Historicus Peter Hoppenbrouwers laat de steppevolkeren razen, feesten en plunderen

Bijna zeshonderd pagina’s lang sleurt het boek Stormruiters zijn lezers mee over eindeloze graslanden. Van diep in Mongolië tot ver in Hongarije. Opkomst en ondergang van tientallen stepperijken denderen langs. Met splitsingen, snelle veroveringen, moordpartijen, slimme bestuursystemen – tweeduizend jaar lang. Met passie en precisie vertelt het boek een geschiedenis die in West-Europa meestal genegeerd wordt: van de langdurige heerschappij van extreem beweeglijke en militante herdersvolkeren over het hart van Eurazië.

Hier geen verhalen over stabiele koninkrijken bij zee of aan rivieren. Wel galopperen paarden, heel veel paarden. De Nederlandse historicus Peter Hoppenbrouwers legt in zijn knappe vertelling de nadruk op politieke organisatie van deze stepperijken. Dat is ook de grootste verrassing van het boek, want die organisatie zit meestal erg goed in elkaar, met een subtiel spel tussen centralisatie en decentralisatie. Veel koninkrijken aan zee hadden daar best van kunnen leren.

Stormruiters biedt niet alleen bestuurlijke geschiedenis, er passeren veel prachtige verhalen uit die onbekende nomadengeschiedenis. Zoals over de nadagen van Timoer Lenk, die een groot opvolgrijk bouwde op resten van het rijk van de enige steppeveroveraar die iedereen wel kent: Dzjengis Khan. Dankzij het reisverslag van een Spaanse edelman krijgen we een uitgebreid beeld van het hofleven in Timoers geliefde Samarkand in het jaar 1404.

Eindeloze hoffeesten in stedelijke paleizen maar soms ook in het gigantische tentenkamp buiten de stad waar twintigduizend ruiters met hun gezinnen woonden. Bij iedere maaltijd gaf Timoer zichzelf en zijn gasten vrijstelling van het islamitische drankverbod, een recht dat Timoer zich als Amir als vanzelfsprekend toekende. Omdat de Spanjaarden dat extreme drinken slecht beviel, gaf Timoer hen toestemming om dan maar nu en dan alleen te eten, en om zijn goede wil te tonen liet hij direct tien schapen, een paard en toch ook weer een flinke voorraad wijn bij de Spaanse tent afleveren.

En dan houdt het gefeest ineens op. Het was de Spanjaarden al opgevallen dat Timoer – 68 jaar oud – vrijwel niets meer zag, maar nu was de Amir echt ziek. Alle feestgasten werden weggestuurd, zonder geschenken of diplomatieke brieven. Een paar maanden later overleed Timor aan hevige koorts, overigens al weer onderweg naar China voor een nieuwe veldtocht.

Kleine elite

Het is fascinerend om te lezen hoe een relatief kleine elite van nomadische ruiters er in slaagt te heersen over de uitgestrekte gebieden van andere nomadische ruitervolken. En evengoed ook over landbouwgebieden met dichtbevolkte steden en duizenden dorpen. De truc was dat de steppestaat naar buiten toe erg autocratisch en centralistisch opereerde. De Khan besliste over alle militaire politiek en over het lot van alle buurlanden. Maar intern was het binnenlandse bestuur in deze stepperijken vaak indirect en sterk afhankelijk van lokale elites. En in de interne besluitvorming van de krijgerselite speelde naast de Khan (of ‘Amir’) ook een ‘Raad van Ouden’ – de machtigste edelen – een grote rol. Mede dankzij de invloed van geavanceerde bestuursculturen uit China en Perzië was in veel stepperijken – zeker het beroemde Mongoolse rijk van Dzjengis – bijvoorbeeld belastingheffing véél beter georganiseerd dan in de Europese middeleeuwse koninkrijken.

