Sinds de opkomst van het populisme begin deze eeuw dringt zich om de haverklap wel ergens de vergelijking met de jaren dertig op. Things fall apart, the centre does not hold: wordt onze democratie langzaam maar zeker van binnenuit uitgehold? Is de geschiedenis bezig zich te herhalen zonder dat we het onder ogen willen zien?
Meteen volgt dan de discussie over of die vergelijking wel kan. Mag je de opkomst van fascisme en nazisme vergelijken met hedendaagse volksmennende autocraten die de principes van de rechtstaat openlijk in twijfel trekken, die bevangen zijn van haat tegen de bestuurlijke elites en zich in alles beroepen op de ‘volkswil’?
Vrijwel altijd slaan zulke vergelijkingen dood, omdat de verschillen meer in het oog springen dan de overeenkomsten. En omdat de aanklager vrijwel meteen in de beklaagdenbank wordt gezet: schandalig om die-en-die politicus op één lijn met Hitler te plaatsen! Daardoor raken, paradoxaal genoeg, juist de overeenkomsten uit zicht. Want er zijn parallellen met de jaren dertig aan te wijzen, zonder in een gemakzuchtige één-op-éénvergelijking te vervallen.
Dat is ook de overtuiging van de Amerikaanse historicus Timothy W. Ryback, die al verschillende studies over Hitler op zijn naam heeft staan, zoals Hitlers privébibliotheek (2009) en Hitlers eerste slachtoffers (2015). In het nawoord bij zijn nieuwste boek Takeover. Hitler’s Final Rise to Power citeert hij zijn leermeester, Harvard-professor Richard Hunt, die in een gesprek vlak voor zijn dood zijn zorg uitsprak over de politieke fragmentatie en polarisatie in de Verenigde Staten. ‘Hij vroeg zich af of het Duitsland tijdens de Weimar-republiek als een waarschuwing kon dienen, hoewel hij meteen ook waarschuwde voor valse parallellen en tendentieuze conclusies. Hij beriep zich op een oud gezegde: de geschiedenis herhaalt zich nooit, maar gebeurtenissen in verleden en heden kunnen met elkaar rijmen. Dit voorbehoud in acht nemend, heb ik de feiten voor zichzelf laten spreken.’
Lees ook
deze recensie
Dat heeft de historicus inderdaad gedaan: Takeover is een nauwgezette reconstructie, gebaseerd op een ontzagwekkende hoeveelheid contemporaine bronnen, van de maanden waarin Adolf Hitler zich in 1932 en 1933 met horten en stoten naar het centrum van de macht bewoog.
Geduid wordt er weinig door Ryback, laat staan dat hij parallellen met het heden trekt – zijn boek is een kroniek van een aangekondigde catastrofe. Hij begint met de gigantische overwinning van Hitler en zijn NSDAP bij de Rijksdag-verkiezingen van 31 juli 1932, waar de partij ruim 37 procent van de stemmen haalde. Dat was een ongekend succes, de nationaalsocialisten waren met afstand de grootste, maar hadden geen absolute meerderheid. Het politieke establishment kon niet langer om Hitler heen, maar Hitler kon, zolang hij de regels van de democratie accepteerde, ook niet om de andere partijen heen.
Psychopaat
‘Wat moet ik met die psychopaat?’ had de meest invloedrijke politicus van dat moment, minister van Defensie Kurt von Schleicher, eerder uitgeroepen, toen Hitler een ontmoeting met hem had voorgesteld. Maar een week na de verkiezingen van juli 1932 was het Von Schleicher die toenadering zocht. Even zag het ernaar uit dat Hitler de nieuwe rijkskanselier zou worden, maar tijdens zijn daaropvolgende, korte ontmoeting met president Von Hindenburg, de hoogbejaarde autocraat die een almaar meer verdeeld en gewelddadig Duitsland nog enigszins bij elkaar hield, kreeg hij het lid op de neus. Hitlers Alles oder nichts-Strategie, zijn weigering om tot een coalitie met andere partijen toe te treden, werd door Hindenburg genadeloos afgestraft. Tegenover God, zijn geweten en het vaderland, zei hij, kon hij onmogelijk alle regeringsmacht in handen van één enkele partij leggen, vooral niet een die andere partijen zo vijandig gezind was. Binnen twintig minuten stond Hitler weer buiten.
