Het zakelijke belang bij de lelieteelt woog zwaarder dan de onzekere gezondheidsrisico’s voor het gezin

De zaak

Een gezin woont al tien jaar in Noord-Brabant als in de lente van dit jaar lelies worden geteeld bij de woning, op nog geen honderd meter afstand. Het gezin vreest voor risico’s op neurodegeneratieve ziekten als parkinson, alzheimer en ALS, vanwege de bestrijdingsmiddelen die de teler toepast. Als de bewoners willen weten welke bestrijdingsmiddelen de teler gebruikt, krijgen ze geen duidelijkheid.

Het gezin schakelt een advocaat in. Die eist dat het gewasbeschermingsbedrijf, dat in opdracht van de teler werkt, direct stopt met het bespuiten van het land. Het gewasbeschermingsbedrijf geeft daar geen gehoor aan en de advocaat start een kort geding voor een direct spuitverbod.

De uitspraak: spuiten mag tot eind seizoen

Volgens het gezin is het spuiten van bestrijdingsmiddelen pal naast de woning onrechtmatig vanwege een verhoogd risico op neurodegeneratieve ziekten.

Het gewasbeschermingsbedrijf is het daar niet mee eens: het zou maatregelen hebben getroffen om schadelijke effecten te voorkomen en te beperken. Bovendien gebruikt het alleen middelen die zijn toegelaten op de Nederlandse markt.

De rechter ziet in de toelating op de markt geen aanleiding om het gewasbeschermingsbedrijf gelijk te geven. De huidige toelatingsprocedures houden namelijk geen rekening met mogelijke risico’s op neurodegeneratieve aandoeningen.

Toch mag het gewasbeschermingsbedrijf doorgaan met spuiten in de resterende – zo’n acht – weken van het teeltseizoen. De rechter laat het belang van het gewasbeschermingsbedrijf bij afronding van de opdracht zwaarder wegen dan het belang van het gezin bij een spuitverbod.

De gezondheidsrisico’s noemt de rechter vooralsnog onzeker. Daar staat tegenover dat het gewasbeschermingsbedrijf omzet zou derven, terwijl het serieuze maatregelen heeft getroffen om eventuele gezondheidsschade in te perken, vindt de rechter, bijvoorbeeld door toepassing van veel lagere hoeveelheden dan in de lelieteelt gebruikelijk. Bovendien zullen de komende acht à tien jaar geen lelies op het perceel geteeld worden. Dat geeft de bewoners de tijd in een bodemprocedure duidelijkheid te krijgen over de risico’s van het gebruik van bestrijdingsmiddelen nabij hun woning. Een kort geding is daar niet geschikt voor, licht de rechter toe.

Het commentaar

Omgevingsrechtadvocaat Stef Nuijen van IJzer Advocaten constateert dat sinds vorig jaar een nieuwe stroom rechtszaken op gang komt van omwonenden tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt. Volgens hem is dat verklaarbaar. „Mensen zijn zich bewuster geworden van de gezondheidsrisico’s en juist in de lelieteelt gebruiken telers veel meer bestrijdingsmiddelen dan bij andere gewassen.” De advocaat dwong vorig jaar nog een spuitverbod af namens een groep omwonenden in Drenthe.

Onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) laat zien dat omwonenden, ook verder dan vijfhonderd meter van een akker, restanten van bestrijdingsmiddelen binnenkrijgen. De bron is echter lastig vast te stellen. Het kan het gevolg zijn van gebruik in de omgeving, maar ook van voedsel.

Uit diverse internationale wetenschappelijke onderzoeken blijkt een plausibel verband te bestaan tussen de blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten. Het RIVM doet momenteel onderzoek naar de effecten van de blootstelling op de gezondheid van omwonenden en agrariërs in Nederland, maar dat gaat nog jaren duren.

In deze zaak volgt de rechter het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat bepaalde vorig jaar dat de rechter een verbod kan uitspreken op het gebruik van toegelaten bestrijdingsmiddelen, omdat in de toelatingsprocedures in Nederland en de Europese Unie niet wordt getest op risico’s op neurodegeneratieve aandoeningen. Maar niet elk gezondheidsrisico hoeft te worden uitgesloten. Risicobeperkende maatregelen door de teler – uit eigen beweging of opgelegd door de rechter – kunnen ook voldoende zijn. De rechter moet per geval bepalen wat nodig is.

De rechter stond in deze zaak uitgebreid stil bij de risicobeperkende maatregelen die het gewasbeschermingsbedrijf had getroffen. Nuijen: „Ik vind dat de rechter hier wat makkelijk over de gezondheidsrisico’s heen stapt.” De advocaat wijst op de gewoonte van telers om bestrijdingsmiddelen te vermengen en stoffen toe te voegen voor een maximaal effect. Bij het testen voor de toelating van bestrijdingsmiddelen wordt geen onderzoek gedaan naar de gezondheidsrisico’s van deze cocktails, terwijl die volgens Amerikaans onderzoek mogelijk veel schadelijker zijn, vertelt Nuijen.

Al met al laat de rechtspraak sinds vorig jaar zien dat de afweging tussen de belangen van de teler tegenover die van de omwonenden verschillend uitpakt. Toch denkt Nuijen dat de rechter meer gaat verwachten van de teler als die vlak bij woningen of bijvoorbeeld scholen teelt. „Iedere professionele teler moet intussen wel op de hoogte zijn van de gezondheidsrisico’s voor de omgeving en zijn verantwoordelijkheid daarin, juist ook als gevolg van dit soort vonnissen.”

Uitspraak: rechtbank Oost-Brabant, 23 augustus 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:3852