N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: de steak.
Mijn dingen-zoektocht leidde me naar Pennsylvania, naar een streek bekend om zijn antiekzaakjes en yard sales. Maar het waren de billboards die mijn aandacht trokken: advertenties voor de ‘Philly Cheesesteak’, een beroemd regionaal gerecht waarbij de steak zwemt in de gesmolten kaas. Ik stopte bij een diner. Om me heen werden de steaks rondgebracht. Het waren ontegenzeggelijk objecten, dingen.
Twee vragen dienden zich aan:
1. Wanneer wordt een dier een object?
En 2. Wat zegt het desbetreffende dier-object over de streek of het land waar het als lekkernij geldt, wat symboliseert het?
De verdingelijking van een dier vindt volgens mij niet plaats op het moment dat het gedood wordt. In al die eeuwen dat we uit noodzaak joegen, bleef het dier een dier, ook als het werd omgelegd, zelfs wanneer het in stukken werd gehakt. Het cruciale moment in de verdingelijking: wanneer de stukken van het dier niet langer herkenbaar zijn als een deel van een geheel. Dat geheel noemen we het organisme, het leven. Zonder geheel zijn de delen geen delen meer, maar objecten. Onlangs ging een filmpje viral van een Gen Z’er die bekende dat ze laatst pas ontdekte dat ‘kip nuggets’ uit kip bestaan: voorheen dacht ze dat kippen ze gewoon graag aten.
Het vlees der vlezen is steak, aldus de Franse filosoof Roland Barthes. In zijn Mythologieën (1957) noemt hij de steak het summum van Fransheid, omdat die, net als wijn, past in de ‘sanguine mythologie’, de mythologie van het passievolle bloed. „Bloederigheid is de raison d’être van de steak”, schrijft hij, hoe rauwer het vlees, des te meer de eter ervan in contact staat met de voorvaderen, met jagen en doden en oorlog. Volgens Barthes neemt de steak een unieke plek in tussen mythologie en consumentisme, en is hij „deel van de natie” of zelfs „het vlees van de Franse soldaat”.
Hij noemt een oude film, Deuxième Bureau contre Kommandantur (1939), waarin een Franse verpleegster ontdekt dat iemand die ze heeft geholpen een spion is. „En om dan te bedenken dat ik hem steak heb gegeven!”, roept ze uit. Het verraad was niet zozeer het verraad zelf, maar dat de spion haar ertoe had verleid hem het bloederige landshart te schenken.
Sinds de jaren van Barthes is vlees meer en meer opgeschoven richting consumentisme (draaiend om producten) en weg van de mythologie (draaiend om verhalen). Zeker in de Verenigde Staten, waar vlees eten nauw verbonden is met consumptieve vrijheid. In reclames over grills en barbecues wappert altijd een Amerikaanse vlag en is de onderliggende boodschap vergelijkbaar met die aangaande wapenbezit: van ons vlees blijven ze af. Ik ken geen land waar vlees zozeer is verdingelijkt als Amerika. Beef jerky, pork rinds (chips van varkensvel), chips-met-bacon-smaak.
Dat vlees ooit deel heeft uitgemaakt van een dier, en past in een ‘sanguine mythologie’, lijkt hier op de meeste plaatsen vergeten. Vlees draait om de vrijheid niet beperkt te worden. Vandaar ook de Philly Cheesesteak, een gerecht dat draait om het niet maken van keuzes. Méér vlees dan bij welk ander gerecht, méér kaas, méér jus. Het ding dat hier op de borden ligt, is het recht op overvloed. (In zijn boek signaleerde Barthes de beginstadia van de toe-eigening van de steak door de Verenigde Staten al; hij vond het niks.)
Denkend aan vlees-dingen in Nederland kun je niet om de kroket/bitterbal heen. Wat vertegenwoordigt dit object? Die typisch Hollandse staat van zijn, waarin onze hang naar comfort, oppervlakkig sociaal contact en vrijblijvendheid elkaar perfect in evenwicht houden, noemen we ‘gezelligheid’. Amerikanen eten een steak en denken: we zijn vrij. Wij nemen een bitterbal en stralen uit: kijk ons, we zijn gezellig. Op die manier wordt het vlees-ding een symbolisch middel, dat we nodig hebben om ons ‘over te geven’ aan onze verlangens. Dat is het moment waarop het ding een symbool wordt.
In deze diner in Pennsylvania vroeg ik de serveerster of ze ook iets anders dan cheesesteak hadden. Ik kreeg niet de indruk dat ze mijn vraag begreep.