N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Tommy Wieringa Een oorlogsverhaal, een stervende gouvernante – de schrijver combineert in Nirwana vele verhalen, het ene boeiender dan het andere. Maar de roman drijft, vaart en zinkt niet.
Het moet een monsterlijk ding worden, het vlaggenschip en de trots van Adema Marine Operations. Een supercatamaran zoals die nog nooit is gebouwd: tankers vormen de twee rompen, met ertussen een gigantisch werkplatform. De Boreas: met de nodige pretentie vernoemd naar de ijzigste en dus stoerste der Griekse windgoden, de verpersoonlijking van de noordenwind. Hij zal, ook midden op woeste zee, een compleet boorplatform op zijn staanders kunnen hijsen. Bij Adema hopen ze dat Willem Adema, de oprichter van het bedrijf, tijd van leven zal hebben om de doop nog mee te maken. Maar eigenlijk kan de krachtpatserij, de kroon op wat de stamvader en inmiddels eeuweling ooit in gang zette, al niet meer stuk. Energiereuzen boekten de Boreas al ‘voor de demontage van een boortoren in Noorwegen en de aanleg van een pijplijn voor Russisch gas’.
Maar tegelijkertijd kan alles nog stuk, zou je zeggen – want dit verhaal speelt zich af in de jaren tien van de eenentwintigste eeuw. De kennis van nu, van klimaatverandering, zet je als lezer aan het twijfelen: gloort daar, bij aanvang van Nirwana, een zweempje revolutionair elan? De glorieuze, klassieke, zware industrie, in een roman anno nu: is zulk succes nog houdbaar, herhaalbaar? Is dit zo’n boek? Zal hier iets omwentelen, of blijft het vuur branden?
Verbrandingsproces
‘De mens was geworden wie hij was door het vuur, het vuur en hij waren onafscheidelijk’, bespiegelt Tommy Wieringa (1967) op een zeker punt in zijn nieuwe roman en dat duldt geen tegenspraak. Alles wat de mens maakte, begon met vuur, en inmiddels is er ‘nauwelijks een product of dienst te verzinnen waaraan geen verbrandingsproces ten grondslag lag’. Het vuur zou, mocht, kon nooit doven, noch in een Romeinse tempel waar de Vestaalse maagden de vlam brandend moesten houden om rampspoed te verhoeden, noch in de liefde, van mens tot mens, of in de ambitie, in een karakter, het leven. Dan dooft het licht.
Én maatschappijkritische beschouwing, én oorlogsverhaal, én de teloorgang van een uitgebluste man in het nauw
Vuur is het onderliggende thema van Wieringa’s roman – en op kleinere, menselijke schaal zit Hugo Adema juist zonder. Hij is afstammeling van de offshoregigant en koos zijn eigen pad. Maar hij werd onlangs verlaten door zijn vrouw, ze verving hem voor een jonger exemplaar, hij is inspiratieloos in zijn kunstenaarschap, in de veertig, weliswaar levend in welstand aan een Amsterdamse gracht, maar toch: futloos, uitgeblust.
Er is een uitweg, weten we, dankzij het motto en de titel van Nirwana. Wijze woorden van de boeddhistische monnik Ajahn Sucitto leiden de roman in. ‘Als het vuur niet langer brandt, is het “in nirwana opgegaan” – de elementen waaruit het bestond, zijn niet langer in staat van ontbranding’, staat er in het motto, uit een commentaar van de monnik op boeddhistische lessen. Het resultaat van vuur is niet alleen as en uitgeblustheid, maar ‘juist leven en kracht’, volgens de monnik, want ‘als de vuren van hebzucht, haat en waan zijn geblust, is de geest vrij om op volle kracht te werken’. Bevrijd, verkerend in een ‘weldadige koelte’: die zen-toestand bereiken, dat zou wel wat zijn voor Hugo Adema. Dat belooft wat.
