Hoe is het om een bij te zijn?

Mensen zullen nooit kunnen ervaren hoe het is om het leven van een bij te leiden. Maar dát het als iets voelt om een bij te zijn, wordt volgens onderzoekers steeds duidelijker. „Tijd om ons anders tegen ze te gedragen.” Door
achtergrond

Als Mieke Hamel (82) het deksel van één van haar bijenkasten haalt, blijft de kolonie rustig doorscharrelen, zoemen, uitvliegen – op één bij na. Die komt een kijkje nemen. Ze kruipt bovenop de kast, staat ineens stil.

„Zo, die staat zich uit te sloven”, zegt Hamel in haar grote Arnhemse tuin. Het is zonnig, haar bijen komen aan de lopende band binnenvliegen met poederige pootjes van het stuifmeel. De uitslover vouwt haar vleugels naar achter, strekt haar achterpoten en zwaait met haar opgeheven achterlijf, om de indringers te laten weten dat ze ze in de gaten heeft.

Maar ís dat zo? Heeft ze ons in de gaten? Hoe beleeft deze bij met haar dreigende pose de situatie? En wat betekent het eigenlijk om te zeggen dat een bij een situatie ‘beleeft’?

We zullen nooit direct toegang hebben tot de belevingswereld van een bij. „We zullen nooit kunnen ervaren wat het is om CO2 te ruiken en de polarisering van het zonlicht te zien, bijvoorbeeld, zoals bijen dat kunnen”, zegt Lars Chittka, een Duitse hoogleraar biologie aan de Queen Mary University of London. Hij onderzoekt bijen al ruim dertig jaar en publiceerde vorig jaar het boek Het bewustzijn van de bij (The mind of a bee, 2022). „Maar dát het als iets voelt om een bij te zijn, dat blijkt wél steeds duidelijker”, zegt hij tijdens een digitaal gesprek. „Dertig jaar geleden had ik dat zelf een gek hippie-idee gevonden, maar ik denk dat we er niet meer omheen kunnen.”

Met de suggestie van een belevingswereld bij bijen, plaatst Chittka deze insecten in een groeiende rij van uiteenlopende diersoorten, van octopussen tot kraaien tot olifanten. Ook over die dieren zijn de laatste jaren volgens diverse wetenschappers groeiende aanwijzingen voor emotionele staten en bewustzijn. Maar kan dat ook opgaan voor bijen?

Dat is een vraag waar filosofen en biologen zich al eeuwen over buigen. Het recente denken over de belevingswereld van dieren is onder meer sterk beïnvloed door een beroemd essay van de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel, What Is It Like to Be a Bat? (1974). Nagel neemt daarin aan dat vleermuizen bewustzijn hebben, omdat het „als iets voelt” om een vleermuis te zijn. Hóé dat dan voelt is voor een mens onmogelijk na te voelen, omdat echolocatie nou eenmaal niet ons belangrijkste zintuig is. Maar dát het als iets voelt, is wel hoogstwaarschijnlijk als je hun reacties ziet op de omgeving en hun gedrag bekijkt.

Zo is het waarschijnlijk ook met bijen, wil Chittka maar zeggen. Die leven ook in hun eigen, unieke zintuiglijke bubbel, waardoor wij hun ervaring nooit kunnen navoelen. Maar hij is er na decennia onderzoek wel van overtuigd, zijn boektitel zegt het al, dat bijen bewustzijn hebben. Daarmee bedoelt hij: íéts van individuele intelligentie en gevoelens, die los kunnen staan van de intelligentie en reacties van de kolonie.

Bijen en hommels kunnen zelfs herinneringen hebben en in beperkte mate abstract nadenken, zo interpreteert hij de resultaten van zijn eigen onderzoek.

Bij één experiment van Chittka’s onderzoeksgroep moesten bijen bijvoorbeeld onderscheid maken tussen kubusjes en balletjes waarop wel of geen suikerwater zat. Bij daglicht zagen de insecten vrij snel het verschil. Maar ook nadat de onderzoekers het licht uit hadden gedaan, konden de bijen nog onderscheid maken tussen balletjes en kubusjes – maar dan op basis van hun tastzin in plaats van op zicht. „Ze kunnen dus iets wat ze met één zintuig leren, met het andere zintuig oproepen”, zegt Chittka. „Ze kunnen een situatie matchen met een mentaal model.”

