N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Steungezin Hulp van een ander gezin kan zwaarbelaste ouders overeind houden. „Het is goed voor mijn zoon ergens anders mee te draaien.”
Als de 4-jarige Amir op school Kim Teeuwen (48) in de deuropening van het klaslokaal ziet staan, rent hij op haar af en gooit zijn armen om haar nek. Teeuwen knuffelt en kust hem en zegt: „Vandaag ga je met mij mee. Kom, we gaan een tosti eten. Jouw lievelings.”
Amir is niet haar zoon, maar ze hebben wel een speciale band: Kim Teeuwen uit Roermond zorgt sinds hij vier maanden oud was elke woensdag voor Amir. Zijn moeder, 38, ook uit Roermond, is alleenstaand. Om privacyredenen wil ze niet met haar naam in de krant. Amir was een huilbaby, zij had een zware zwangerschap en een hernia gehad, ze kon wel „wat lucht” gebruiken, zegt ze. Bovendien moest ze vier keer worden geopereerd in Amirs eerste levensjaar. Ze heeft weinig familie om op terug te vallen. Amirs vader is niet in beeld en met haar eigen moeder heeft ze „een beschadigde relatie door een probleemjeugd”. Via de GGD werd ze gewezen op Buurtgezinnen, een organisatie die overbelaste ouders koppelt aan ‘steungezinnen’ in de buurt. Het begon als burgerinitiatief in drie gemeenten, intussen bestaat Buurtgezinnen in ruim honderd gemeenten.
Afgelopen jaar koppelden ze 1.150 keer gezinnen aan elkaar, vertelt oprichter Leontine Bibo. In 2021 waren dat er 1.015 en het jaar ervoor 675. Voor de stijging noemt ze meerdere redenen: meer gezinnen ervaren stress door de verslechterde economische situatie, de armoede neemt toe in Nederland, haar organisatie is in steeds meer gemeentes actief en de organisatie is beter bekend. „Bovendien zijn voor Jeugdzorg lange wachtlijsten en dan kan Buurtgezinnen een alternatief zijn.” De stichting probeert op sociale media en in buurthuizen, scholen, ouderkindcentra en sportclubs gezinnen te werven die willen helpen.
Geen sociaal vangnet
Het matchen is maatwerk, zegt Bibo. In elke gemeente heeft Buurtgezinnen een coördinator die intakegesprekken doet en bij zowel vraagouders als steungezinnen thuiskomt. Steun varieert van af en toe oppassen of iets leuks doen met een kind tot vaste opvangdagen en logeren. Steunouders moeten een Verklaring Omtrent Gedrag laten zien.
De stichting wordt gefinancierd door gemeentes. „Een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners besteedt rond de 50.000 euro aan Buurtgezinnen; 75 procent van dat bedrag is voor de kosten voor de coördinatoren.” De coördinator brengt vraag en aanbod bij elkaar en begeleidt de connectie gedurende twee jaar. Ieder half jaar is er een evaluatie. Een coördinator kan ook als mediator optreden als dat nodig is. Zo hebben Kim Teeuwen en de moeder van Amir eens een gesprek gehad over in hoeverre Teeuwen iets mag vinden van de opvoeding die Amir krijgt. Zijn moeder zegt: „Ik wil liever geen opvoedadvies, Kim helpt me meer door tijd met hem te spenderen en mij een middag te ontlasten.” Na twee jaar is het aan de gezinnen om te beslissen of ze stoppen of doorgaan. Tweederde van de gezinnen houdt contact met elkaar, zegt Bibo.
Het idee voor Buurtgezinnen kreeg Bibo door haar ervaringen als crisis-pleegouder. Zij is pleegmoeder van tien kinderen geweest, vertelt ze. Bij elk kind dat bij haar in huis kwam, vroeg ze zich af waarom het niet langer thuis kon wonen. Uit de vele gesprekken met hulpverleners, ouders en jongeren concludeerde ze dat veel gezinnen een periode doormaken waarin ze overbelast zijn, met ouders die moe zijn, geen overzicht hebben, geen tijd om rust te nemen. Ze zag ook dat veel gezinnen geen sociaal vangnet hebben, geen hulp van familie, vrienden of buren. „‘It takes a village to raise a child’ zijn we verleerd. Mensen vinden dat ze alles zelf moeten doen. Er wordt wat afgetobd achter de voordeur.”
Dat ziet ontwikkelingspsycholoog Marielle Balledux van kenniscentrum Nederlands Jeugdinstituut (NJi), ook. „Vroeger was het normaler om elkaar te helpen met de opvoeding. Daar is googelen voor in de plaats gekomen, maar dat is geen vervanging. Het sociale contact ontbreekt, terwijl dat juist steun geeft.”
„Als ik een vraag heb over de opvoeding van Levi, bel of app ik Wanda”, zegt ze 33-jarige moeder van Levi. „Levi heeft koemelkallergie en zij liet me zien welk eten geschikt is. Ze heeft ons ook ingeschreven bij Woningnet, we kijken elke week samen naar het aanbod.”
Wanda Heskes (65) uit Uithoorn, gepensioneerd kleuterjuf, en haar man Jeroen Jager zorgen elke zaterdag voor Levi, zodat zijn moeder kan studeren, relaxen, afspreken met vriendinnen. Levi’s moeder wil niet met haar naam in de krant. Ruim zes jaar geleden vluchtte ze in haar eentje uit Eritrea naar Nederland. Tijdens de burgeroorlog zat ze vanwege de dienstplicht van het totalitair regime een jaar in het Eritrese leger, „en dat vond ik echt niet leuk”.
