Eén handtekening en Marc Miedema lijkt van zijn zorgen verlost. Als financieel directeur van vervoersbedrijf Qbuzz zou Miedema in 2015 betrokken zijn geraakt bij corruptie rondom een aanbesteding in Limburg. Maar nu ligt er een transactieovereenkomst met het Openbaar Ministerie voor zijn neus.
Dit is de deal: Miedema betaalt een boete van 30.000 euro, krijgt een taakstraf van 120 uur in een kringloopwinkel en een strafblad voor „schending bedrijfsgeheimen.” In ruil daarvoor wordt hij niet vervolgd.
Miedema twijfelt, lange tijd, maar hij tekent. Met tegenzin. Onderop de transactieovereenkomst schrijft hij, met blauwe balpen: „Ik heb me aan geen enkel strafbaar feit schuldig gemaakt, maar gegeven de situatie kan ik niet anders dan de transactie accepteren. Iedere maand langer werkeloos, dat maakt de kans op een nieuwe baan kleiner.”
Hij betaalt, maakt zijn uren in de kringloopwinkel. En dan ontdekt hij dat de transactieovereenkomst is gebaseerd op een vervalst document. De politie heeft een belangrijk proces-verbaal vervalst, om vervolging mogelijk te maken. Maar Miedema kan niet meer terug, de juridische procedure is onverbiddelijk.
„Ik heb me op valse gronden laten verleiden te tekenen”, zegt Marc Miedema zes jaar later. Hij zit aan tafel bij zijn advocaten, in een Amsterdams kantoor. Met het zetten van zijn handtekening is een hoop verloren gegaan, zijn carrière is er nog steeds niet bovenop. Hij wil dat zijn strafblad ongedaan gemaakt wordt, en een schadevergoeding. Nu hij zich erin heeft vastgebeten, is het een principekwestie geworden. „Het Openbaar Ministerie moet haar fouten toegeven en rechtzetten”, zegt hij.
Het is voor het eerst dat Miedema in het openbaar over de zaak praat. „Ik was altijd bang dat praten over deze zaak me zou schaden”, zegt hij. „Maar deze zaak kan me niet meer schaden dan al is gebeurd.” Hij formuleert voorzichtig en denkt soms lang na voordat hij antwoord geeft.
Ondergewaardeerd OV
Marc Miedema gaat in 2013 bij Qbuzz aan het werk, „anderhalf jaar voor het misging”. Hij maakt al jaren carrière in het Nederlandse openbaar vervoer, dat volgens hem „wordt ondergewaardeerd door de samenleving”. Qbuzz, destijds dochteronderneming van Nederlandse Spoorwegen, heeft net een grote aanbesteding in Utrecht gewonnen, dat pakt Miedema op. „We moesten binnen twee maanden alle bussen vervangen, het personeel overnemen, de IT op orde hebben.”
Terwijl Miedema zich op Utrecht stort, werken zijn teamgenoten aan de voorbereidingen van een aanbesteding in Limburg, die op 26 juni 2014 is uitgeschreven. Er staat veel op het spel: de winnende partij mag van 2016 tot 2031 het openbaar vervoer in Limburg verzorgen. Miedema haakt de laatste weken aan, „voor de financiële fijnslijperij”, zegt hij. „Je doet een minimumbod, zij kijken wat daar tegenover staat. Hoe mooi zijn de treinen, hoe frequent rijd je?” Qbuzz wint, van Veolia en Arriva.
Maar het blijkt mis. Een oud-directeur van concurrent Veolia zou betrokken zijn geweest bij de aanbestedingsprocedure van Qbuzz. Deze directeur, René de Beer, had een adviserende rol, dat gaat mogelijk in tegen het concurrentiebeding. De Beer zou zelfs een usb-stick met bedrijfsinformatie van Veolia hebben gedeeld met de algemeen directeur van Qbuzz. „Dat maakt dat er schending van bedrijfsgeheimen kan hebben plaatsgevonden”, zegt Miedema. De aanbesteding gaat, nadat Veolia en Arriva bezwaar maken, alsnog naar die laatste.
