Het ‘Vollering-miljoen’: vloek of zegen voor het wielrennen?

Wielrenster Demi Vollering zou een miljoen zijn geboden. Goed voor de sport zou je zeggen, maar is dat zo? Helpt dat rensters – een kwart van het totaal – die nagenoeg niets verdienen? En bestaat er zoiets als het ‘artificieel pushen’ van een sport?


Foto Marcel van Hoorn/ANP

Een column van Marijn de Vries in NRC haalde onlangs de internationale wielerpers. ‘Een miljoen voor Demi Vollering’, was de ietwat suggestieve kop. Alsof het om een fait accompli ging, terwijl De Vries in het stuk duidelijk maakt dat zij het ‘verhaal’ dat de afgelopen maanden van meerdere kanten tot haar kwam – een van de grootste rensters van dit moment kreeg eind vorig seizoen een miljoen salaris aangeboden van UAE Team Emirates – niet rond kon krijgen. Vollerings manager wilde bevestigen noch ontkennen.

Dat miljoen verbaasde mij, want sinds ik over de positie van vrouwen in topsport schrijf, kwamen er veel stukken over de deplorabele financiële staat van het vrouwenwielrennen voorbij. Zoals het interview met Typhaine Laurance, vorig najaar in Le Parisien. De Franse renster besloot kort na haar 25ste verjaardag dat zij niet langer voor het Britse team Lifeplus Wahoo wilde uitkomen, een team op het tweede niveau (continentaal). Reden: ze verdiende 1.000 euro bruto per maand. „Ik woon nog bij mijn ouders en het is voor mij onmogelijk om een eigen appartement te krijgen. Op je 25ste moet je jezelf vragen gaan stellen, toch?”

Vorig jaar was er ook een leegloop bij de Spaanse wielerploeg Zaaf. Le Télégramme vroeg renster Audrey Cordon-Ragot waarom ze haar contract niet had verlengd. Ze zei: „Voor mijn mentale welzijn. Sinds begin dit jaar heb ik geen salaris ontvangen en geen reiskostenvergoeding. Afgezien van het financiële aspect waren de omstandigheden waarin we verkeerden een professioneel team onwaardig.”

Iris Slappendel, oprichter van de internationale wielervakbond The Cyclists Alliance, vertelt dat het percentage rensters dat zo goed als niets verdient al sinds 2019 (toen de vakbond voor het eerst cijfers publiceerde) rond de 25 procent ligt. Bij de hogere salarissen zie je meer beweging. Vorig jaar verdiende 34 procent van de rensters meer dan 50.000 euro bruto, een stijging van 11 procent vergeleken met 2022. „We zien nu ook voor het eerst salarissen boven de 200.000 euro”, zegt Slappendel. „Zes procent zat vorig jaar in die categorie.”

Op de vraag wat ze vindt van het ‘miljoen van Vollering’ – helpt dat de wielersport vooruit of juist achteruit, zoals sommige ploegbazen suggereren – reageert ze pragmatisch. „Het is economie. Als sponsoren vinden dat dit haar waarde is kun je moeilijk zeggen: stop dat miljoen liever in de ontwikkeling van de sport. Dat laatste zou natuurlijk goed zijn, maar dat is niet hoe het werkt. Alle aandacht van sponsoren gaat naar de beste rensters. Die hebben het geluk dat ze rijden in een tijd dat vrouwensport steeds meer aandacht krijgt. Je kunt alleen maar hopen dat die hoge salarissen zorgen voor een trickle down-effect.”

De Belgische sporteconoom Wim Lagae, hoogleraar sportmarketing aan de KU Leuven, verwacht dat de hele sport gaat profiteren van de topsalarissen, die volgens hem een indicatie zijn dat er meer „economische aandacht” is voor het vrouwenwielrennen. Op het tweede niveau moet nog veel gebeuren, maar over het algemeen nemen de salarissen toe, zegt hij. Was het gemiddelde jaarsalaris van een renster in 2021 nog 53.000 euro bruto, dit jaar is het 85.000.

Lagae wijst ook op gewijzigd beleid bij sponsoren als KPMG. Dat bedrijf kondigde twee weken geleden aan dat mannelijke en vrouwelijke winnaars van álle Vlaamse voorjaarsklassiekers gelijk prijzengeld krijgen, nadat de Ronde van Vlaanderen vorig jaar de primeur had gekregen. Doel: de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen ‘verder wegwerken’ en de wielersport voor vrouwen ‘verder professionaliseren’. Lagae: „Waar we nu staan in het vrouwenwielrennen, financieel gezien, is mede aan dat soort initiatieven te danken.”

Maar net zo belangrijk, zegt hij, is het minimumloon dat de internationale wielerunie UCI een paar jaar geleden invoerde voor vrouwelijke rensters in de WorldTour, de hoogste wielerklasse. Rensters in dienst van een ploeg krijgen dit jaar een salaris van minimaal 35.000 euro bruto, tegen 42.000 bij de mannen. Dat bedrag moet de komende jaren langzaam oplopen.

Een minimumloon in de WorldTour lost het probleem van de armoedige situatie op het één na hoogste niveau niet op. Die kloof zal nooit echt verdwijnen, verwacht Slappendel, maar zal op den duur wel kleiner worden. Al was het maar omdat de UCI volgend jaar een tussencategorie met een eigen minimumsalaris wil invoeren.

Als het aan Slappendel ligt, komt er ook een transfervergoeding voor kleinere wielerploegen op het continentale niveau die veel investeerden in rensters die nu bij grote ploegen uitblinken. „Want vergeet niet dat Demi Vollering en Lorena Wiebes ooit zijn begonnen bij VolkerWessels”, zegt ze. „Zo’n ploeg zou daar best voor beloond mogen worden. Zo gek is dat niet, het gebeurt ook in het voetbal.”

Over de gehele linie kampen snel groeiende vrouwensporten met groeipijnen. Ik zal nooit het gesprek vergeten, vorig jaar tijdens het WK voetbal, met Sandra Phillips, de moeder van een Jamaicaanse middenvelder. Omdat de Jamaicaanse voetbalbond haar plichten niet nakwam, had Phillips een crowdfundingsactie op touw gezet, zodat de vrouwen naar Australië konden afreizen in de wetenschap dat hun meest basale behoeften daar bevredigd werden. Na het toernooi vertelde ze dat haar dochter slechts de helft van de 55.000 euro aan prijzengeld overhield, omdat zowel Australië als Jamaica belasting hieven.

Bestaat er zoiets als een sport „artificieel pushen”, zoals Patrick Lefevere, ploegbaas van AG Insurance – Soudal Quick-Step vorig jaar zei in reactie op het minimumloon in het vrouwenwielrennen? Hij gunde het de rensters van harte, maar sommigen zijn zo’n bedrag niet waard, vond hij. Hoe valt het anders te verklaren dat de tijdslimiet in de Tour van 2022 moest worden verhoogd omdat de helft van het peloton anders buiten tijd was aangekomen? Ik geef toe: daar heeft hij een punt.