Hoe gaat het nu met de mensen uit de rubriek Vrij?


Vrije tijd Sanneke van Hassel en Manouk van Egmond legden met fotografen Folkert Koelewijn en Peter de Krom wekelijks vast wat Nederlanders zoal doen om uit de sleur te breken. Bij het einde van de rubriek VRIJ en het verschijnen van een boek met 52 afleveringen zochten ze vier deelnemers opnieuw op. Hoe gaat het met hen, en met hun hobby?

Een poppenhuis is nooit af, zegt Monique Bezemer (61). Duizenden uren en euro’s heeft zij gestoken in haar vier verdiepingen tellende droomhuis, waarvoor ze alle miniaturen zelf vervaardigde, van de brocantestoelen tot de Rituals-flesjes die ze van rietjes maakte. Sinds het bezoek van NRC kwam er nog een bed bij, een extra kastje in de keuken en winterkost voor op de eettafel. Het gepriegel hielp haar om te vergeten dat ze zo’n last heeft van artrose.

Met de klachten gaat het een stuk beter sinds ze in april naar Spanje is verhuisd, zegt ze. „Ik ben vijftien kilo afgevallen omdat ik weer kan bewegen.” Ze woont met haar man in een huurhuisje, totdat ze de opknapper aan de kust kunnen kopen die ze op het oog hebben. Een droomhuis in het groot. Haar poppenhuis heeft ze tot haar verdriet in Nederland moeten laten omdat ze het nu nergens kwijt kan.

Op dit moment vermaakt ze zich met „de verbouwing” van een kleiner poppenhuisje. „Het wordt heel strak en wit.” Haar man heeft een 3D-printer aangeschaft zodat ze meubels en dergelijke kan printen. Daar gaat ze trouwens ook poppen mee maken die evenbeelden zijn van haar, haar man en haar dochter, zoals ze een paar jaar geleden in de rubriek had aangekondigd. Als het huis aan de kust helemaal af is, haalt ze haar grote poppenhuis naar Spanje en zet daar het geprinte gezin in. „Het wordt het pronkstuk van de woonkamer.” (MvE)

Fijn nieuws uit Vlaardingen: mede dankzij de structuur en zingeving die haar werk voor het voedselbos boden, is Anja van Krimpen (53) over zes weken uit de schuldsanering. Toen ze daar drie jaar geleden in terechtkwam, ging het niet goed met haar. Een vriend nam haar mee naar het voedselbos, waar ze ging helpen snoeien, paden onderhouden en rondleidingen geven. Algauw begon ze fruit, paddestoelen en bloemen te verwerken in chutneys en ragouts. „Ik zocht recepten op via internet en speurde in boeken over eten uit de natuur.”

Met het voedselbos gaat het ook goed. „We hebben dit najaar een topoogst achter de rug, met veel kweeperen. Er komen nu soms restaurants plukken, zoals De Rotonde uit Rotterdam.” Van Krimpen zelf noemt zich inmiddels ‘food forest product developer’. „Ik heb er echt mijn werk van gemaakt. Wildplukken is een hype en ik wil op markten proeverijen gaan doen. Wie weet nou bijvoorbeeld dat je de wortels van de lisdodde uit de sloot kan eten?”

Aan de ene kant hype, aan de andere kant bittere noodzaak: „Ik heb nu 60 euro per week voor eten.” De oogst van het voedselbos vormt een waardevolle aanvulling op haar menu. De energiecrisis en de inflatie baren Van Krimpen zorgen. „De huren zijn te hoog. Je ziet veel ellende.” Zelf zal ze niet van de honger omkomen, zegt ze. „In het voorjaar kun je prima een salade maken met planten uit de berm.” (SvH)

Als Maurice Eilander (48) nu op de foto zou gaan, zou hij een ander uniform aan hebben. De eigenaar van een hondenuitlaatservice is inmiddels overgestapt naar The Seaforth Highlanders of Holland uit Voorthuizen. Zij dragen een groen jasje gebaseerd op een militair kostuum uit de Tweede Wereldoorlog, met daaronder een groene blouse en hoge schoenen met wikkels. „Een soort gevechtstenue met kilt.”

In zijn oude band waren conflicten over de coronaregels. NIet goed voor de sfeer, mede daarom stapten Eilander en enkele anderen op. The Seaforth Highlanders biedt hem nieuwe uitdagingen. De band speelt vooral marsen, „allemaal nieuwe tunes”, het tempo ligt hoger. „We doen veel loopoptredens, dat vind ik heel leuk. Soms lopen we wel tien kilometer.” Achter de band lopen geregeld pelotons reservisten of commando’s. „Marsmuziek loopt lekker.”

Eilander repeteert thuis nog elke dag op zijn ‘practice chanter’, een oefenfluit zonder zak en ‘drones’, houten pijpen. Eens per week blaast hij een uurtje luid op zijn doedelzak, in overleg met de buren. Dwergschnauzer Jacob vindt het best, als hij z’n koptelefoon maar op mag. Eilander lacht. „Om doedelzak te spelen moet je een beetje bezeten zijn. Het geluid is apart en het instrument is technisch complex.”

Wat hij tijdens corona enorm miste, was het optreden. Nu mogen ze weer volop. Op 13 november spelen The Seaforth Highlanders bijvoorbeeld op het ereveld ‘De Canadese Begraafplaats’ in Holten. „Het is ter ere van Remembrance Day, die dag spelen ook alle ‘pipe bands’ in het Gemenebest.” (SvH)

Een nieuw persoonlijk record had hij willen behalen, op het WK pijproken in Istanbul. Jan Both (78) klinkt lichtelijk teleurgesteld, de eerste ochtend dat hij terug is in zijn woning in het Rotterdamse Overschie. Ooit kreeg hij het voor elkaar om zijn pijp 1 uur, 57 minuten en 15 seconden brandend te houden. Hij werd er grootmeester mee, en is de trotse drager van een grootmeestersketting, een soort burgemeestersketting met gouden plakkaten.

Aan de voorbereiding lag het niet. Hij had flink getraind. „Op slinkse wijze” waren hij en zijn eveneens pijprokende broer Piet Hein aan een blikje van de tabak gekomen die ze op het WK verplicht zijn te roken. Maar op het moment suprême werd zijn broer niet lekker. Lijkbleek vertrok hij uit de zaal. En daarna ging het mis, zegt Both. „Ik verloor mijn concentratie toen ik naar het raam keek, op zoek naar mijn broer.” De toezichthouder, „een strenge Japanse dame”, zag dat er geen rook meer uit zijn pijp kwam. Hij eindigde op de 55ste plek.

Toen NRC een paar jaar geleden langskwam op het NK in Oirschot, werd hij eerste. Een kwestie van oefenen met rot tabak, zei hij toen. En je rust bewaren, bijvoorbeeld door tijdens het roken tekeningen en gedichten te maken. Nog steeds declameert hij om de haverklap een versje dat hij ter plekke verzint. „We gaan gejaagd en gejacht door leven”, roken – pardon, genieten van tabak – helpt hem om het leven te koesteren. (MvE)

Foto’s Peter de Krom