Hoe HEMA zijn totale uitstoot heeft weten te berekenen

Navulbare oogschaduw van Hema

Navulbare oogschaduw van Hema

Interview

Wilma Veldman | directeur inkoop HEMA Vanaf 2025 moeten bedrijven hun volledige CO2-uitstoot in kaart brengen, óók die van toeleveranciers en na verkoop. HEMA heeft die complexe som af en geeft een inkijkje.

Ze is meer van de producten dan van de grote getallen. Bij iemand die al bijna dertig jaar werkt in de inkoop, kan dat ook bijna niet anders. Want cijfers zijn soms zo ongrijpbaar, maar een product kun je verbeteren. Zo gaat een papieren ballon veel langer mee dan een traditionele, wat plastic bespaart. En door een ‘meegroeibroek’ heeft een baby minder vaak nieuwe kleren nodig.

Maar op deze winderige, grijze middag ontkomt Wilma Veldman, directeur inkoop bij winkelketen HEMA, niet aan de grote getallen. Ze vormen de aanleiding voor dit gesprek. Voor het exacte cijfer moet Veldman nog even in haar aantekeningenboekje kijken. „933 kiloton.” Dat is de hoeveelheid CO2-uitstoot die in 2019 aan HEMA was toe te schrijven.

Bijna anderhalf jaar geleden begon de Amsterdamse warenhuisketen (omzet 2022: 2 miljard euro) de zoektocht naar dit getal. Eerst was het zaak een partner te vinden die met de berekeningen kon helpen, daarna begon het rekenwerk zelf. HEMA koos voor 2019 omdat dit het laatste jaar voor corona was. „Daarna kregen we te maken met winkelsluitingen en zou het beeld niet meer representatief zijn geweest.”

Samen met de dataspecialisten van adviesbureau Metabolic bracht HEMA in zes maanden stap voor stap alle uitstoot in kaart. Zo dook het bedrijf in de uitstoot als gevolg van de elektriciteit die wordt gebruikt in winkels, maar ook in de vervuiling door het transport van goederen. En berekende het hoeveel uitstoot wordt veroorzaakt bij de fabrieken waar HEMA zijn spullen koopt, of door de boer die de koffiebonen teelt.

Zulke rekensommen houden vrijwel alle grote Europese bedrijven op dit moment bezig. Door nieuwe Europese wetgeving zijn ze vanaf 2025 verplicht te rapporteren welke impact hun activiteiten hebben op mens, milieu en klimaat. Onderdeel ervan is uitrekenen hoeveel uitstoot is toe te rekenen aan een bedrijf én zijn hele keten.

Het is een enorm karwei, helemaal in het geval van winkelketens. Want de washandjes, keukenmachines, bananen of kaarsenhouders die in hun schappen liggen, hebben er vaak al een lange reis op zitten. Ketens moeten uitrekenen hoeveel uitstoot is vrijgekomen bij de productie, maar ook nádat de consument ze heeft gekocht. En bij het verwerken, nadat ze overbodig zijn geworden.

HEMA heeft die rekensommen net afgerond en wilde een inkijkje geven in wat daar allemaal bij komt kijken.

Wilma Veldman, directeur inkoop HEMA Foto Lex van Lieshout

Complexe som

Wie nu al rapporteert over uitstoot, beperkt zich veelal tot drie categorieën – scopes, in jargon. De eerste scope draait om uitstoot die direct is toe te schrijven aan een bedrijf, bijvoorbeeld door verbranding van benzine in bedrijfsauto’s. Scope 2 omvat alle uitstoot door de inkoop van energie, zoals elektriciteit of warmte. Scope 3 omvat al het andere – kort samengevat: de keten.

HEMA is in zijn nieuwe uitstootoverzicht een stuk gedetailleerder. Zo kan het bedrijf nu delen dat de voetafdruk van de gasverwarming in winkels 7,3 kiloton CO2 bedraagt, en dat de ingekochte elektriciteit gelijkstaat aan 40,9 kiloton. De cijfers laten ook zien dat de emissie door het transport van fabrieken in Azië naar de winkels veel geringer is dan vaak wordt aangenomen. Die is 17,1 kiloton, nog geen 2 procent van het totaal.

