Het regent te weinig. Nederland moet leren water vast te houden, in plaats van af te voeren

Reportage De droogte slaat weer toe in Nederland, ondanks een nat voorjaar. Wat kunnen natuurbeheerders en boeren doen? „Zie je die zwammen langs de bast? Dat is het signaal dat het afgelopen is. Einde oefening.”
Landgoed ’t Medler in Vorden, de Achterhoek. Hier wordt het landschap aangepast om meer water vast te houden.
Landgoed ’t Medler in Vorden, de Achterhoek. Hier wordt het landschap aangepast om meer water vast te houden. Foto Eric Brinkhorst

Het heeft iets tragisch. Dwars door de weilanden loopt een vele meters brede en diep gelegen sloot. Ooit aangelegd om overtollig water snel af te voeren. Maar regenen doet het ’s zomers allang niet meer zo veel en nu moet melkveehouder Erjan te Biesebeek uit Eibergen knarsetandend toezien hoe het grondwater via die sloot wegstroomt, terwijl enkele meters ernaast het gras voor zijn koeien staat te verpieteren. Waterbeheerders en boeren hebben inmiddels spijt van de aanleg van de sloot en het waterschap denkt erover de sloot ondieper te maken. Te Biesebeek kijkt ernaar uit, hoewel hij eigenlijk liever de sloot had willen verplaatsen. Dat is nog niet gelukt. Hij heeft overwogen naar water te boren, maar zag er van af. „De kans op water is te klein.”

De droogte slaat weer toe in Nederland. Na enkele zomers met droogte van soms epische omvang leek het afgelopen winter en voorjaar weer de goede kant op te gaan: er viel zo verschrikkelijk veel regen dat de grondwaterstanden, die de afgelopen jaren tot bedenkelijk niveau waren gezakt, weer bijna op het gewenste peil waren.

Tot half mei. Sindsdien is er geen regen van grote betekenis gevallen, zo weinig dat zich een lichte wanhoop van waterbeheerders meester lijkt te maken. Een Brabantse dijkgraaf, Mario Jacobs van waterschap Aa en Maas, plaatste onlangs, bij de afkondiging van een verbod op het onttrekken van water uit oppervlaktewater, op LinkedIn een bijdrage. „Ik ga me even omkleden voor een regendans. Kan iemand alvast de muziek starten?”

Als droogste plaats van Nederland geldt het gebied van waterschap Rijn en IJssel in de Achterhoek. Nergens in Nederland viel vorig jaar minder regen dan op het weerstation van het KNMI in het dorp Hupsel. Er viel 593 millimeter regen, dat is 180 millimeter minder dan normaal. Ook dit jaar is het droog in de Achterhoek; sinds half juni is de grondwaterstand in het gebied van het waterschap officieel gemiddeld lager dan normaal. Het gebrek aan regen is voor de regio des te pijnlijker, aangezien je lastig water naar de hoger gelegen zandgronden in het oosten van Nederland kunt brengen, zoals in andere delen van Nederland wel lukt, bijvoorbeeld uit het IJsselmeer. Dit gebied is domweg afhankelijk van regenwater – dat in de zomer steeds minder valt.

Het gebied rondom Hupsel is niet toevallig de droogste plaats van Nederland, vertelt dijkgraaf Hein Pieper van het waterschap Rijn en IJssel. De bodem bestaat uit dekzand dat regenwater doorlaat, maar vlak daaronder ligt een dikke leemlaag waar regenwater niet doorheen kan sijpelen. „Je kunt hier dus op de meeste plaatsen geen water opslaan. En je kunt je akkers dus ook niet beregenen.” En als de boeren dan ook nog eens veel kunstmest en gier gebruiken, dan put je ook de bodem uit en wordt het water nog minder goed vastgehouden, en volgt verdere uitdroging. Pieper: „De bodem is veelal niet gezond. Boeren moeten in het huidige systeem een hoge productie halen, daarom willen ze snelgroeiende gewassen. Ze moeten ook hun hypotheek kunnen betalen. Terwijl bodemleven heel belangrijk is. Het leven onder de grond, zoals schimmels, wormen en torretjes, moet eigenlijk qua gewicht zes keer meer zijn dan die ene koe boven de grond om de bodem gezond te houden. Dat is hier nu niet zo.”

