Met een grote fles Parbo bier schuifelt Jules Lieveld (71) zaterdagmiddag door de rook van een drie meter lange barbecue vol tilapia’s. De dansvloer van tent La Spang staat vol. Op de rollende kaseko-muziek van de Surinaamse formatie Amantare danst iedereen met elkaar. Elk jaar komt Jules Lieveld vanuit Spijkenisse naar het Kwaku Summer Festival in de Bijlmer. Kwaku begon vijftig jaar geleden als een voetbaltoernooi. Hij voetbalde mee vanaf de eerste editie in 1975, met zijn Amsterdamse neven: „Wij waren de Lieveld Boys”.
Inmiddels komen er in de vier weekenden van het festival in totaal tussen de 120.000 en 150.000 bezoekers. Kwaku is dé plek waar Surinaams-Antiliaans Nederland elkaar ontmoet. Jules Lieveld kan geen twintig meter lopen of hij komt iemand tegen. Tussen de tientallen eetkraampjes met fladder (de maag van een koe in kruidige bouillon), vleesworst en schaafijs klinkt overal muziek. „Gezellig, gezellig, gezellig!” roept de MC bij tent Waterkant door de speaker die op maximaal volume staat. Het voetbal verdween langzaam uit het programma. Helemaal achterin het Nelson Mandelapark ligt nog een voetbalveldje waar de jeugd tot zestien jaar wedstrijden van vier tegen vier speelt.

Het voetbal was ooit het hart van het Kwaku Festival, maar is minder belangrijk geworden.
Foto Simon Lenskens
Allan Sedney (51) kwam als kleine jongen elk weekend naar Kwaku. Het is wel veranderd in die jaren, zegt hij: „Het is nu beter geregeld en je ziet ook ultra Hollandse gezinnen hier lekker eten en genieten, dat vind ik mooi.” Vandaag staat hij zijn zoon Yves (11) aan te moedigen bij het veldje. De Rotterdamse Yves verliest een schoen maar scoort alsnog twee keer. Zijn drie teamgenootjes uit Krommenie, Hoofddorp en Amsterdam kende hij nog niet. „We maken hier een team en dan worden we vrienden, zo gaat het elk jaar,” zegt Yves.
We maken hier een team en dan worden we vrienden, zo gaat het elk jaar
Pilaren als kleedkamers
„Om te begrijpen hoe Kwaku is ontstaan, moet je de geschiedenis van de Bijlmer begrijpen”, zegt mede-oprichter Roy Groenberg (72). In 1963 begon de gemeente met de bouw van de nieuwe, veelbelovende wijk Bijlmermeer. Tien jaar later stond een groot deel van de 18.000 woningen leeg, de witte middenklassegezinnen waar de wijk voor bedoeld was, bleven weg. In de aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 komen veel Surinamers naar Nederland en naar de Amsterdamse Bijlmer.
Onder hen Groenberg, die in 1973 naar Amsterdam kwam: „Er was helemaal niks te doen in de Bijlmer, we waren afgesloten van de rest van Amsterdam.” De beloofde metro was nog niet aangelegd, er waren geen supermarkten. Zo ontstonden avondwinkeltjes en kapperszaken vanuit kelderboxen.
Groenberg, die dan een opleiding tot sociaal-cultureel werker volgt, richt in 1975 Stichting jongerencentrum Kwakoe op. In de zomer trekken de meeste kinderen de stad uit, de Surinaamse kinderen gaan niet op vakantie. Samen met wijlen Dennis Rust organiseert hij voor de achterblijvers het eerste zesweekse voetbaltoernooi op het grasveld waar nu winkelcentrum de Amsterdamse Poort staat.

Een optreden op het festival in Amsterdam Zuidoost. <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens

Een terrasje op het Kwaku Festival <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens

Koks aan het werk op het festival <p>Foto Simon Lenskens</p>
Foto Simon Lenskens

Op tal van plekken wordt gedanst.
Foto Simon Lenskens
Guilly Koster (71) is dan twintig, woont in de Bijlmer en op zoek naar zijn plek in Nederland. In het centrum van Amsterdam wordt hij vaak geweigerd bij cafés. „Het was een tijd waarin mensen ‘Surinamers weg!’ op het asfalt kalkten,” zegt Koster. Op het voetbaltoernooi voelde hij zich thuis. „Na het voetballen spraken we met elkaar, hoe je uit de bak bleef, waar je werk kon vinden.” De pilaren van de Bijlmerdreef waren de kleedkamers, hoopjes kleren waren de doelpalen. Tantes verkochten geschilde sinaasappels op ijs en roti vanuit kofferbakken.
Er kwam iemand met een gitaar en toen iemand met een ghettoblaster. Binnen een paar jaar groeide Kwaku uit tot een ontmoetingsplek voor migranten uit heel Nederland. „Het is een meesterstukje integratie”, aldus Koster.
Kwaku is nog steeds de basis voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland en daarbuiten
Een hek eromheen
Begin 2000 barst het grasveld in Amsterdam-Zuidoost uit zijn voegen. Het dan nog gratis toernooi trekt zo veel mensen dat de veiligheid niet meer te waarborgen is. Na een paar opstootjes en betalingsachterstanden trekt de gemeente in 2010 de stekker eruit. Via een openbare aanbesteding keert Kwaku in 2013 terug. „Er moest een hek omheen en entreegeld komen,” zegt huidige organisator Ivette Forster, die de aanbesteding destijds won. De twee euro vijftig entreegeld zet kwaad bloed bij veel vaste Kwaku-gangers. „Het begin was even moeilijk, maar toen mensen doorhadden dat er nu toiletten en loopplanken waren, bleek het allemaal wel mee te vallen”, aldus Forster.
Festivalbezoekers Allan en Yves Sedney, Nikia Saunders en Jules Lieveld en organisator Ivette Forster
Foto’s Simon Lenkens
Inmiddels kost een kaartje vijftien euro per dag, en dat is eigenlijk nog te weinig om het hele terrein een maand lang draaiende te houden, zegt Forster. Op vrijdagen zijn er sinds 2017 concerten met grote namen als Earth, Wind and Fire en Frenna, die ander publiek trekken en de rest van het festival bedruipen. „De aard van Kwaku is niet veranderd”, zegt Ivette Forster. „Het is nog steeds de basis voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland en daarbuiten.” Een tv-ploeg van de Surinaamse zender STVS loopt in rode t-shirts op het terrein rond. Zij zenden het feest in de Bijlmer de hele maand lang live uit in Suriname.
Met vier officiële podia, schone toiletten en talloze zelfverklaarde dansvloeren bij eettentjes doet Kwaku niet onder voor andere festivals. Dat de ticketprijzen meevallen beaamt Nikia Saunders (17) uit Arnhem. Ze treedt vandaag op bij Tha Block, het door jongeren geprogrammeerde podium. „Andere festivals zijn minstens zeventig euro, dat kan ik niet betalen.” Op de aanstekelijke beats van jong talent Kleine John en Chavanté danst Nikia met een groepje meiden uit Almere. „We hebben elkaar net ontmoet, dat gaat hier heel makkelijk.”
Lees ook
Festivalzomer 2025
