Hitsigheid onder het vernis van eeuwige schoonheid

‘De Venus van Urbino’, geschilderd door Titiaan, ca. 1538.
Illustratie Collection Uffizi Gallery

Een van de oorzaken van de blijvende populariteit van de cultuur uit de Italiaanse renaissance is de subtiele aanwezigheid van een erotische onderstroom onder het oppervlak van wat wel „eeuwige schoonheid” is genoemd. Iconen als het beeld Verrezen Christus van Michelangelo in Rome of Titiaans schilderij Venus van Urbino, te zien in het Uffizi in Florence, zijn inmiddels zo salonfähig dat het even duurt voor je begint te vermoeden dat Titiaans godin van de liefde misschien wel aan het masturberen is; of je realiseert dat de lendendoek die latere kuis-gegeneerde bewonderaars aan Michelangelo’s Christus toevoegden alleen maar duidelijker maakt wat een mooie en begeerlijke man de mens-god is.

In tijden van repressie van expliciete seksualiteit waren zulke afbeeldingen ideale gelegenheden om onder het voorwendsel van contemplatie van het hogere in de veilige binnenkamer van het brein aan minder verheven activiteiten te denken – een fenomeen dat memorabel is bespot door Mark Twain, die naar aanleiding van zijn bezoek aan het Uffizi over Titiaans Venus schreef (in A Tramp Abroad, 1880) dat ze „zonder enige twijfel voor een bordeel was geschilderd, en waarschijnlijk geweigerd omdat het schilderij wat te ver ging: inderdaad gaat het voor welke plaats ook te ver, behalve voor een kunstmuseum”.

Maar ook in onze volledige geseculariseerde tijd blijft de seksualiteit in de renaissance een enorm aantrekkelijk thema. Niet meer, zoals in de negentiende eeuw, omdat de cultuur van de renaissance wat inmiddels verboden terrein was geworden onder het vernis van schoonheid zo duidelijk liet doorschemeren. Menig beschouwer vandaag ziet in plaats van een halfleeg nu een halfvol glas, en constateert geïnteresseerd hoe openlijk mensen in de renaissance dingen bespraken die altijd ingewikkeld blijven: normatief denken over verschillende seksuele activiteiten en houdingen.

De dubbelzinnigheid van dat laatste woord in dit verband heeft zich zelfs een weg gebaand naar de titel van de publieks-editie van een historisch onderzoek waarop Marlisa den Hartog in 2022 promoveerde, en waarin ze een bewonderenswaardig groot aantal voornamelijk literaire bronnen uit de vijftiende en zestiende eeuw toetst aan wat ze zeggen over seks, wat voor houdingen dat verraadt, en hoe die zich weer verhouden tot onze opvattingen nu.

IJskastmagneet

Haar eerste hoofdstuk buigt zich over de opmerkelijke bescheidenheid waarmee Michelangelo’s David is geschapen. In tegenstelling tot de Florentijnse museumdirecteur die recentelijk wilde laten verbieden dat de edele delen van de oudtestamentische held als felkleurige ijskastmagneten werden verkocht, wijst zij erop hoe onbeduidend dit onderdeel van de held in feite is. Anderzijds laat ze zien hoezeer het Florence van de Medici een machocultuur was, waarin seksuele verovering sociaal kapitaal opleverde.

In die machocultuur kon exploitatie van vrouwen ver gaan, niet alleen omdat vrouwen als dynastieke pionnen werden ingezet, maar ook omdat ze ongestraft als wispelturig en onbetrouwbaar konden worden afgeschilderd. In feite blijkt het hele scala van de mannelijke borrelpraat die nog altijd van bruin café tot Italiaanse piazza klinkt grondig renaissancistisch.

Den Hartogs argumentatie steunt daarbij op een grondige kennis van de traditie van korte ‘volksverhalen’ die door Boccaccio’s Decamerone beroemd is geworden. Haar tactiek lijkt hier te zijn om door deze gemeenplaatsen uit de Florentijnse volksmond te doen klinken des te duidelijker te laten zien hoe ‘vreemd’ en onaanvaardbaar ze nu zijn. Maar ze wijst ook steeds terecht op hoe in de renaissance naast seksistisch ook opmerkelijk genuanceerd, haast geëmancipeerd over vrouwen werd gedacht. Zo blijkt het verleden dat Den Hartog toont toch vooral veel op ons diverse heden te lijken.

Dat dit in detail zelfs voor de schoonheidssalon geldt, kan de lezer nu ook verifiëren in een fascinerend boek van Jill Burke, How to Be a Renaissance Woman. The Untold History of Beauty and Female Creativity. Naast aandacht voor het vrouwelijk perspectief ten aanzien van de strenge schoonheidsidealen waaraan vrouwen geacht werden te voldoen, neemt Burke een aantal kleine en grote zelfstandige vrouwelijk ondernemers onder de loep. Ook beschrijft ze de receptuur voor cosmetica die de dames met groot vernuft ontwikkelden en uitwisselden.

