Het Wenen van Freud was het laboratorium van de moderne tijd

Wenen, rond 1900. Stel je een koffiehuis voor: in de ene hoek zit een kunstenaar op een servet te tekenen. In de andere hoek zitten intellectuelen te debatteren, of is het roddelen? Moeilijk te zeggen. En daar zit, eenzaam aan een tafeltje, de wereldvreemde filosoof die altijd zwijgt. We lopen de deur uit, de straten zijn wijds. Slaan we de ene hoek om, dan zijn we in een statige wijk. In de achterkamers worden seances gehouden, geheime genootschappen opgericht. Slaan we een andere hoek om, dan is het armoe troef: prostituees voor open deuren, bedelende zigeuners, de kapotgewerkte arbeiders zijn weer onderweg naar huis. Op straat worden zowel Sachertorte als anarchistische pamfletten verkocht.

Vanuit ons huidige standpunt kun je zeggen: Wenen staat op het punt om modern te worden. Het is een stad vol tegenstellingen. Kunstenaars als Schiele en Klimt zetten zich af tegen de heersende moraal. Filosofen als Wittgenstein proberen het denken terug te brengen naar zijn kale essentie. In zijn nieuwe boek Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest neemt schrijver en psycholoog Frank Tallis je mee naar deze plek, naar deze tijd. Het is namelijk ook de tijd van de geboorte van de psychoanalyse. In dit Wenen ontwikkelt Sigmund Freud zijn belangrijkste theorieën. Hij woonde er bijna zijn hele leven en behandelde er patiënten, tot hij in 1938 werd gedwongen om te vluchten voor de nazi’s, een jaar voor zijn dood.

Wat Tallis’ boek zo aantrekkelijk maakt is dat hij Freud op een originele manier weet te verbinden met dit roerige Wenen. Hij laat zien dat de menselijke geest even tegenstrijdig is als het Wenen waar Freud werkte. Verdrongen verlangens, moordlustige gedachten gingen erin schuil, maar ook hoge idealen. De geest is voor Freud een parlement van botsende gevoelens en gedachten.

Kleurrijke gevalsstudies

Voor Tallis is Freud dan ook niet een afstandelijk denker die zijn theorie vanuit een ivoren toren ontwikkelde. Zijn patiënten waren voor hem van cruciaal belang: ze gaven hem inzicht in de menselijke geest maar hij voelde zich ook betrokken bij hun levens. Tallis beschrijft dan ook kleurrijke gevalstudies met mysterieuze titels als ‘De Wolvenman of ‘De Rattenman’ en laat ons de mensen achter deze gevallen zien, zoals Sergei Pankejeff, een jonge Russische aristocraat die als kind nachtmerries had over wolven of Ida Bauer, ‘Dora’, een vrouw die bij Freud kwam met hysterische klachten.

Wat Tallis daarnaast overtuigend laat zien, is hoe hard Freud werkte: de psychoanalyse ontwikkelde hij pas in de tweede helft van zijn leven (zijn meesterwerk De Droomduiding (1899) kwam uit op zijn drieënveertigste) maar daarnaast schreef hij zo’n twintig delen met geschriften die ruwweg vier domeinen omvatten: metapsychologie (de grondslagen van de psychologie), de ontwikkeling van de mens, zijn klinische studies en culturele filosofie. Hoewel hij op sommige gebieden sterker was dan op andere, leverde hij op alle gebieden cruciale bijdragen aan onze kennis van de mens. Ook had hij een bruisend gezinsleven, coördineerde hij de vorming van een psychoanalytische beweging en had hij een volle patiëntenpraktijk.

Handoplegging

Al deze zaken zijn uiteraard niet nieuw. Het verhaal van Freuds ontdekking van het onbewuste is vaker verteld: hoe hij begon met handoplegging en hypnose, en zijn patiënten later liet liggen op een divan, vrijuit sprekend. Of over de begindagen van de psychoanalyse als intellectuele beweging: Freuds reis naar de VS, bijvoorbeeld, waar zijn ideeën met kenmerkend enthousiasme werden ontvangen; of de breuk met Carl Jung, zijn favoriete tovenaarsleerling. En als je dit alles aan onze hedendaagse maatstaven toetst, zou je nu zelfs kunnen stellen dat Freud een twijfelachtige therapeut was: iemand die veel invulde voor zijn patiënten en bovendien trachtte hun verhalen soms op een onhandige manier in zijn theorieën in te passen.

Wel vernieuwend aan dit boek is de manier waarop Tallis, die naast literaire werken ook thrillers schrijft, de verhalen over Wenen en Freud bij elkaar brengt en ze op een literaire manier met elkaar verbindt. Je waant je tijdens het lezen op het stoomschip dat Freud en Jung naar Amerika vervoerde; en de rook in Freuds studeerkamer is bijna te ruiken. Bovendien laat Tallis op een beeldende manier zien hoe seksualiteit, de dood en conflict belangrijke thema’s waren voor Freuds patiënten en zo een belangrijk onderdeel werden van de psychoanalyse. Niet veel van Freuds volgers zouden zijn populariteit evenaren. Alleen Jung zou even beroemd worden als Freud zelf. Andere analytici, zoals Wilhelm Stekel, Alfred Adler en Wilhelm Reich, bouwden voort op Freuds werk en ontwikkelden gaandeweg hun eigen theorieën over de oorsprong van mentaal leed. Maar Freud introduceerde een nieuwe manier van kijken naar de menselijke geest, waarin psychopathologie betekenis kon hebben en niet enkel het resultaat was van erfelijkheid en hersenafbraak.