Verreweg de meeste vervuiling zit in de keten: 94 procent. Daarvan is het merendeel toe te schrijven aan twee handelingen. De meeste uitstoot komt voort uit de productie van het assortiment: telen, weven en verven van katoen, de productie van plastic voor vershoudbakjes, de veeteelt om een rookworst te kunnen maken. Dit is 71 procent van het totaal.

Romper van HemaFoto Hema

Een andere ‘grote vervuiler’ is het gebruik van producten na verkoop, goed voor 13,7 procent van de uitstoot. Het gaat dan bijvoorbeeld om de elektriciteit die een klant gebruikt nadat hij bij HEMA een waterkoker heeft aangeschaft. Gekochte kleding wordt regelmatig gewassen en gedroogd en ook de machines daarvoor draaien op elektriciteit. Om tot dit overzicht te komen, heeft HEMA zijn hele assortiment aan de data-experts overgelegd, zegt Veldman. „Inclusief de verkochte aantallen, en waar het vandaan komt.”

Toch is het niet zo dat zij vervolgens voor elk product een losse som hebben gemaakt. „We zijn een heel breed warenhuis. Ons assortiment bevat 30.000 verschillende artikelcodes. Dat zijn niet allemaal aparte producten, maar ook variaties in kleur of maat. Maar het is natuurlijk ondoenlijk om voor dezelfde romper in geel en groen een aparte berekening te maken.”

In plaats daarvan is het assortiment teruggebracht naar „groepen vergelijkbare producten”, aldus de directeur productontwikkeling. „Dus álle cacao, álle koffiebonen, álle sokken.” Vervolgens gebruikte Metabolic het Greenhouse Gas Protocol, een internationale rekenstandaard, om op al die groepen „normeringen” te plakken.

Voor de gebruikte elektriciteit is dat een redelijk overzichtelijke som: het totale verbruik in 2019 maal een „gemiddelde uitstoot per energie-eenheid”, die verschilt per manier van opwekken. Berekenen van de uitstoot bij het vervaardigen van de producten is aanmerkelijk complexer. Daar wordt onder meer rekening gehouden met het gewicht, de samenstelling van materialen, de productielocatie en het verpakkingsmateriaal. Maar bijvoorbeeld weer niet of katoen gebreid of geweven is, wat aanmerkelijk scheelt in het energiegebruik bij de productie.

De uitkomst van al dat rekenwerk is volgens HEMA dan ook een „inschatting”. Tot die conclusie komt ook DNV Business Assurance, een externe risico-adviseur die de sommen nog een keer controleerde. Volgens DNV geldt voor de getallen in scope 3 een „beperkte mate van zekerheid”. Voor HEMA is dat nauwkeurig genoeg, zegt Veldman. „Klopt het helemaal tot achter de komma per product? Waarschijnlijk niet, maar we hebben een richting.”

Grote veranderingen

Bij HEMA noemen ze dit het nulpunt. Want het getal over 2019 is geen doel op zich, eerder een middel om jaarlijks te controleren of getroffen maatregelen het gewenste effect hebben. De in 2021 aangetreden topvrouw Saskia Egas Reparaz wil van het warenhuis een koploper op het gebied van duurzaamheid maken. Daarbij hoort ook een doel: in 2030 moet de uitstoot van HEMA zijn gehalveerd – in lijn met een klimaatopwarming van maximaal 1,5 graad.

Om die doelstelling extra te laten toetsen, sluit HEMA zich aan bij het Science Based Targets-initiatief, een onafhankelijke scheidsrechter die klimaatambities van bedrijven toetst. Net als veel andere deelnemers is het warenhuis ambitieuzer bij het terugdringen van de eigen uitstoot dan van die in de keten, wat veel moeilijker is. Voor scope 1 en 2 mikt HEMA op een reductie van 75 procent, in scope 3 op 46,2. „Samen middelt dat tot 50 procent”, aldus Veldman.

De lat zo hoog leggen betekent dat HEMA het zich niet kan permitteren te treuzelen, stelt de inkoopdirecteur. „Natuurlijk zouden we alles helemaal exact kunnen berekenen. Maar dan was deze nulmeting pas na vijf jaar klaar, en had ik nog maar drie jaar om problemen aan te pakken.” HEMA voert dezelfde berekening vanaf nu elk jaar uit: 2023 wordt het eerst jaar waarmee vergelijking mogelijk is.