Het corruptieschandaal groeit uit tot een landelijke affaire. Meerdere directeuren van de NS-groep komen onder vuur te liggen. Miedema is één van hen. Het concurrentiebeding is aan de orde geweest in een vergadering waar hij aanwezig was. Daar werd, zegt hij, gezegd dat de juridische afdeling naar de aanstelling moest kijken. „Dat is ook gebeurd”, zegt Miedema. De Beer werkt mee aan de Limburgse aanbesteding, waar Miedema de laatste weken ook bij betrokken raakt. „Ik heb hem een paar keer een hand gegeven, maar nooit actief met hem samengewerkt.”
Op een maandagochtend wordt Miedema op zijn schouder getikt, hij moet zijn spullen inleveren. Miedema is op non-actief gezet, na een onderzoek van een advocatenkantoor. Pas rond dat onderzoek, zegt hij, hoorde hij voor het eerst van de usb-stick met de vermeende bedrijfsgeheimen. Zijn dienstverband bij NS wordt per maart 2016 beëindigd. Er loopt al een strafrechtelijk onderzoek van fiscale opsporingsdienst FIOD naar meerdere directeuren, naar valsheid in geschrift, schending van bedrijfsgeheimen, niet-ambtelijke omkoping en witwassen.
Ook Miedema wordt op een dag gebeld, dat hij als verdachte naar het politiebureau moet komen. Bij een verhoor, in juni 2015, zegt hij niets, omdat hij eerst zicht wilde krijgen op „de puinhoop” waar hij in was beland. Op elke vraag antwoordt Miedema op advies van zijn advocaat: „Ik verwijs naar mijn verklaring.” Die bestaat uit één A4tje, waarin hij stelt dat hij altijd heeft gedacht dat de inzet van René de Beer juridisch is getoetst, dat hij altijd naar eer en geweten heeft gehandeld. Er staat ook dat hij geen strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij zijn tweede verhoor, in oktober dat jaar, worden mails besproken die naar Miedema zijn gestuurd waarin wordt gesproken over de aanstelling van De Beer. Ook de aanstellingsovereenkomst wordt erin gedeeld. Weer overlegt Miedema een verklaring, waarin hij schrijft dat hij destijds niet inzag dat er iets niet klopte in de aanstelling. „Ik kan het mezelf nu verwijten dat ik er niet dichter op heb gezeten”, zegt Miedema. „Maar of ik strafbaar heb gehandeld, is iets anders.”
Miedema blijft volhouden dat hij onschuldig is, maar hij voelt de druk toenemen. Omdat er een strafzaak tegen hem loopt, komt hij niet meer als financieel directeur aan het werk. De verwachting was, zegt Miedema, dat de omvangrijke zaak nog zeker anderhalf jaar zou duren. „Mijn leven stond stil.”
En dan komt de transactieovereenkomst op tafel, waarmee Miedema een rechtszaak kan voorkomen. Miedema maakt een rationele keuze, „een risico-inschatting”, zegt hij. „Op basis van het dossier, de stress thuis, werkloos zijn, de claim van NS dat ze de schade op mij zouden verhalen als ik veroordeeld zou worden.” Hij voelt „enorme psychische druk”. Hij tekent op 19 december 2016, en denkt: dan kan ik in elk geval mijn leven weer oppakken. Dat hij psychische hulp krijgt, is niet alleen vanwege de omstandigheden, zegt hij, maar vooral vanwege de schikking. „Die suggereerde dat ik iets ergs had gedaan en niet integer heb gehandeld.”
Miedema betaalt de boete van 30.000 euro en werkt van eind december tot januari 2017 in de kringloopwinkel, waar hij spullen in de winkel zet. Ook haalt hij spullen op bij mensen thuis, in een busje. „Ik weet nog dat ik achter het stuur zat naast een jongen met een enkelband, die een juwelier had beroofd. Het klinkt als het begin van een mop: een CFO en een overvaller zitten in een busje.”
Een vervalst document
Terwijl Marc Miedema in de kringloopwinkel aan het werk is, worden de andere directeuren wél vervolgd. Tijdens de rechtszaak komt iets opvallends aan het licht: een belangrijk document blijkt vervalst. Om het schenden van bedrijfsgeheimen – het delict dat ook op het strafblad van Miedema staat – te vervolgen, moet de aangever een klacht indienen en zeggen strafvervolging te wensen. De hr-directeur van Veolia is vanwege het mogelijk schenden van bedrijfsgeheimen op het politiebureau geweest. Op de aangifte staat: „Ik doe klacht en wens dat er een strafvervolging wordt ingesteld.”
