Het onzichtbare universum achter grootvaders tatoeage

In De Poolse bokser (2008) betoogt een student dat een kort verhaal veel weg heeft van een ster: achter zo’n tekst gaat een geheim schuil, iets verborgens wordt zichtbaar gemaakt. Achter een ster, bedoelt hij, zit nog een hele, onzichtbare constellatie die we niet waarnemen. Er is meer dan wat we zien, en dan wat we lezen.

Het is een mooie metafoor voor het werk van de Guatemalteekse schrijver Eduardo Halfon (1971). De helderste ster, zou je kunnen zeggen, die het hardst flonkert en zijn hele oeuvre belicht, is het verhaal over de Joods-Libanese grootvader. Die vijf getatoeëerde cijfers op zijn onderarm, vertelt hij aan zijn kleinzoon, is zijn telefoonnummer. Hij is oud, vergeetachtig en dat nummer kan hij zo goed onthouden.

Zestig jaar heeft de grootvader gezwegen, tot hij zijn kleinzoon ineens vertelt dat hij in concentratiekamp Sachsenhausen heeft gezeten. Dat hij het overleefde dankte hij aan een celgenoot, een Poolse bokser. Die zat er al langer en vertelde hem precies wat hij tijdens zijn verhoren wel en niet moest zeggen.

Achter het verhaal over de grootvader gaat Halfons eigen sterrenhemel schuil. Daar ontspruiten zijn jeugdherinneringen en krijgen de trauma’s uit zijn familiegeschiedenis vorm. Halfon heeft voorouders van Poolse, Syrische, Libanese en Egyptische origine, werd geboren in Guatemala-stad, groeide op in Florida en werd ingenieur in Noord-Carolina. Daarna keerde hij terug naar Guatemala en ontdekte de literatuur. Halfons oeuvre cirkelt rond angst en zwijgen, geweld en oorlog, identiteit en migratie; dat alles zit verscholen achter de grootvader en zijn tatoeage.

Vakantiekamp voor joodse kinderen

Vaak is de verteller een zekere Eduardo Halfon. Dat is ook het geval in het onlangs verschenen en prachtig vertaalde Tarantula. Op de boekomslag siert smal prikkeldraad drie banen in pasteltinten – subtiel en dreigend. Ook in Tarantula haalt Halfon een element uit zijn persoonlijke sterrennevel tevoorschijn, en wat voor een. De ouders van de dertienjarige Eduardo en zijn twaalfjarige broer, sturen de kinderen in 1984 naar een vakantiekamp voor Joodse kinderen in de Guatemalteekse bergen. Een vreemd idee, aangezien het gezin het land drie jaar daarvoor is ontvlucht vanwege de gewelddadige burgeroorlog, waarbij de Mayabevolking wordt uitgemoord. Nu woont het gezin in het zuiden van Florida, in de VS. Op dat kamp moeten ze leren overleven in de wildernis: hoe moet je vuur maken, een vishaak knutselen, natte sokken drogen. Maar al snel blijkt dat het er niet gewoon om gaat kinderen in de jungle te leren overleven. Het gaat erom hen bij te brengen wat het betekent Joods te zijn en wat de consequentie daarvan is – de kinderen zijn niet Joods opgevoed, ze hebben geen idee.

Het wordt ze op een traumatische manier bijgebracht. Mannen met laarzen maken hen in het holst van de nacht wakker, ze schreeuwen bevelen, tuigen ze af, ze moeten dansen, kikkeren, elkaar vernederen. Als lezer verstijf je, je adem stokt. Hier wordt een concentratiekamp nagebootst – levensecht. En die tarantula op de onderarm van de leider? Een swastika.

Eduardo gaat ervandoor, verdwaalt in de jungle, komt bewapende Maya-guerillastrijders tegen, waardoor de Guatemalteekse geschiedenis de persoonlijke schampt. Die eerste traumatische vlucht werd een patroon in Halfons leven. Nooit bleef hij ergens lange tijd. Altijd stond zijn koffer klaar, iets dwong hem steeds weer te vertrekken.

Tarantula beslaat maar 146 bladzijden, Halfons taalgebruik is helder, zijn zinnen zijn kort en begrijpelijk. Toch bevat het een waaier aan thema’s. Met meesterhand vlecht Halfon verhaallijnen door elkaar: we lezen niet alleen over dat verschrikkelijke jeugdkamp, maar ook over de vrouw die er als meisje eveneens zat, en die de verteller in Berlijn bij toeval tegen het lijf loopt. We horen over zijn lezingen in Parijs, we lezen welke herinneringen hij aan wandelingen met zijn vader heeft. Had hij nu echt die ene zin gelezen toen ze samen langs een palmboom liepen, waarin een zwerm parkieten zat te krijsen? Had daar nu echt ‘Verboden toegang voor honden en Joden’ gestaan? Had zijn kinderbrein het niet verzonnen? Het deed er eigenlijk niet toe, gezien of verbeeld, ‘dat bord heeft echt bestaan’. Als het om literatuur gaat, zijn geheugen en verbeelding even belangrijk. Halfon beheerst de kunst tussen de regels te schrijven, precies zoals de student uit De Poolse bokser het verwoordde: er is meer dan wat we zien.

Diaspora

Halfon is niet de enige Zuid-Amerkaanse schrijver die de diaspora van zijn familie op meerdere continenten magnifiek verwoordt. Denk aan de Chileens-Venezuolaanse auteur Miguel Bonnefoy, die in het Frans schrijft, en zijn werk voedt met verhalen en anekdotes over echte en verzonnen familieleden over wie hij tijdens zijn nomadische jeugd hoorde. Of aan de Frans-Argentijnse schrijver en filmmaker Santiago H. Amigorena. In het hart van zijn romanreeks over ballingschap bevindt zich onder andere een Pool die zich bewust werd van de opkomst van het nazisme en naar Argentinië vertrok om daar een nieuw leven op te bouwen. Een deel van zijn familie liet hij achter, met alle verdriet, heimwee en schuldgevoel van dien. Ook hij werd gedwongen afstand te doen van zijn verschillende identiteiten, Joods zijn was ineens het enige dat telde.

Net als zij laat Halfon een persoonlijke echo uit zijn geheugen klinken en vermengt hij feit en fictie – gereedschap bij uitstek van de romanschrijver. Net als zij raakt hij en passant, bij wijze van achtergrond, aan de geschiedenis van Zuid-Amerika. Het zijn verhalen van verscheurdheid en trauma, veroorzaakt door oorlog en geweld. Hij toont ons, zoals Halfons student zou zeggen, een literaire sterrenhemel, die op een magische manier uitdijt en steeds iets zichtbaarder wordt.


Lees ook

De trauma’s waren zo immens, dat een heel scala aan onderwerpen en emoties binnen hun gezinnen werd gemeden

De trauma’s waren zo immens, dat een heel scala aan onderwerpen en emoties binnen hun gezinnen werd gemeden