Ik kan wel een telefoonkabeltje gaan verduurzamen, maar daar wordt de wereld niet veel beter van

Wilma Veldman directeur inkoop HEMA

Lessen uit deze eerste meting vertaalt HEMA nu in concrete maatregelen. „Want ik kan wel een telefoonkabeltje gaan verduurzamen, maar daar wordt de wereld niet zoveel beter van”, meent Veldman. „Ik wil de grote dingen aanpakken, waarmee je de meeste impact maakt.” Als voorbeeld noemt ze katoen en papier, „materialen waar we als bedrijf veel in doen”.

Sinds 2019 is alle katoen in de winkels van HEMA gecertificeerd door het veel gevolgde Better Cotton Initiative. Nu wil het bedrijf een stap verder, over naar het duurzamere biologisch katoen. „Vanaf begin volgend jaar zijn alle babyproducten daar al van gemaakt.” Alle papier in het assortiment draagt al het FSC-keurmerk. „We willen dat nu vervangen door gerecycled FSC-papier.”

Hetzelfde doet HEMA ook bij de verpakkingen. In vier jaar tijd drong het bedrijf de hoeveelheid plastic verpakkingen met 23 procent terug. Veldman laat twee verjaardagskaarsjes zien: de oude in een plastic doosje, de nieuwe in karton. Het is een ogenschijnlijk kleine verandering, maar het scheelt meteen, aangezien ook de verpakking wordt meegerekend in de vervuiling door producten.

Herbruikbare keuzes

Om de uitstoot snel terug te dringen, is er volgens de meeste wetenschappers maar één oplossing. Verminderen. Dat betekent: minder verkopen. Maar voor een commercieel bedrijf is dat te „extreem”, vindt Veldman. „Spullen verkopen is ons bestaansrecht. Dus hoe wij dit oppakken is: spullen verkopen die langer meegaan. Waar je minder vaak nieuwe van koopt. Ook dat is minderen.”

Een romper die meegroeit met een baby is daarvan een voorbeeld. Ook ontwierp HEMA een afwasborstel waarvan de kop te vervangen is, waardoor de steel misschien wel jaren meegaat. En sinds vorig jaar verkoopt het bedrijf de navulbare make-updoos, zodat klanten één losse kleur kunnen vervangen en niet een volledig nieuw product hoeven te kopen.

Een andere aanpak is herbruikbare alternatieven bedenken voor producten die simpelweg geen lang leven hebben. Zo verkoopt HEMA naast maandverband en tampons sinds vorig jaar ook een menstruatiecup en menstruatieondergoed. Ook voor latex waterballonnen, die na een keer gooien stuk zijn, is een duurzamere optie: gekleurde sponzige balletjes.

De keuze voor zo’n duurzame variant laat het warenhuis niettemin aan de consument. Volgens Veldman zit geen klant te wachten op „Wilma met het vingertje” die komt vertellen dat ze „geen wegwerpwatjes meer mogen kopen”. Beter is volgens haar om allebei te doen. „Een herbruikbare optie verkopen, zoals watjes die je kan wassen, én de wegwerpwatjes verduurzamen.”

Het is aan HEMA om te zorgen dat de verantwoorde keuze net zo goed is als de conventionele, stelt de inkoopdirecteur. Liefst nog beter, zodat de klant uit zichzelf de keuze maakt. Want Veldman is ervan overtuigd dat het merendeel van de consumenten zich zorgen maakt om het lot van de planeet. „Wij moeten ze, op een luchtige manier, laten zien hoe het ook kan.”

Dat lukt nog lang niet altijd, beseft ze. Een „hele lastige” is volgens haar het product dat zo’n beetje synoniem staat voor haar bedrijf: de rookworst. Al sinds oktober 2020 verkoopt de keten ook een vegavariant, de ‘Ookworst’, maar de meeste klanten gaan gewoon nog voor de vleesversie. „Dan kun je zeggen: stop gewoon met die rookworst. Maar dan kun je je de reacties wel voorstellen. Wij zien het omgekeerd. Die Ookworst is nog niet lekker genoeg. Die moet súperlekker worden.”