Ook Den Hartog toont dat de vrouwelijke stem in de renaissance niet eens zo heel zacht te horen is, al is dat nog altijd vooral door de mannelijke megafoon, want de meeste schrijvers zijn mannen. Eervolle vermelding gunt zij terecht aan het satirische ridderepos Orlando furioso (‘De razende Roeland’) van Ariosto, waarin hun amoureuze aanvechtingen de galante ridders met grote regelmaat volkomen voor gek doen staan. Uit de meest hilarische scène van al, hoe held Ruggiero die zojuist een zeemonster heeft verslagen en zich opmaakt om de naakte deerne die hij daarmee heeft gered te penetreren verstrikt raakt in zijn eigen harnas, had Den Hartog wat mij betreft meer kunnen halen.

Versiertrucs

Ook de elegante Baldassarre Castiglione, auteur van een beroemde dialoog over de ideale hoveling krijgt lof toegezwaaid voor zijn oog voor diversiteit. Maar alweer blijkt Den Hartogs herhaalde wens om te weten wat men van dingen vond een zwak punt van dit toegankelijke boek. Want hoe beter het literaire materiaal is dat zij als erts gebruikt om haar renaissance-seks uit te smeden, zoals in het geval van Ariosto en Castiglione, hoe minder duidelijk het is wat de auteur van de besproken onderwerpen vindt. Hij stelt ze aan de orde en laat de lezer erover denken.

Een bijkomende complicatie bij het gebruiken van renaissance-teksten als historische bron is dat die teksten vrijwel zonder uitzondering zwaar leunen op antieke voorbeelden en daar soms directe imitaties van zijn. De versiertrucs die Den Hartog hekelt, zijn zonder uitzondering terug te vinden in Ovidius’ leerdicht over de liefde, Ars Amatoria. En niet alleen dat, die tekst werd niet alleen in de renaissance, maar in de twaalfde eeuw al driftig gelezen en geïmiteerd. Seks in de Renaissance, kortom, legt met alle verdiensten wat weinig literair-historisch bewustzijn aan de dag, en had meer kunnen differentiëren binnen de geselecteerde periode (de fundamentele verandering die de gevolgen van de komst van de syfilis rond 1500 had voor het erotisch discours bijvoorbeeld), of vergelijkingen kunnen maken met andere seksculturen uit die tijd.


Lees ook

dit interview met Marlisa den Hartog

„We moeten niet vergeten dat in de Renaissance vrouwen lijfstraffen en gevangenisstraffen kregen voor overspel.”

Hoeveel wezenlijks zo’n comparatieve benadering kan toevoegen laat een nieuw boek van één van de grootmeesters van het huidige onderzoek naar de vroegmoderne tijd zien. De gelauwerde en voor zijn verdienste als historicus geridderde Noel Malcolm schrijft in Forbidden Desire in Early Modern Europe over homoseksualiteit. Hij beperkt zich daarbij tot seks tussen mannen, maar hij vergelijkt het thema niet alleen binnen diverse Europese cultuurgebieden, maar vooral ook met de wereld van de islam.

Malcolm kwam tot zijn boek toen hij in de Venetiaanse archieven stuitte op een seksschandaal in de Venetiaanse ambassade in Istanbul. Het relaas daarvan wordt in de ouverture van het boek met meesterhand geschetst, en laat een tragiek doorschemeren die het hele boek in zijn greep blijft houden. Een lokaal ingeburgerde Turkse tolk van Genuese afkomst, Gianesino, en de Venetiaanse kapper op de ambassade, Gregorio, worden in 1588 smoorverliefd op elkaar. De Venetiaanse ambassadeur die niet wil dat het thuisfront zijn ambassade met „sodomie” associeert, probeert de jongens met dienstbevelen uit elkaar te houden. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en de ambassadeur ziet zich gedwongen formeel te onderzoeken wat die jongens nu precies met elkaar uitvreten behalve tikkertje spelen (want dat doen ze ook).

Het lot van de jongens (de ambassadeur stuurt Gregorio terug) is niet een van de wrangste van de vele huiveringwekkende verhalen die Malcolm beschrijft. Wat te denken van de executie in Spanje van twee 17-jarige jongens die elkaars geslacht aan het strelen waren? Het zijn de getuigenverhoren op de Venetiaanse ambassade in Istanbul, waarin het zorgeloze slenteren en spelen en vrijen in het Istanbul van Suleyman de Grote zonder enige preutsheid of gêne worden beschreven, die het contrast met de toenemende repressie in de christelijke wereld schril doen uitkomen.