Maar: tegenover de rechter verklaart de hr-directeur dat ze die zin nooit heeft uitgesproken. Strafrechtelijk vervolgen, zegt ze, was geen specifieke wens. De agent die de zin opschreef, verklaart vervolgens dat ze die zelf heeft toegevoegd. Dat deed ze in overleg met haar leidinggevende, omdat er anders geen strafvervolging kon worden ingesteld. De hr-directeur was daar niet van op de hoogte gesteld.
Ook het OM erkent in de rechtszaal dat het om een vervalst document gaat. De rechtbank stelt dat het proces-verbaal een „vals klachtdocument” is. De andere verdachten kunnen niet voor het schenden van bedrijfsgeheimen worden vervolgd. Van de andere feiten, omkoping en valsheid in geschrifte, worden ze vrijgesproken. Volgens de rechtbank zijn die feiten niet bewezen. „Het staat partijen namelijk vrij om binnen de grenzen van de wet afspraken met elkaar te maken”, aldus de rechtbank.
Miedema gaat niet naar de rechtszaken, heeft geen contact met zijn medeverdachten. Hij ontdekt de vervalsing pas bij de uitspraak in december 2017. Het OM gaat in hoger beroep, maar trekt dat in 2020 in.
Daardoor is Miedema de enige die een strafblad overhoudt aan de affaire rond de aanbesteding. „Ik heb iets getekend waardoor ik heb gezegd dat ik niet integer heb gehandeld. En dan blijkt ook nog eens dat ik me op valse gronden heb laten verleiden dat te doen. Ik ben…”, zegt hij vertwijfeld. „Ik ben… genaaid.” Het OM wil de overeenkomst met Miedema niet vernietigen. In november 2020 mailt een officier van justitie dat het voor het OM niet uitmaakt dat andere verdachten zijn vrijgesproken.
Is het tekenen van de transactie achteraf gezien niet gewoon de verkeerde beslissing geweest? „Dit is geen kwestie van een onverstandige keuze”, zegt Miedema’s advocaat, Jurjen de Korte. „Hij heeft er misschien ook spijt van, van zijn keuze, maar die is op basis van door de overheid verstrekte onjuiste informatie gemaakt, en dat mag niet.”
Aangifte tegen de Limburgse politie
In 2022 doet Marc Miedema aangifte tegen de politieagent die het document opmaakte en tegen haar meerdere: een inspecteur bij de Limburgse politie. De agent krijgt een disciplinaire straf opgelegd maar strafrechtelijk onderzoek komt er niet. Het OM schrijft aan Miedema dat „onaanvaardbaar onzorgvuldig is gehandeld, maar dat er geen aanwijzingen waren voor kwaad opzet”.
Miedema laat het er niet bij zitten. Begin 2022 staat hij tegenover de staat in de rechtszaal, voor de civiele rechter. Volgens Miedema heeft het OM onrechtmatig gehandeld en moet de transactie op grond van dwaling en bedrog worden vernietigd, de boete moet worden terugbetaald. De landsadvocaat zegt dat de transactie een „strafrechtelijke overeenkomst” is en dat vernietiging via het civiele recht niet mogelijk is. Ook zou het OM tijdens het afsluiten van de overeenkomst niet geweten hebben dat het document vals was. De advocaten van Miedema zeggen dat het OM eindverantwoordelijk is voor wat de politie doet en dat kennis van valsheid niet vereist is voor dwaling, en vinden dat een strafrechtelijke schikking wel op deze manier ongedaan gemaakt kan worden.
In april 2022 stelt de Haagse rechtbank de staat in het gelijk. Volgens de rechter blijkt nergens uit dat het OM wist dat het klachtdocument vals was, en is een transactie een strafrechtelijke overeenkomst.
Voor Miedema is het daarmee niet voorbij. Afgelopen maand diende de zaak bij het Haagse gerechtshof, de uitspraak wordt in december verwacht. Tijdens die zitting benadrukt advocaat De Korte de morele verplichting van de staat. Het verbaast hem, zegt hij, dat de staat in deze zaak „voor de zoveelste maal de hakken in het juridische zand” zet en een burger wordt „vermorzeld.”
Hij tekende de deal om zo snel mogelijk van de zaak af te zijn, maar nu achtervolgt de kwestie hem het langst. Waarom láát hij het niet rusten? „Eergevoel”, zegt Miedema. „Ik heb dat eerder aan de kant geschoven, dat ga ik niet nog eens doen.”