Hoe overbrug je een periode van zestig jaar? Hoe vat je samen wat er in die tussenliggende tijd is gebeurd als je daar zelf liever niet over praat? En hoe is het om na al die tijd je jeugdliefde weer tegen te komen?
De debuutroman van de Taiwanees-Amerikaanse schrijfster Karissa Chen, Vogels op de wind, is een omvangrijke en imposante geschiedenis die zo’n zeventig jaar omvat en waarin zulke vragen worden beantwoord. Zeventig jaar waarin China in meerdere opzichten verandert, onder meer door de Chinese Burgeroorlog die een flinke impact heeft op de hoofdpersonages.
In 1938 dwaalt de zevenjarige Suji door de straten van Shanghai, als ze plots wordt aangetrokken door vreemde klanken. Muziek die ze niet eerder heeft gehoord en niet thuis kan brengen. Als ze naar de bron op zoek gaat, ziet ze een jongetje op een binnenplaats viool spelen. Dat is een westers instrument en hoogst ongebruikelijk om tegen te komen in Shanghai in die tijd. Geconcentreerd speelt het jongetje hetzelfde nummer vier keer achter elkaar, tot hij door zijn moeder naar binnen wordt geroepen. Het is de eerste keer dat Suji Haiwen ziet. Langzaam maar zeker ontwikkelt zich vriendschap tussen de verlegen, stille Haiwen en de kordate Suji. En die vriendschap wordt liefde.
Het is 1947. Chen beschrijft een nacht waarin achter elke voordeur in Shanghai verdriet heerst. Een dag later gaat Haiwen in militaire dienst. Hij heeft zich daar stiekem voor aangemeld zodat zijn broer – wiens vrouw een kind verwacht – niet hoeft te gaan. Zonder overleg, zonder er al te veel bij na te denken. Tot groot verdriet van Suji en zijn familie. De gevolgen van zijn dienstplicht kan hij dan nog niet overzien, maar zullen enorm zijn.
Chen kreeg het idee voor Vogels op de Wind nadat ze in 2005 op een foto stuitte van haar toen net overleden grootvader. Daarop is hij huilend te zien aan het graf van zijn moeder. Haar opa vertelde nooit over vroeger en liet zeker geen emoties zien, dus de foto intrigeerde haar. De schrijfster ging op onderzoek en kwam erachter dat haar opa als 19-jarige het leger in ging en vanuit Shanghai naar Taiwan werd uitgezonden. Daarna kon hij niet meer terug en heeft hij zijn moeder nooit meer kunnen zien.
Lees ook
In China kan niemand het verleden voorspellen
Het verhaal van Chens opa bleek niet op zichzelf te staan: zeker twee miljoen Chinezen konden na de Chinese Burgeroorlog niet meer terug naar huis.
In het tweede hoofdstuk komen de twee personages elkaar weer tegen. Het is dan 2008 en in Los Angeles komen Haiwen en Suji elkaar toevallig in een supermarkt tegen. De muziek die op dat moment op de achtergrond speelt is toepasselijk, schrijft Chen. Ze zien elkaar „onder begeleiding van een heel strijkorkest”. Dit keer weet Haiwen zeker dat zij het is, ook al had hij in de afgelopen decennia vaker andere vrouwen voor Suji aangezien.
Haiwen heet inmiddels Howard en Suji Suchi. Hun personages verschuiven door de tijd, ze verhuizen en Chen laat dat zien aan de hand van hun namen. Zo hebben Haiwen en Suji verschillende namen, die corresponderen met de plaatselijke taal of het lokale dialect. Suji, Suchi, Soekei: ze zijn een en dezelfde persoon. Maar het ene moment is ze in Shanghai, dan in Hongkong en dan weer in de Verenigde Staten.
Chen heeft veel onderzoek gedaan naar de omstandigheden waarin de Chinese Burgeroorlog zich voltrok, toch is die niet te aanwezig in het boek. De oorlog speelt op de achtergrond, via dialogen en berichten op de radio die de personages horen. Die personages spelen een veel belangrijkere rol in de roman. Het zijn er veel, het gaat om de vele mensen die Haiwen en Suji gedurende hun leven tegenkomen. Chen beschrijft soms wat langzaam en soms iets te snel hoe het leven van de twee verloopt. Wat Haiwen tijdens de oorlog heeft meegemaakt, beschrijft ze nauwelijks, terwijl er wel veel aandacht is voor de opgroeiende kinderen. Dat is op momenten een beetje saai. Gelukkig besteedt Chen ook genoeg aandacht aan het oudere stel. Want elkaar na zestig jaar weer tegenkomen, dat is niet makkelijk als je allebei zulke zware herinneringen aan vroeger hebt.
Op zoek naar hun thuis
Howard had voor zichzelf op een rijtje gezet wat er allemaal hetzelfde was gebleven aan Suchi. „Om te beginnen, natuurlijk, haar lach. Maar ook hoe ze met haar haren speelde als ze in gedachten verzonken was. De grote ogen die ze opzette en hoe ze even haar adem inhield als er iets smakelijks voor haar op tafel gezet werd. Hoe ze haar lippen tuitte en heen en weer bewoog als ze een beslissing moest nemen. Dat gaf hem allemaal houvast, nu ze hem in zoveel andere opzichten vreemd was geworden.”
Gaandeweg ontrafelt Chen, door steeds heen en weer te springen in de tijd, het levensverhaal van de twee geliefden. Soms is dat een tikkeltje ongeloofwaardig, maar altijd is het levendig beschreven. De roman gaat vooral over twee personen die op zoek zijn naar hun thuis.
Hoe zorg je dat je je ergens thuis voelt, als je niet meer naar huis kunt gaan? Het boek zit boordevol verdriet, maar bevat ook veel liefde. Chen heeft met Vogels op de wind een mooi eerbetoon geleverd aan haar grootvader, maar ook aan al die anderen die door dezelfde omstandigheden niet meer naar huis konden of hun ouders nooit meer konden zien.
