een gigant. Maar ook iemand met een heel klein hartje, ontdek ik op de fiets. Hij vertelt honderduit, alsof we elkaar al jaren kennen, over zijn vader, die aan een progressieve hersenaandoening lijdt. Hij huilt, en we smeden voor we het weten op de fiets een hechte band. Even later strijden we tegen elkaar richting de top van de Vaalserberg, waar we steevast onze ritten eindigen met een half uurtje ‘koers’.

Een jaar later is de sfeer in de groep totaal anders. Drie van de vijftien mannen hebben de voorbije maanden hun vader verloren. Op vrijdagavond wordt er opnieuw gehuild, gelachen, geproost op het leven. We halen herinneringen op aan vaders, moeders, aan tijden dat we nog kleine kinderen waren. De dagen erna fietsen we tweehonderd kilometer door de regen. Om ’s avonds opnieuw te huilen, te lachen en te proosten.

De eerste twee uur van de ritten door Zuid-Limburg rijden we meestal in een groep. Daarna wordt het niveauverschil duidelijk. Er is een groepje mindere goden dat met een klein ommetje terug naar het huisje fietst, een andere groep gaat nog een stuk door. Dan gaat het tempo omhoog, en hijgen we in elkaars wiel. Sprinten we bij opdoemende plaatsnaambordjes. Kermen we van de pijn maar genieten we van elkaar.

Met de twee sterksten ben ik na het eerste fietsweekend twee keer in de zomer naar de Alpen gereisd, voor wat we een week ‘roofbouw’ noemen; dat is elke dag fietsen tot we niet meer kunnen, om dan kapot maar diep voldaan een koud blikje bier open te trekken. Op die reizen ben ik, de minste van de drie, over grenzen gegaan die ik nooit dacht te kunnen slechten. Op vlakke wegen kan ik ze makkelijk bijhouden, maar ze zijn kilo’s lichter dan ik, dus zodra de weg omhoogloopt, moet ik ze laten gaan. Gelukkig weet ik dat ze omkeren zodra ze boven zijn, om de laatste paar kilometer met me mee naar boven te fietsen, terwijl ze me aanmoedigen. Het is zelfs al eens voorgekomen dat ze op de top een cola en een Snickers kochten en me die voorhielden, zodat ik wist welke beloning er voor me in het verschiet lag.

De fiets werd voor mij een metafoor voor vriendschap, natuurschoon, veerkracht en vastberadenheid

Ik ben met en voor hen door muren gegaan, heb uren en uren tegen mezelf gevochten, terwijl ik eigenlijk al lang op had willen geven. Om daarna een euforie met elkaar te delen die nauwelijks te omschrijven is. Een diepe tevredenheid zodra het voorbij is. Vaak daalt er dan een alles dempende stilte over me neer.

Als je met z’n allen verder en harder en hoger gaat dan je ooit had verwacht te kunnen, creëer je herinneringen die een leven lang meegaan. Je verlegt samen grenzen, terwijl je door de elementen ploetert. Overgeleverd aan de natuur en aangewezen op elkaar. Aan de rit die we in augustus 2021 maakten richting de Col de l’Iseran refereren we nog steeds. Daar smeedden we in elkaars wiel, kotsend van de hitte en op de top bevend van de kou, banden voor altijd.

Zo werd de fiets voor mij een metafoor voor vriendschap, natuurschoon, veerkracht en vastberadenheid. En dat alles kwam samen, twee maanden geleden, tijdens een kille, natte editie van de voorjaarsklassieker Luik-Bastenaken-Luik, een toertocht van 260 kilometer met bijna vijfduizend hoogtemeters, waar ik niet voor had getraind, omdat ik daar geen tijd voor vrijmaakte.

Vooraf vroeg ik een professionele ultraloper om tips waarmee ik mezelf kon dwingen niet op te geven, ook als de fysieke pijn te erg leek. Hij zei: formuleer eens waarom je dit doet, zodat je een antwoord paraat hebt op de momenten dat je af wil stappen. Ik sprak dat antwoord daags voor de start uit tegenover een van mijn twee beste wielervrienden, met wie ik de klassieker zou gaan rijden; ik doe dit dankzij en voor onze vriendschap. De finish haalde ik, al weet ik nog altijd niet hoe. De laatste vijf kilometer van die dag zat ik veilig verscholen, in het wiel van mijn fietsvrienden. En nu kan ik niet wachten op het volgende fietsweekend.