Het rode licht negeren

In zestiende-eeuws Istanbul kon de „pederastie” zich nog afspelen in relatieve vrijheid en werd getolereerd als de hedendaagse fietser die het rode licht negeert. Pederastie is de technische term voor de antieke praktijk waarin mannen van 20 tot 30 seks hebben met jongens van 12 tot 18 (in feite tot ze de baard in de keel krijgen). Zulke seks, maar ook de vriendschap die daarbij kon horen, was met name in de gehelleniseerde wereld van de klassieke oudheid een normaal verschijnsel. Alleen al het wijzen op de continuïteit ervan in de Mediterrane wereld laat zien hoe partieel ons westerse begrip van ‘renaissance’ in feite is.

Het spoor van Gianesino en Gregorio volgend traceert Malcolm hoe dit fenomeen in de wereld rond de Middellandse Zee tot in de vijftiende eeuw normaal bleef, niet alleen in het islamitische oosten, maar ook in het christelijke westen van het Middellandse Zeegebied. Daarbij tekende zich een patroon af: vrijwel alle ‘pederasten’ hadden alleen tussen hun twintigste en dertigste jaar als actieve partner seks met jongens, maar staakten deze praktijk na hun dertigste en trouwden met vrouwen. Als de jongens die zij bemind hadden rond hun twintigste de baard in de keel kregen (toen dus later dan nu) voegden die zich op hun beurt in hetzelfde patroon, en beminden een nieuwe generatie jongens, nu niet meer als passieve maar als actieve partner.

Pederastie was dus volgens Malcolm niet zoals vaak werd aangenomen een lokaal of slechts in het islamicaat voorkomend verschijnsel, maar pan-Mediterraan. Belangrijker nog: de categorie van mannen die seks met andere mannen hadden, bestond niet alleen uit ‘geboren’ homo’s maar voor een veel groter deel uit mannen die deel uitmaakten van een sociaal-cultureel verschijnsel, zoals studenten die dingen doen waar ze als brave huisvaders niet meer aan denken. In Noordwest-Europa zou er anderzijds niet of nauwelijks ‘Mediterrane’ pederastie hebben bestaan, en als mannen die seks met andere mannen hadden deden ze dat op grond van een min of meer exclusieve seksuele oriëntatie, die ze ook na hun dertigste behielden.

Naast de continuïteit met de klassieke oudheid, laat Malcolm nieuwe patronen zien in de relatie tussen Oost (het Osmaanse Rijk) en West (de Christenheid), en Noord en Zuid: pederastie bestond niet alleen in het oostelijke, islamitische deel van het Middellandse Zeegebied maar even enthousiast in het christelijk westen ervan. In het noordwesten, wellicht vanwege de sterkere integratie van de geslachten in het sociale verkeer en het feit dat mannen er eerder trouwden, zou de pederastie als institutioneel gegeven afwezig zijn geweest.

Malcolm vermijdt consequent het woord homoseksualiteit ten faveure van „sodomie”, de term waarmee seks tussen mannen ook in de vroegmoderne periode zelf werd aangeduid, omdat hij af wil van het traditionele contrast tussen oost en west en daarentegen juist wil wijzen op een veronachtzaamd contrast tussen Noord en Zuid. Enerzijds was de pederastische seks niet exclusief ‘homoseksueel’. Anderzijds is de homoseksualiteit niet, zoals veelal wordt aangenomen sinds Foucaults baanbrekende Histoire de la sexualité, ‘uitgevonden’ tegen het eind van de achttiende eeuw, maar bestond in Noordwest-Europa in die vorm altijd al, zij het voor 1700 veel meer undercover.

Om zijn stellingen kracht bij te zetten zet Malcolm energiek de sloophamer in een aantal heilige huisjes, zoals de in zijn ogen door de kritiek te zwaar aangezette homo-erotische lading van het werk van Caravaggio of Shakespeare, of de geaardheid van koning Jacobus I van Engeland. Daarbij draaft hij soms door. Maar over de hele linie is Malcolms boek een indrukwekkende demonstratie van wat historisch onderzoek vermag: erudiet, diligent, scherpzinnig en eloquent. Ook opent hij zicht op fascinerende parallellen, zoals tussen het nazar, het contempleren van de schoonheid van de beminde jongen in de Arabische wereld, en de liefhebbende blik van Michelangelo en Titiaan, of de sonnetten van Petrarca en de transcendente liefdesfilosofie van Ficino. Maar daarmee betreden we het terrein van de liefde, een onderwerp dat, hoe vaak ook geassocieerd met seks, de besproken boeken buiten beschouwing laten – of het moest bij de schimmen van Gianesino en Gregorio te vinden zijn.