Het zwaartepunt ligt nog altijd bij de oorlog

Het eindexamen NRC-collega’s bekijken eindexamens vanuit hun eigen vakgebied. Historicus over het eindexamen geschiedenis op het vmbo-t.
Foto Getty Images / bewerking NRC

Het geschiedenisonderwijs is het ondergeschoven kindje op het vmbo. Dat was al zo toen ik begin deze eeuw nog op de middelbare school zat, en in de loop der jaren heeft het vak alleen maar meer terrein verloren. Eerder dit jaar adviseerde een commissie onder voormalig onderwijsminister Jet Bussemaker het kabinet om het koloniale verleden meer aandacht te geven in het onderwijs. De nadruk werd gelegd op het vmbo.

Vooralsnog moeten vmbo-examenkandidaten het doen met de ‘klassieke’ thema’s – Nederland tussen 1848 en 1919, de wereldoorlogen, de Koude Oorlog en de ‘nieuwe wereldorde’. Wie het eindexamen geschiedenis (en staatsinrichting!) doorneemt, ziet dat het kolonialisme geen onderwerp is, behalve in functionele zin.

Zo moeten examendeelnemers antwoord geven op de vraag waarom „juist in een tijd van modern imperialisme, een minister van Koloniën nodig gevonden werd” (antwoord: de overzeese gebieden werden economisch en politiek belangrijker en moesten daarom vanuit het ‘moederland’ bestuurd worden). De vraag over het onderonsje tussen koning Willem III en de minister van Koloniën om lucratieve contracten aan de vrienden van de koning uit te delen, gaat niet over de rol van het koningshuis in het koloniaal verleden, maar over hoe het parlement werd gepasseerd en vervolgens haar controlerende taak uitvoerde.

Het zwaartepunt van het examen ligt bij de wereldoorlogen en het interbellum. In tijden van misplaatste vergelijkingen tussen hedendaagse overheidsmaatregelen en de jaren dertig maar goed ook. Kandidaten moeten een korte brief van Rijkscommissaris Seyss-Inquart tijdens de bezetting in Nederland linken aan het begrip ‘totalitaire staat’ („Aan het ministerie van Onderwijs, ik heb gehoord dat er in het onlangs afgenomen eindexamen enkele vragen zaten waarin negatief over het nationaal-socialisme werd gesproken. Ook werd erin beweerd dat het nationaal-socialisme een gevaar voor de kerken is. Ik verzoek u om een reactie.”). En aan de hand van een dagboekfragment van een kampgevangene in Drenthe (1943) moeten deelnemers het transportkamp in Nederland herkennen (antwoord: Westerbork), maar ook de „onbekende bestemming” waarvan„nog nooit één Jood teruggekeerd [is] om verslag uit te brengen” kunnen noemen.

Gezien de nadruk op de oorlog in het onderwijs moeten daar de punten bij elkaar gesprokkeld worden, en anders liggen aan het einde van het examen nog wat genadepunten voor het oprapen. Op de vraag waarom de door communisten doodgeschoten tsaar niet „vóór 1991 […] een eervolle, officiële begrafenis” kon krijgen is een inkoppertje, net als de meerkeuzevraag welk begrip bij de versnelde leegloop van kerken tijdens de coronaperiode hoort (keuze uit ‘amerikanisering’, ‘globalisering’, ‘multiculturele samenleving’ en ‘secularisatie’).