Mobiel volksleger

Hun militaire macht ontleende de succesvolle steppeleiders aan het feit dat iedere herder te paard per definitie ook als geoefend soldaat kon functioneren. Mits verenigd en goed georganiseerd stond er voor een Khan een groot mobiel volksleger klaar. Vaak telden de legers van de Khan honderdduizenden ‘tenten’, strak georganiseerd in tientallen, honderdtallen en duizendtallen.

Als de centrale macht ingreep bij opstanden of weerspannige vazalstaten, werd er vaak extreem wreed en verwoestend opgetreden. Niet omdat deze volkeren of leiders inherent wreed waren, maar omdat die hardheid de beste manier was om voor eens en altijd het gezag te tonen. De Romeinse keizers deden het op hun manier precies zo. Terreur is een voor de hand liggende tactiek voor van een kleine elite die een groot gebied moet controleren.

Erg stabiel waren de steppeconstructies overigens niet. De gewone ‘steppevolkeren’ zelf waren al samenraapsels van confederaties van familiegroepen. De echte grote rijken waren dan ook weer confederaties van confederaties van confederaties waarbij de loyaliteit aan de leidende familie de belangrijkste centrale lijm was. In de vroege middeleeuwen was dat bijvoorbeeld eeuwenlang de leidende Turkse familie van de Ashina. En in de late middeleeuwen waren dat de nazaten van Dzjengis Khan, die begin dertiende eeuw het grootste rijk ter wereld stichtte, van China tot aan Polen. Honderden jaren lang vormden Dzjengis’ nazaten de ‘Gouden Familie’. Het ‘witte been’ van de Mongoolse macht werden ze genoemd. De overige niet-dzjengisiedische Mongoolse adel vormde het ‘zwarte been’.

In de praktijk was die loyaliteit aan de leiders nooit totaal. Daardoor vielen de stepperijken na een eeuw of wat onherroepelijk weer uit elkaar, ook al omdat binnen de leidende families onderlinge conflicten schering en inslag waren. Die splitsingen hadden vaak grote repercussies in heel Eurazië omdat verliezende groepen– mobiel als ze waren – meestal gewoon uit het ‘oude rijk’ wegtrokken, op zoek naar nieuwe grazige weides. Van die nieuwe gebieden verdreven ze dan vaak weer de oorspronkelijke bezitters. De beroemdste van zo’n reeks ‘exodusmigraties’ zijn de verplaatsingen die in West-Europa bekend staan als de Grote Volksverhuizing, aan het eind van de Romeinse tijd, maar er zijn er vélen geweest.

Politieke structuur

De vraag is of je zo’n enorm overzicht in één keer moet uitlezen, maar ik deed het. Stepperijk na stepperijk spoelde over me heen. Lezend op de bank ging ik me zelfs een beetje voelen als Eurazië. Of in werkelijkheid de wrede cascade van stepperijken erg fijn was voor dat continent valt te betwijfelen, mij beviel het enorm. Bij ieder nieuw hoofdstuk vroeg ik me af welk nomadisch ruitervolk nu weer vanachter de verre heuvels tevoorschijn zou komen.

Het verhaal van Hoppenbrouwers wordt goed bij elkaar gehouden door de nadruk op de politieke structuur, die verrassend constant blijft. Vrijwel alle succesvolle Khans verdeelden bijvoorbeeld hun rijk in een oost- en westdeel met een eigen onderkoning, altijd naaste familie. Die deelgebieden hadden ook eeuwenlang dezelfde kleuraanduiding blauw (oost) en wit (west). Het 2200 jaar overspannende boek creëerde bij mij zelfs een soort trance, ook al omdat ik behalve de Hunnen en Mongolen geen enkele naam van al die steppefederaties lang kon onthouden… de Xiongnu, de Da Yüezhi, de Göktürk, de Qarakhanieden, de Qazaren, de Qitan-Liao, de Da Xia, de Qalqa’s, de Oirats en als laatste de Dzungars, die in de achttiende eeuw vrijwel werden uitgeroeid door de legers van de Chinese keizer. Je kan dit boek ook best losser bladerend lezen. Want een cadeau voor de bladeraar is de heldere samenvatting op het eind (lees die dan eerst!).