In Mijdrecht kende ze niemand en toen Levi werd geboren vond ze het zwaar om werk, studie en opvoeden alleen te doen. Ze werkt drie dagen in een verzorgingstehuis en doet twee dagen in de week een mbo-opleiding verzorgende. De vader van Levi is niet in beeld. „In Eritrea heb ik veel geleerd van mijn opa en oma. En ik kreeg veel liefde van ze. Dat wil ik ook voor mijn zoon.” Ze meldde zich aan bij Buurtgezinnen en vroeg om een opa en oma voor Levi.
Bij Kim Teeuwen in Roermond heeft Amir een eigen kamer, met een hoogslaper en een kast vol boeken. In het weekend blijft hij vaak logeren. „Het is voor hem goed om mee te draaien in een ander gezin”, zegt zijn moeder. „Hij kan erg druk zijn en wordt soms flink boos als hij zijn zin niet krijgt. Dat is soms best zwaar voor mij. Wij zijn bijna altijd samen, hij is erg aan mij gehecht, dus ik vind het gezond dat hij af en toe bij een andere volwassene is. Hij heeft ook een taalontwikkelingsstoornis. Zonder de hulp van Kim was ik zeker overbelast geraakt. En voordat je dan aan de beurt bent voor de juiste hulp.”
Minder opvoedstress
Staatssecretaris van Volksgezondheid Maarten van Ooijen (ChristenUnie) presenteerde afgelopen mei zijn plannen voor de hervorming van Jeugdzorg. In een rapport van de gecombineerde Inspecties Gezondheidszorg en Justitie en Veiligheid stond dat „de hele jeugdbeschermingsketen bezwijkt door alle zwakke plekken”. Oorzaken zijn krapte op de arbeidsmarkt, gekwalificeerd personeel dat vertrekt vanwege hoge werkdruk en een sterke toegenomen vraag naar ‘lichte jeugdzorg’ zoals hulp bij examenstress en faalangst. Voor dat laatste is Jeugdzorg niet bedoeld, zegt Van Ooijen, hij wil dat oplossingen worden gezocht in de eigen omgeving van een kind. Want de wachtlijsten bij Jeugdzorg en GGZ zijn de afgelopen jaren steeds langer geworden.
Intussen is het aanbod van informele hulp zoals Buurtgezinnen toegenomen. Organisaties die vergelijkbare steun aanbieden zijn Home-Start (‘Opvoeden? Je staat er niet alleen voor’), Samen Oplopen (‘Er zijn voor gezinnen’) en SteunouderNL (‘Voor ouders en kinderen’). Kunnen zij ervoor zorgen dat de druk op Jeugdzorg afneemt?
Zeker, zegt Geertjan Overbeek, hoogleraar preventieve jeugdhulp aan de Universiteit van Amsterdam. Maar is informele hulp, die draait op vrijwilligers, een alternatief voor professionele hulp? „Nee, maar de hulp is wel erg welkom. Jaarlijks worden tienduizenden gezinnen ondersteund door vrijwilligers van deze organisaties. Onderzoek naar Home-Start laat zien dat de ouders minder opvoedstress hadden, dat hun opvoedvaardigheden verbeterden, dat ze zelfverzekerder werden en de situatie thuis beter konden overzien.”
Vakantie in Marokko
Het is een lichte vorm van opvoedondersteuning, zegt hij, die preventief werkt. Instaphulp. Maar hij ziet ook een risico: „Het is niet geschikt voor gezinnen of kinderen met zwaardere problematiek. Daar krijgen vrijwilligers in de praktijk soms wel mee te maken. Dan moeten ze niet te lang aanmodderen, al zullen er vast wel eens gezinnen zijn die dat wel doen, en doorverwijzen naar professionele zorg.”
Overbeek vindt een van de sterke punten van organisaties als Buurtgezinnen dat de hulp laagdrempelig is. „Je hoeft niet elke week naar een zorginstelling, er is geen dossiervorming, geen bureaucratie. Het is direct menselijk contact dat gefocust is op ontzorgen, verlichting geven.” Ook voor steunouders is het contact waardevol, zegt Marielle Balledux van het NJi. „Zingeving, waardering. Dat een kind meer rust ervaart en de ouders het beter volhouden, geeft een voldaan gevoel.” Kim Teeuwen zegt dat haar eigen kinderen (16 en 19) ook leren van Amirs aanwezigheid. „Het is goed dat zij zien dat niet iedereen in dezelfde omstandigheden opgroeit.”
Amir springt vrolijk rond het tosti-apparaat. De kaas pruttelt. Hij pakt zelf cherrytomaatjes en een mandarijn. Teeuwen: „In het begin was Amir mijn project, maar intussen is iedereen aan hem gehecht.” Zij en haar kinderen gaan deze zomer langs bij Amir en zijn moeder, als die in Marokko op vakantie zijn.
Levi’s moeder hoopt dat Wanda en Jeroen altijd in zijn leven blijven. „In de kerstvakantie heeft hij ze twee weken niet gezien. Elke dag heeft hij me gevraagd of ik een foto van ‘oma en opa’ wilde laten zien.”