Lees ook: Een hogere muur van water houdt het grondwater uit de Maas

De grond is een vergiet

Boeren lijden onder de droogte. „De gevolgen zijn gigantisch”, zegt boer Te Biesebeek. Melkveehouders moeten hier hun graslanden steeds opnieuw inzaaien. De mest van hun koeien kunnen ze niet uitrijden omdat er nog te veel mest ongebruikt in de bodem ligt. En voor hun dieren moeten ze voedsel bijkopen.

Dat geldt ook allemaal voor melkveehouder Ronnie te Woerd, even verderop. Tussen het gras op zijn weilanden schemeren bruine en paarse vlekken. Onkruid. De bovenlaag van zijn grasland is grind. Waterschapsbeheerder Rudy Tackenkamp, met wie de boer over zijn grond beent, zegt: „Deze grond is een vergiet, het water is hier in no time weg. Je moet door een heel dikke laag keileem om bij het grondwater te komen en dat is niet te doen.”

Te Woerd: „Je kunt hier heel veel gewassen verbouwen, maar dan moet je wel elke week twintig millimeter regenwater hebben.” Dat valt er ’s zomers vrijwel nooit meer. Zijn familie heeft ooit geprobeerd de weilanden te beregenen. „Mijn vader kocht dertig jaar geleden een installatie met alles erop en eraan. Hij heeft vijf minuten kunnen beregenen. Toen was er geen water meer. De hele boel kon retour.” Hij schudt het hoofd. „Ik weet niet wat het hier is. Er wordt weleens regen voorspeld, maar bij mij valt-ie niet.” Toen zijn vader hier boerde, regende het vaker. Die had er zelfs drainage voor aangelegd. Nu wil Te Woerd de drainagebuizen juist gebruiken om het water zo veel mogelijk vast te houden. Het waterschap heeft aan de rand van zijn land ook een stuw aangelegd, zodat het water via een sloot alleen wegstroomt als er veel te veel water is gevallen. Dat helpt.

Foto Eric Brinkhorst

Liefelijke stroom

Waar je ook komt in Nederland, elke waterschapper zal beginnen te vertellen over het belang water ‘vast te houden’. Te lang is het platteland ontwaterd ten behoeve van de landbouw. Watermanagers moeten wateroverlast voorkomen maar óók een tekort aan water het hoofd kunnen bieden. Bij waterschap Brabantse Delta gaan ze binnenkort in samenwerking met Vlaanderen nadenken over een „wederombouw” van dit watersysteem, dat veel te lang heeft gefungeerd als een „ontwateringsmachine”.

Dijkgraaf Kees Jan de Vet: „Je zou niet alleen horizontaal water moeten afvoeren, maar ook verticaal.” Er liggen machtige uitdagingen voor ingenieurs, verwacht hij. Als mogelijke voorbeelden noemt hij de grootschalige opslag van water onder het natuurgebied Loonse en Druinense Duinen, maar ook technieken die moeten verhinderen dat er, zoals nu, grote hoeveelheden grondwater onder de Brabantse Wal in West-Brabant wegstromen naar de Westerschelde. „Dat is een hoeveelheid waar 120.000 huishoudens water van zouden kunnen drinken.”

Als in een laan een boom omvalt, dan gaan de andere ook. Het is als een ritssluiting.

Ook in het allerdroogste gebied van Nederland wordt door het waterschap Rijn en IJssel driftig gewerkt. We wandelen langs de Buurser Beek bij Haaksbergen, op de grens van de Achterhoek en Twente, die onlangs op meerdere plaatsen is omgetoverd tot een liefelijke stroom van Zuid-Europese allure; verbreed, ondieper gemaakt en voorzien van watervalletjes – zodat het water, indien aanwezig, niet snel afstroomt richting grotere wateren, maar binnen het gebied blijft en uiteindelijk de bodem in zijgt. Projectleider Harold Bolk: „We zitten hier volop in de natuur. Met dit project hebben we de grondwaterstand in die natuur met veertig centimeter kunnen verhogen.”