In hoeverre mag je dierengedrag in menselijke termen beschrijven?

In ander onderzoek bleek dat hommels behoorlijk ingewikkelde puzzeldoosjes kunnen leren openmaken én de methode vervolgens voordoen aan soortgenoten. Ze kunnen zich ‘pessimistisch’ of ‘optimistisch’ gedragen, volgens Chittka. En ze lijken soms in onderzoekssetting met (heel kleine) balletjes te ‘spelen’, ogenschijnlijk zonder verder nut behalve het spelen zelf. Chittka en zijn groep publiceren hun resultaten regelmatig in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften zoals Science.

Discussie onder biologen

Het is een lange, en nog niet beslechte discussie onder biologen en filosofen: in hoeverre mag je geobserveerd dierengedrag in menselijke termen beschrijven? In termen van gedachten, gevoelens, bewustzijn, spelen, pessimisme – in plaats van ze te interpreteren als automatische reflexen en instincten die gewoon het doel overleving dienen?

Antropomorfiseert Chittka niet te sterk? „Maar ik zeg niet dat een bij op een mens lijkt”, zegt hij. „Ik stel de vraag: hoe is het om een bij te zijn?”

Schrijver en gedragsbioloog Tijs Goldschmidt ziet het stellen van dit soort vragen door serieuze wetenschappers als Chittka als onderdeel van een bredere verschuiving in het denken: „Nog maar 70 jaar geleden werden dieren vooral gezien als levende automaten zonder bewustzijn of gedifferentieerd gevoelsleven.”

Voorheen bepaalden gedragsbiologen op grond van langdurige observatie van tientallen of meer individuen welk gedrag de soort typeerde. Tegenwoordig is er meer aandacht voor individuele verschillen, zegt Goldschmidt: „Individuen van allerlei soorten blijken persoonlijkheden te zijn, met specifieke eigenaardigheden, vaardigheden. Van klapeksters en mangoesten tot olifanten en chimpansees.”

Dat is in de loop van Goldschmidts carrière verschoven, sinds de jaren 70-80: „Wij mochten een bij, baars, kokmeeuw, en zelfs chimpansee absoluut niet blij of verdrietig noemen.” Door dat taboe op antropomorfiseren zijn veel dieren lang onderschat, ook door hemzelf, denkt Goldschmidt.

Foto Getty Images

Maar geldt dat zelfs voor dieren die zo ver van ons afstaan als insecten? „Het gevaar van doorslaan ligt wel op de loer”, waarschuwt hij. „Per geval moet je goed kijken of menselijke termen wel van toepassing zijn, en of je niet dieren onterecht gaat zitten psychologiseren.”

Lars Chittka benadrukt dat hij niet denkt dat een bij diepzinnig kan reflecteren op zijn eigen levensloop of op de emoties die hij heeft. Een bij zal zich niet druk maken over wat een andere bij van hem vindt. Maar hij denkt op basis van zijn onderzoek wel dat bijen een onderscheid ervaren tussen zichzelf en andere bijen. Ook dat ze iets van gevoelens ervaren, en dat ze plannen maken voor de (zeer nabije) toekomst, over naar welke specifieke bloem ze vliegen bijvoorbeeld. En ja, die elementen samen kun je bewustzijn noemen, denkt hij. „In elk geval is het niet volledig donker in het brein van de bij.”

Koos Biesmeijer, wetenschappelijk directeur van Naturalis Biodiversity Center, deed ook jarenlang onderzoek naar sociaal gedrag bij bijen. „Het is de vraag of je ooit emoties en bewustzijn bij dieren kunt objectiveren”, zegt hij. „Maar met zijn creatieve experimenten, komt Chittka wél steeds een stapje dichterbij. Op zijn minst toont hij bij bijen gedrag aan dat er zo úítziet als bewust gedrag.”

Bij zijn eigen experimenten met bijen in Costa Rica observeerde Biesmeijer ook individuele ‘stemmingen’ bij bijen. Als ze lekker veel voedsel hadden gevonden waren ze ontspannen. „Terwijl ze als het tegenzat echt gefrustreerd konden worden. Dan gingen ze soms in het wilde weg in dingen zitten bijten bijvoorbeeld. Bij honden zouden we dat ‘overspronggedrag’ noemen.” Dat zou volgens Biesmeijer kunnen duiden op íéts van een emotionele beleving bij het dier zelf, al waakt ook hij voor al te menselijke termen.