Die afdroging sterkte Hitler alleen maar in zijn overtuiging dat zijn tijd nog moest komen. Die stugge volharding spreekt boekdelen, want in de maanden die volgden kreeg hij flink wat politieke nederlagen te verstouwen. De overwinning van juli 1932 bleek ook meteen het hoogtepunt. In het laatste jaar van de Weimar-republiek moesten de burgers meerdere keren naar de stembus; nu verloren de nationaalsocialisten, en niet zuinig ook. Dat bracht heel wat beschouwers tot de conclusie dat Hitler over zijn hoogtepunt heen was, dat de Duitsers waren uitgekeken op zijn agressie en bombast, godzijdank. Het is opvallend hoeveel gezaghebbende media Hitler volledig afschreven, enkele maanden voordat hij aan de macht kwam.
Binnen zijn eigen partij groeiden intussen twee facties, een ‘gematigde’, waarin Hitlers medestander van het eerste uur Gregor Strasser de belangrijkste figuur was. Die wilde macht verkrijgen in samenwerking met andere partijen. Daartegenover stond een groep radicale Hitler-getrouwen – waaronder Goebbels, Göring en Röhm – die de totale machtsovername, goedschiks of kwaadschiks, voorstonden. Op een gegeven moment stapte Strasser, die veel aanzien genoot en als pragmatischer gold dan Hitler, uit onvrede met Hitlers onbuigzaamheid uit de partij, door enkele anderen gevolgd. De ineenstorting van de partij was niet ondenkbaar; tegenover vriendin Leni Riefenstahl dreigde Hitler met zelfmoord, het was niet de eerste keer. Bovendien was de partij door alle opeenvolgende verkiezingscampagnes bijna bankroet. Geldschieters haakten af en richtten zich op Hitlers rivalen. Eind 1932 noteerde Jozef Goebbels in zijn dagboek dat het een jaar van louter rampspoed was geweest.
Hoe Hitler erin slaagde om, ondanks zijn tegenstanders en ogenschijnlijke neergang, als het ware op het nippertje aan de macht te komen, is juist de afgelopen jaren vaak beschreven, zoals bijvoorbeeld in De populist (2018) van Benjamin Carter Hett en De grafdelvers (2018) van Rüdiger Barth en Hauke Friederichs en in de almaar groeiende stapel studies van de Weimar-republiek. Niet toevallig, want de grootste zorg in steeds meer landen is dat de democratie opnieuw niet weerbaar genoeg zal blijken wanneer het erop aankomt.
Iedere dag weer een wending
Zoals gezegd, Takeover concentreert zich op het politieke spel van dag tot dag. Dat heeft als voordeel dat de lezer het gevoel heeft er met zijn neus bovenop te staan, alsof je hedendaagse politiek aan het volgen bent, met vrijwel iedere dag weer een verrassende wending. Je ziet Hitler vooral als strategisch politicus en niet als een ideologische fanatiekeling, een ongrijpbare, afstandelijke man, die instinctief aanvoelde welke toon hij in verschillende situaties moest aanslaan. Maar Ryback laat ook zien dat hij vaak aarzelde en improviseerde, onzeker was over de te volgen koers.
Nadeel van zijn aanpak is dat Ryback regelmatig moet terugschakelen om uit te leggen om wie of wat het gaat, achtergrond te geven bij een persoon, organisatie of gebeurtenis, waardoor je af en toe door een overvloed van feiten de draad dreigt kwijt te raken. Niettemin weet hij in het algemeen de vaart er goed in te houden.