Lees ook de recensie van De heilige Rita: Een krimpleven in een krimpgebied
Maar voordat hij die staat van onthechting bereikt, smeult er nog wat. Woede, over jeugd en kracht: dat alles hoorde bij het leven dat Hugo Adema vaarwel wenst te zeggen. Nirwana speelt zich af in de wereld van steeds verzengender wordend kapitalisme, dat teert ‘op een hoogintensief energieverbruik’ en dat altijd maar brandend gehouden moet worden. De wereld van Trump, het is 2016 – diens ‘vurige opkomst kon alleen maar worden voortgezet met meer vuur’ – die er een is van ‘woekerende infantilisme’. Stel je een wereld voor met alleen maar jongeren, monkelde een vriendin van Hugo al eens, in een moralistische bui: ‘Geen ervaring en geen verleden, alleen maar het eeuwige heden van de jeugd, als in een kuikenfabriek of zo.’ Het vuur van de woede en het vuur van de jeugd, die geen redelijkheid en geen omzien kennen, zijn bedreigingen.
Woeste strijdkreet
Zo’n boek – met, op weg naar ‘nirwana’, eerst nog wat gemopper op de maatschappij en op jeugdige kracht en schoonheid, is dat wat Nirwana is?
Niet helemaal, want ‘vuur was een goede knecht maar een slechte meester’, zoals het op een zeker punt ronkend heet. Vuur is schepper en vernietiger ineen, bijvoorbeeld als brandstof van oorlogen. Als de verzamelde familie Adema in vurige feestvreugde uitbarst op de honderdste verjaardag van Willem Adema de Oude, is die paradox voelbaar: ‘Het ‘Hoera! Hoera!’ dreunde even later op de eeuweling neer, en niemand die wist dat dat in het hoofd van de oude man weerklonk als een echo van de woeste strijdkreet waarmee de Russen aan het front uit hun schuilplaatsen stormden en zich met duizenden tegelijk lieten neermaaien.’ Dat inkijkje zet de roman even onder spanning – hoe kunnen we in een hoofd kijken waar niets meer uit komt? – net als het getatoeëerde rondje dat Hugo in zijn jeugdjaren (in de proloog) ontwaarde onder zijn opa’s oksel. Wat heeft dat te betekenen?
De oorlog, natuurlijk – zo’n boek blijkt Nirwana óók, over de doorwerking van wat we de asresten of brandwonden van de Tweede Wereldoorlog kunnen noemen. De oude Adema sloot zich ooit aan bij de nazi’s, en dat was meer dan de veredelde kwajongensstreek die de familie er vergoelijkend van pleegt te maken. Geen nobel meevechten om aan het oostfront de Russen te verjagen, maar: ‘Arische heerschappij, dood aan de Joden, Blut und Boden, hij was bloedfanatiek.’ Daar komt Hugo Adema achter dankzij Tommy Wieringa (nog een verteltruc, goh, is het dan ook zó’n boek, met een doorbroken ‘vierde wand’, metafictie?); romanpersonage en romanschrijver zijn namelijk beiden sterk aangetrokken tot het belastende oorlogsdossier van de oude Adema in het NIOD. Hugo dankzij zijn fascinatie voor die oorlogstatoeage, Wieringa omdat zijn pleegmoeder hem ooit op Adema’s spoor zette.
Alle mogelijke boeken
Want zo’n boek is Nirwana ook nog: met een wonderlijke constructie, waarbij Hugo’s oude gouvernante de pleegmoeder van Tommy Wieringa blijkt te zijn geweest. In het echt ook, vermoed je dan, want zoiets omslachtigs is het verzinnen niet waard – en inderdaad, er was zo’n connectie, tussen Wieringa en de afstammelingen van scheepsindustrieel (en nazisympathisant) Pieter Schelte Heerema, zo heeft de schrijver inmiddels in interviews gezegd. Waarmee duidelijk is dat Nirwana dus ook nog zó’n boek is: de fictionalisering van een brisant, werkelijk levensverhaal, denk: Alexander Münninghoffs De stamhouder.
