Hoe ga je als ambtenaar om met beleid waar je niet achter staat?

Dilemma

Steeds vaker laten ambtenaren die zich niet achter het beleid van hun werkgever kunnen scharen publiekelijk van zich horen. Of het nu de Haagse gemeenteambtenaar is die demonstreert met Extinction Rebellion of de ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken die wekelijks protesteren tegen de steun van de Nederlandse regering aan Israël. Wat doe je als ambtenaar wanneer je je niet achter het beleid van je werkgever kan scharen?

Probeer intern je kritiek te geven

Kutsal Yesilkagit, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, ziet dat „altijd als het spannend wordt” tussen politiek en ambtenarij hetzelfde frame naar voren komt. Namelijk: „De politiek neemt beslissingen en ambtenaren voeren uit.” Maar dat beeld klopt niet, stelt Yesilkagit. „Ambtenaren doen veel meer dan alleen uitvoeren. Ze bereiden wetten voor het grootste deel voor, want ze hebben daar meer tijd en expertise voor dan politici. Daarmee zijn ze met de politiek eigenlijk medewetgever.”

Als een ambtenaar zich niet kan vinden in een opdracht, is volgens Yesilkagit de eerste stap om intern het gesprek aan te gaan. „Je moet laten weten dat je het er inhoudelijk niet mee eens bent.” Dat het inhoudelijke bezwaren en geen gewetensbezwaren betreft is belangrijk, want „als ambtenaar moet je eigenlijk je geweten uitschakelen als je de politiek adviseert. Wat jij persoonlijk vindt, telt even niet.” Yesilkagit schetst hoe het behoort te gaan: een bewindspersoon geeft een opdracht, waarna ambtenaren verschillende scenario’s uitwerken. Daaruit maakt de politiek vervolgens een keuze, die ambtenaren in principe hebben te accepteren.

Dat proces ging onder het huidige kabinet steeds meer schuren voor Sabine Kraus, ex-beleidsambtenaar bij het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Ze werkte aan emancipatiebeleid en ging onlangs een paar maanden eerder dan gepland met pensioen. Op LinkedIn schreef ze steeds meer het gevoel te hebben dat ze met haar werk „een steentje moest bijdragen aan het xenofobe politieke klimaat”. Intern had ze zaken aangekaart en bijgestuurd waar mogelijk, maar dat bleek voor haar onvoldoende. Ze spreekt van een „glijdende schaal” die het lastig maakt om er „niet aan te wennen”.

Ook Berber van der Woude was een ambtenaar die zich niet achter het beleid van haar ministerie kon scharen. Ze werkte veertien jaar voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, de laatste twee jaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in Ramallah. Daar werd het haar duidelijk dat de tweestatenoplossing die Nederland in het Israëlisch-Palestijns conflict zegt voor te staan, niet te verenigen was met de werkelijkheid ter plaatse. Door Israëlische annexatie van Palestijns gebied is zo’n oplossing de facto onmogelijk. „We liegen niet alleen onszelf, maar ook de samenleving voor”, zegt Van der Woude. „Eerst dacht ik nog: het is onmacht, maar later begreep ik dat het beleid neerkwam op het actief ondermijnen van het internationaal recht.”

Van der Woude besloot haar contract in te leveren en zet zich nu als voorzitter van The Rights Forum in voor een rechtvaardig Palestina/Israël-beleid. Het steekt haar dat ex-collega’s die zich roeren, vaak als emotionele ambtenaren met gewetensbezwaren worden neergezet. „Het gaat ons niet alleen om ons geweten, maar ook om zaken als het internationaal recht en de Grondwet, waar alle ambtenaren zich met een eed aan verbinden.”

Vraag je af waar je loyaliteit ligt

Van der Woude ziet dat ambtenaren vaak hun macht bagatelliseren en heeft kritiek op de ambtelijke cultuur. In veel ambtelijke organisaties wordt volgens haar „een soort Befehl ist Befehl-denken geïncorporeerd”, waarin vooral de bewindspersoon uit de wind gehouden moet worden. „Terwijl ik denk: je bent in dienst van de samenleving, niet van je politieke baas.”

Van der Woude en Yesilkagit zien dat het ‘spel’ met name bij de ambtelijke top belangrijker is dan de inhoud: de positie van de minister of staatssecretaris prevaleert dan boven inhoudelijk de beste oplossing vinden – iets wat elders in de ambtelijke organisatie vaak juist belangrijker wordt gevonden. „Wat politiek haalbaar is, is vaak inhoudelijk niet optimaal”, zegt Yesilkagit. Compromissen op dat inhoudelijk-politieke spectrum horen volgens hem bij een democratie: „Politiek is geven en nemen. Wat wetenschappelijk het beste beleid is, brengt vaak ook zware maatschappelijke kosten met zich mee en dat kan niet altijd op politiek draagvlak rekenen.”

De laatste tijd is er iets aan het schuiven, constateert Yesilkagit, en de ambtelijke protesten zijn daar een uiting van. „Met de opkomst van populistische partijen worden compromissen steeds minder geaccepteerd.” Politiek, maar ook ambtelijk. „Dat was bijvoorbeeld het geval met de asielnoodwet die minister Faber erdoorheen wilde drukken.”

Yesilkagit doet onderzoek naar de vraag hoe ambtenaren zich moeten verhouden tot de politiek als rechtsstatelijke beginselen niet langer worden uitgedragen. „Als beleid rechtsstatelijk is, kun je loyaal blijven. Als men aan de rechtsstaat wil tornen, kun je er wat van zeggen. En als men over de grenzen ervan gaat, kun je in actie komen.” „Een loyale houding hoort bij een ambtenaar”, erkent Van der Woude. „Maar loyaliteit betekent ook dat als de baas zaken doet die in strijd zijn met hogere zaken, zoals de Grondwet of het internationaal recht, dat je dan je mond opendoet.”

Dus

Als je het als ambtenaar inhoudelijk niet eens bent met het beleid dat je moet uitvoeren, kun je eerst proberen zaken intern aan te kaarten. Als dat niet naar tevredenheid lukt, is een volgende stap naar buiten treden met je onvrede, zoals rijksambtenaren doen rond het Nederlandse beleid jegens Israël. Als dat allebei niets oplevert, kun je je heil ergens anders zoeken.