Voorvechter vrouwenrechten

Voor wie meer wil weten over hoe de psychoanalyse zich ontwikkelde kort na Freuds tijd is er een nieuw boek: Freud, Adler, Frankl, waarin naast Freud twee andere therapeuten worden besproken. Dit boek, geschreven door drie verschillende auteurs, Hannes Leidinger, Christian Rapp en Birgit Mosser-Schuöker, speelt zich net als Tallis’ boek af tegen het veranderende decor van Wenen. Adler was een socialist en een naaste medewerker van Freud. Hij was een voorvechter van vrouwenrechten en pleitte voor psychoanalyse voor de gewone man. Hoewel Adlers theorieën minder invloedrijk waren dan die van Freud, introduceerde hij bijvoorbeeld het concept van het inferioriteitscomplex. Viktor Frankl, de publieksfavoriet, was een Oostenrijkse psychiater en Holocaust-overlevende die de ‘logotherapie’ bedacht, een vorm van existentiële analyse gericht op het vinden van betekenis in het leven. In zijn bekende boek De zin van het bestaan, nog altijd een bestseller, reflecteert hij op zijn ervaringen in concentratiekampen en onderzoekt hij hoe het nastreven van een doel mensen kan helpen om te gaan met en te boven te komen.


Lees ook

Kris Lauwerys schreef een boeiend boek over drie Weense vrouwen die uit het keurslijf van hun tijd braken

Modeontwerpster Emilie Flöge in 1910.

Deze vroege pioniers van de psychologie maakten de weg vrij voor ons huidige begrip van het menselijk verstand. Het laat ook zien dat Wenen na de Tweede Wereldoorlog zijn status als creatieve broedplaats voor psychologisch denken had verloren. Met het vertrek van Joodse analytici verschoof het centrum voor psychologisch denken naar de Engelssprekende wereld. De psychoanalyse zelf ontwikkelde zich grotendeels verder in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het meest interessante aan Freud, Adler, Frankl is de discussie tussen de drie auteurs aan het einde van het boek, waarin ze de invloed van de verschillende denkers bespreken. Uiteindelijk blijft de indruk dat Freud de grootste impact heeft gehad; niet omdat hij op alle punten gelijk had, maar omdat hij een geheel nieuwe manier van kijken naar de mens introduceerde, waaraan denkers als Adler en Frankl en iedere psycholoog na hem schatplichtig zijn.

Psychische pijn

Hoewel Freud zichzelf graag zag als een eenzaam genie dat niet serieus werd genomen door zijn vakgenoten, en zijn vaak afvallige volgelingen, strookt dit niet met de werkelijkheid. Zowel Freud, Adler, Frankl als Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest onderstrepen dit. Freud had altijd naaste medewerkers die hem inspireerden, zijn boeken werden destijds al goed ontvangen, hij ontving een felbegeerd professoraat en werd maar liefst drieëndertig keer genomineerd voor een Nobelprijs. Toch waren er vanaf het begin weerstanden tegen de man en zijn werk, en nog steeds worden Freuds ideeën vaak karikaturaal voorgesteld. Hij zou te zeer gericht zijn geweest op seksualiteit, zijn voorstelling van het onbewuste te gelimiteerd. Het idee dat we oneindig veel complexer zijn dan we denken, gedreven door krachten die we niet duidelijk kunnen overzien, ligt de meeste mensen duidelijk nog steeds niet.

Maar wat over het hoofd wordt gezien, is de opvatting dat praten kan helpen om psychische pijn te verlichten. Dat inzicht hebben we echt aan hem te danken. Ook de spreekkamer is zijn uitvinding. Veel van zijn andere ideeën zijn zo diep in onze cultuur verankerd geraakt dat we compleet vergeten zijn dat ze van hem afkomstig zijn, zoals het besef dat jeugdervaringen invloed hebben op ons volwassen leven, of het idee van een onbewust zelf. We leven, kortom, nog steeds in zijn nalatenschap. Of, zoals Tallis schrijft: ‘Ondanks zijn tekortkomingen – en die waren talrijk – blijft hij degene die voor ons het dichtst het idee van een moderne magiër benadert. Er zijn geen vergelijkbare figuren die hem werkelijk zouden kunnen vervangen, geen huichelaars en ook geen geloofwaardige opvolgers, geen concurrenten die zo’n grote en wijdverbreide invloed hebben gehad. Hij is uniek en als zodanig is hij onmisbaar.’


Lees ook

de recensie van dit boek over de invloed van Freud op de literatuur