Op een aantal plaatsen is de oude loop van de Buurser Beek hersteld; het water stroomt weer langs de in onbruik geraakte oude meanders en de later aangelegde gekanaliseerde variant wordt alleen nog gebruikt als er ineens veel water moet worden afgevoerd. Bolk: „Het is een mooi plaatje. Maar het is ook bedoeld om de watervoorraad onder de grond te vergroten.” Doel van het waterschap is jaarlijks honderd millimeter regenwater extra in de bodem te bewaren, ofwel tweehonderd miljard liter water. Een soort ondergronds meer.

Lees ook: Grote zorgen over de droogte die dit jaar vroeg begint

Einde oefening voor de beuken

De natuur van de Achterhoek lijdt eveneens schade. Wie de zevenhonderd meter lange oprijlaan van landgoed ’t Medler betreedt, in Vorden, kan niet anders dan vol bewondering de statige rij eiken en de rododendrons ertussen in zich opnemen. Maar vrij van droogtestress zijn de bomen niet. „Een gezonde eik heeft een gladde stam en bovenin veel bladeren. Hier zie je weinig blad en een stam die dicht bezet is met kleine takjes. Dat is stress”, zegt Eelco Schurer, rentmeester van het landgoed, en van origine bosbouwer.

Nog slechter is een beukenlaan even verderop er aan toe. Een onzichtbare reus lijkt grote happen uit de kronen te hebben genomen. Schurer: „Je hoeft geen boomdeskundige te zijn om te zien dat het blad bij sommige bomen heel dun is. En als het blad dun is, komt de stam in de zon en daar kan de stam niet tegen, dan brokkelt die af, dat gaat die dood. En als in een laan een boom omvalt, dan gaan de andere ook, het is als een ritssluiting.”

Het is en blijft hier droog, op twaalf meter boven NAP. Het landgoed is met steun van waterschap en provincie druk bezig de waterhuishouding te verbeteren en daarmee ook de kwaliteit van de natuur en het boerenland. Het landgoed is driehonderd hectare groot, tweehonderd hectare landbouw en honderd hectare bos. Bij de „transitie” wordt dertig hectare landbouwgrond nieuwe natuur. Ter compensatie van gederfde inkomsten uit de landbouw heeft het landgoed bouwkavels ter beschikking gekregen voor de bouw van twee particuliere woningen, die in erfpacht worden uitgegeven. Het systeem van gekanaliseerde beken en sloten wordt verlaten. „We gaan een heel nieuw watersysteem bouwen.”

Er zijn „laagtes” gegraven van maximaal dertig centimeter diep waar straks, als het ooit weer eens wil gaan regenen, het water van de Baakse Beek breed kan uitwaaieren en langzaam de bodem in trekken – met als gevolg een hogere grondwaterstand. Eelco Schurer: „Daar kun je in de zomer een week of drie winst mee boeken. Dat is in het groeiseizoen fundamenteel, want in die drie weken kan het gras ook in een droge zomer nog net groeien.” De laagtes zijn de percelen waarover ooit, eeuwen geleden, het water van de beek stroomde, en die op historische hoogtekaarten teruggevonden zijn. „De Baakse Beek was toen niet één stroom, maar een meanderend geheel van misschien wel zeven stroompjes.”

Mocht het nu echt eens heel hard regenen, dan geldt de huidige loop van de beek als een soort „bypass” om het water snel de IJssel in te kunnen sturen. Wandelend over het landgoed passeren we een fraaie, hoefijzervormige laan met rode beuken die door schimmel zijn aangetast. Schurer wijst op forse zwammen langs de bast. „Dat is het signaal dat het afgelopen is. Einde oefening.”

Dat betekent rooien en nieuwe bomen planten. Over welke soort dat zal worden moet nog veel worden vergaderd. Linden. Notenbomen. Tamme kastanjes. Acacia’s. „In elk geval iets wat tegen veel zon en droogte kan.”