En juist zijn gedetailleerde, kroniek-achtige aanpak doet je ook beseffen hoe moeilijk het in die maanden zelf was om overzicht te houden. De democratie van Weimar was al veel eerder uitgehold, politiek geweld tussen nazi’s en communisten – en verwante facties – was aan de orde van de dag. De mannen die Hitler tegenover zich vond in zijn machtshonger, waren stokoud (Hindenburg), cynisch (Schleicher), mateloos ambitieus (de nationalistische politicus en mediamagnaat Alfred Hugenberg) of domweg opportunistisch (Papen). Zoals de nazi’s verdeeld waren over te volgen koers, zo worstelden de tegenstanders van Hitler met de vraag of hij te temmen zou zijn door hem toegang tot de macht te geven.
Naar buiten toe deed Hitler het steeds opnieuw voorkomen of hij de macht louter met democratische middelen wilde verwerven. Tegen The New York Times wond hij er niettemin geen doekjes om: wanneer hij eenmaal rijkskanselier was, zou hij de Weimar-republiek onbekommerd de nek omdraaien. Vooralsnog zou hij zich aan de spelregels houden, maar daarna zouden de nationaalsocialisten het Duitse volk een ‘vorm van organisatie en bestuur geven die ons het meest geschikt lijkt’.
Totale chaos
En altijd was er de nauwelijks verhulde chantage met een machtsovername door de stormtroepen die hij achter de hand hield, het onderhuids dreigen met de totale chaos. Hoewel er genoeg Duitse politici waren die inzagen dat samenwerking met de nationaalsocialisten regelrechte zelfmoord zou zijn, omdat ze wisten dat de beloften van Hitler niets voorstelden, lieten de hoofdrolspelers zich uiteindelijk zand in de ogen strooien, uit politiek opportunisme of domweg omdat men ideologisch al ongeveer op dezelfde lijn zat. Hitler was radicaal en onberekenbaar, maar toch ook een geestverwant.
Die welwillendheid van het conservatief-nationalistische establishment ten opzichte van het nazisme had een lange voorgeschiedenis. In Zijn strijd, een rijk geïllustreerd relaas van Hitlers maanden in de gevangenis van Landsberg na zijn mislukte putsch (1923), laat de Britse historicus Roger Moorhouse zien hoe schaamteloos politici en rechters op de hand van Hitler en zijn medeputschisten waren. Hoewel hij had geprobeerd een staatsgreep te plegen, waarbij drie Beierse politiemannen de dood vonden, kreeg hij in de rechtbank alle vrijheid om de rol van de gefnuikte redder des vaderlands te spelen. Hij kreeg een idioot milde straf: vijf jaar. Daarvan hoefde hij uiteindelijk nog geen jaar uit te zitten.
In de gevangenis, die eerder op een kostschool leek, werd hij met fluwelen handschoenen aangepakt; hij ontving aan de lopende band vrienden en geestverwanten. Intussen schreef hij samen met Rudolf Hess aan het manuscript van het eerste deel van Mein Kampf. De gevangenis, laat Moorhouse overtuigend zien, bleek een geriefelijke leerschool.
Hitler realiseerde zich tijdens die maanden dat zijn machtsgreep onbezonnen en infantiel was geweest. Later blikte hij honend terug op zijn vroegere ik: ‘Als ik er nu aan terugdenk, duizelt het me […] Als je nu een van onze groepen uit het jaar 1923 voorbij zag marcheren, zou je je afvragen: uit wat voor inrichting zijn die ontsnapt? […] Maar het lot was ons goed gezind. Het liet niet een actie slagen die, als ze was geslaagd, uiteindelijk onvermijdelijk was mislukt als gevolg van de innerlijke onrijpheid van de beweging en van haar ontoereikende organisatorische en intellectuele basis.’
Tien jaar na de putsch in München had die naïviteit plaatsgemaakt voor strategie en berekening. De onbesuisde couppleger Adolf Hitler was een volleerd politicus geworden, en daardoor oneindig veel gevaarlijker.
Correctie (30 mei 2024): In een eerdere versie van dit artikel werd de partij van Hitler SDAP genoemd. Dit moet zijn NSDAP en is aangepast.