Met Nirwana heeft Tommy Wieringa klaarblijkelijk niet willen kiezen: hij koos ambitieus alles, voegde al die mogelijke boeken samen. Én maatschappijkritische beschouwing, én oorlogsverhaal, én de teloorgang van een uitgebluste man in het nauw – en dan zijn er ook nog scènes uit dat voorbije huwelijk, en uit iets wat je een beknopte mantelzorggeschiedenis kunt noemen. Want de oude gouvernante die de schrijver-in-het-boek en Hugo Adema verbond, verschijnt ook weer ten tonele, al heeft ze dan niet lang meer te leven. Daarmee maakte Wieringa het zich niet gemakkelijk, en de lezer evenmin. De combineerdrift zorgde voor een boek dat uit vele episodes bestaat, ongelijksoortige delen, die geduld vragen – want wie nieuwsgierig is naar dat oorlogsverhaal, moet nogal eens schakelen, naar de verstilde episode met de stervende gouvernante in Drenthe, of de herinnerde liefdesidylle van Hugo en zijn ex Loïs (‘Ze paarden als de dieren des velds’). Vele elementen herinneren bovendien aan andere boeken – meer of minder bewuste flirts, met kunstenaarsroman Zwarte schuur en industriëlenroman Otmars zonen en zelfs even met ongrijpbare-heldenepos Alkibiades of met zijn eigen oeuvre (Caesarion, De heilige Rita), maar ze pakken niet in Nirwana’s voordeel uit.
In de weg
Daar staat tegenover dat Wieringa goed schrijft: zijn formuleringen zijn nooit lukraak, altijd fraai want doordacht, eerder bedachtzaam dan vlot, en instant sfeervol. Die neiging om de dingen mooi te zeggen staat soms wel op gespannen voet met de inhoud, dankzij die ongelijksoortigheid in het boek. Vaak past de gedragen, gewichtige toon, maar waar die minder werkt, is het meteen aanstellerig. Als de gouvernante overlijdt, vrij kort na de hereniging, voelt Hugo’s rouwklacht (‘Soms gaf iemand het leven het aanzien van een wonder. Het was alsof er met diegene meer stierf dan een mens, het was de dood van de generositeit zelf’) toch echt overdadig aan, sentimenteel, ronduit onecht.
Zulke momenten, net als die waarin de columnist zich weer naar de voorgrond dringt (‘De crisis van de westerse wereld, zo kwam het hem opnieuw voor, was een crisis van de onvolwassenheid, we weigerden nog langer op te groeien’), plaatsen het verhaal van het hoofdpersonage op afstand – alsof Wieringa met zijn verhaal er geregeld vóór staat, in de weg. Misschien was daar de rol van Tommy Wieringa in de roman wel voor bedoeld: om te tonen dat het constant de schrijver is die we horen denken en vertellen (en die ongeoorloofde kijkjes in hoofden kan nemen), en niet Hugo, helaas? Het kan, maar daarmee schieten we welbeschouwd weinig op.
Ach. Nirwana is niet het grootse, revolutionaire boek dat de inzet of omvang ervan suggereert, het is eerder een boek dat op heel veel andere boeken lijkt. Maar ach, het is onderhoudend genoeg, de roman drijft, vaart, zinkt niet. Er duikt een oorlogsdagboek op en daaruit ontspint zich een plan voor zoete wraak in het hoofd van Hugo Adema, op de wereld die hem niet meer hoefde, op zijn ex, de kunst, zijn familie. Maar die wraakverhaallijn, die de climax van Nirwana vormt, werpt wel een problematische paradox op in de roman, die verhoedt dat het geheel groter wordt dan de som der delen, die voorkomt dat het onderliggende thema alles uiteindelijk weldadig laat gloeien. Want Hugo Adema vindt in die wraak juist weer kracht, en de roman leeft ervan op – het wordt weer wezenlijk interessanter dan de episode daarvóór, Hugo’s ontdekking van een verzwegen, gehandicapt zusje. Hoe teer ook, hoe kwetsbaar Wieringa ook poogt te schrijven (maar zijn gedragen stijl, die afstand schept, werkt ook daar soms tegen); de energie van de roman zit toch daar waar het vuur brandt. Nieuwe liefde, jeugdige kracht, inspiratie!
Maar hoe zat het ook alweer? ‘Op de uitdoving van je begeerte en je lijden volgt weldadige koelte. Het antwoord op de heerschappij van het vuur is afwezigheid van vuur.’ De climax van Nirwana laat het vuur niet uitdoven, maar juist opnieuw oplaaien. Hugo beoogt niet de koele berusting van geleidelijke uitdoving, maar de genoegdoening van een verschroeiende overwinning – vuur met vuur bestrijden. Is dat een móóie paradox, of toch een vreemd ondermijnende? Is de belofte van Nirwana, van nirwana, vergeefs? De roman laat zien: zonder vuur kan het niet.