Slim en relateerbaar gedrag

Wat denken de mensen die zelf dagelijks met bijen te maken hebben over de suggestie van een innerlijk bijenleven? Het verbaast ze eigenlijk weinig. Imker Mieke Hamel (82) en haar man Leen van ’t Leven (85), die ook is aangeschoven in de zonnige tuin, houden al vrijwel hun hele leven bijen – opgeteld bijna 120 jaar imkerservaring. Leen verloor zijn eerste bijenvolk bij de Watersnoodramp, in 1953.

Bijen hebben altijd iets bij ze losgemaakt, zeggen ze, juist omdát deze insecten zulk slim en relateerbaar gedrag vertonen. „De één komt zich wel uitsloven als je de kast opent en de ander niet”, zegt Hamel. „En er zijn ook duidelijk dommere en slimmere bijen”, zegt Van ’t Leven. Sommige reageren snel („adequaat”), andere sloom („dom”).

Ook kunnen verschillende bijenvolken een geheel andere uitstraling hebben. „Sommige kolonies zijn heel poetserig, of heel relaxed, of juist heel snel geërgerd.” Het is voor Hamel en Van ’t Leven geen vraag of bijen iets ervaren: „Natuurlijk doen ze dat.”

De één komt zich wel uitsloven als je de kast opent en de ander niet

Ook Astrid Schoots (68), die al zo’n dertig jaar imkert, ziet op allerlei manieren intelligentie en stemmingen bij haar bijenvolken, vertelt ze aan de telefoon. Al vraagt zij zich wel af hoe je nou onderscheid maakt tussen bewustzijn bij de kolonie en bij de losse bij: „Op het niveau van het bijenvolk is het volstrekt duidelijk dat ze stemmingen hebben”, zegt zij. „Als je ze met rust laat zijn ze zachtaardiger, als je ze ruw verstoort kunnen ze gaan steken.” Bijenvolken kunnen ook chagrijnig worden als ze weinig te eten hebben, bijvoorbeeld. Soms valt het haar op dat één specifieke bij ander, nieuwsgieriger gedrag vertoont dan de anderen bijvoorbeeld. „Maar veel gedrag dient uiteindelijk de hele kolonie. Een bijenvolk is een geheel: één superorganisme dat reageert op zijn omgeving.”

Het is voor imkers dus soms wel lastig om een onderscheid te maken tussen individuele bijenbeleving en de hive mind van de kolonie.

Voorzichtiger met bijen omgaan

Wat bijen en hommels precies ervaren, zullen we nooit weten. Maar het groeiende idee dát ze iets ervaren, en de resultaten van Chittka’s onderzoek werpen wel de vraag op: zouden we ook om ethische redenen wat voorzichtiger met bijen moeten omgaan? Dus niet alleen omdat we bijen nodig hebben voor de bestuiving van planten, maar ook omdat ze er zelf wat van merken?

Het gaat, op zijn zachtst gezegd, niet goed met de bij. In mei wees onderzoek van de Wageningen University & Research uit dat minstens 25 procent van de Nederlandse bijenvolken afgelopen winter niet had overleefd, de hoogste sterfte sinds 2010.

Dat is een drama voor ecosystemen en problematisch voor menselijke voedselproductie, maar het is dus mogelijk óók erg voor de bijen zelf. Want wat ervaren die, als hun kolonie afsterft?

„Het is de hoogste tijd om ons anders tegen bijen te gaan gedragen”, zegt Chittka. Hij hoopt dat zijn werk bijdraagt aan een andere houding ten opzichte van deze insecten en benadrukt dat je ook zélf iets kunt doen – als je een tuin of balkon hebt. „Bijen zijn wat dat betreft heel anders dan Siberische tijgers. Als het met tijgers slecht gaat, kun je daar waarschijnlijk zelf niet zoveel aan doen.”

Hij somt een rijtje tips op: geen gif of bestrijdingsmiddelen gebruiken, inheemse soorten bloemen en planten neerzetten, je gras niet te vaak maaien en veel wilde bloemen laten groeien. Maar voor Chittka de belangrijkste boodschap over bijen: mensen kunnen nog veel nieuwsgieriger naar deze dieren leren kijken.