De lange reeks stepperijken begint al ver voor Christus met het rijk der Parthen. In de traditionele geschiedschrijving is dat vooral bekend als de gevreesde Perzische tegenstander van de Romeinen. Het liep van Irak en Perzië ver door tot aan het huidige Afghanistan en Turkmenistan. Een duaal rijk was het, met een nomadische ruiterelite aan de top, maar ook met grote landbouwgebieden waarover geheerst werd. Tegelijkertijd ontstond aan de Chinese kant van de steppe het rijk van de Xiongu dat uitsluitend over steppegebieden heerste, een ‘primair rijk’ in de terminologie van Hoppenbrouwers.

Waarom juist in deze tijd grotere confederaties de steppe gingen beheersen is niet helemaal duidelijk. Maar het lijkt erop dat de uitvinding van de composietboog en van het zadel rond 500 voor Christus, de beslissende militaire vernieuwing waren waardoor steppelegers militair overwicht konden verkrijgen (mits verenigd onder één Khan). Ondanks zijn korte lengte heeft de composietboog grote spankracht, dankzij de verlijmde stukken taxushout en hoorn. De stepperuiters pasten de boog toe in hun gevreesde techniek van het ‘Parthische schot’: snel te paard op de vijand aanrijden, op het laatste moment keren en dan achterwaarts in hoog tempo pijlen afschieten. Zonder goed zadel lukt zoiets niet.

Rasverteller

Geheel los van de inhoud zit er ook een tragisch aspect aan dit prachtige boek. Zoals de auteur, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis Peter Hoppenbrouwers, in de laatste zinnen van zijn voorwoord schrijft: toen hij met het boek begon, was er nog geen wolkje aan de lucht. Maar bij voltooiing vraagt hij zich af of hij de publicatie nog wel mee zal maken. En nee dus, Hoppenbrouwers overleed in 2023 aan een slopende ziekte voor het boek van de drukker kwam.

In zijn strak georganiseerde handboek laat Hoppenbrouwers zich ook zien als rasverteller. Bijvoorbeeld in het kort aantikken van het fascinerende verhaal van de Italiaanse slavin Urania Musa, die door de Romeinse keizer Augustus werd geschonken aan een oude Sjah der Parthen. Ze werd zijn invloedrijke minnares, liet hem vergiftigen en trouwde vervolgens met haar eigen zoon als legitimatie voor haar heerschappij als vrouwelijke Sjah.

En wat te denken van het geweldige verhaal van de Qitan-prins Yelü Tashi die in de twaalfde eeuw als enige overlevende van de Liao-dynastie de ineenstorting van het Qitan-Liao-rijk ontvluchtte? Met nog geen 200 ruiters vestigde hij zich op een afgelegen Mongoolse steppe. Na vijf jaar heeft hij al weer een groep van 20.000 ruiters om zich heen. Uiteindelijk trekt Tashi met zijn leger westwaarts, waar hij na veel listen en veldslagen het rijk van de ‘Zwarte Qitan’ sticht, rond het huidige Kirgizië. Vandaaruit probeert Tashi zelfs nog China te veroveren. Tashi’s faam drong ook door in Europa, maar totaal verwrongen. Want geruchten over Tashi’s overwinning op de islamitische Seljuq-Turken in de gigantische veldslag bij Qatwan in Oezbekistan, leidden in de Europese kruisvaarderstaten in de Levant tot opgewonden verhalen over een groot christelijk rijk van ‘Pape Jan’ in het oosten. Voor zover bekend is het verhaal van Tashi nog niet verfilmd.


Lees ook
Onbehaarde apen over Dzjengis Khan

Wie was Dzjengis Khan?