Het onbedoelde gevolg is ‘zwerversafval’

Woord De strijd tegen zwerfafval leidt nu geregeld juist tot méér afval: zwerversafval van daklozen op zoek naar statiegeld, ziet Ewoud Sanders.

Vroeger waren steden veel viezer. Stinkende grachten, buurten vol krottenwoningen en op straat veel afval, as, stof, modder en mest – onder andere van trekpaarden. Het waren gouden tijden voor schoenpoetsers. In de negentiende eeuw telde een stad als Amsterdam er honderden. Wie het zich kon veroorloven liet met grote regelmaat z’n laarzen of schoenen poetsen.

Pogingen om de hoeveelheid stadsvuil terug te dringen dateren van lang daarvoor. Tot de vroegste vindplaatsen van het woord vuilnisbak behoort een instructie van een zogenoemde opzichter van stadswerken. Op iedere stadswal, verordonneerde hij in 1591, moest een vullensback worden geplaatst.

Zwervend glasafval

Omdat lang niet iedereen zich daar aan hield, reden er op een gegeven moment stads-vuilkarren rond om „asch en straatvuilnis” op te halen. Vanaf het eind van de achttiende eeuw vind je in kranten geregeld advertenties waarin de vergunning voor deze dienst te koop wordt aangeboden. Vuilophalen was dus geen overheidsdienst, dit werk ging naar de hoogste bieder. Kennelijk kon je er winst mee maken.

Nu is zwerfafval actueel. Dat komt doordat er nu eindelijk statiegeld op blikjes wordt geheven. ‘Zwerfafval’ is een betrekkelijk jong woord. Kranten gebruiken het sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw. „Jaarlijks wordt er in de stad 200.000 m2 zwerfafval van de straten geveegd door met belastinggeld betaalde reinigingsmensen”, klaagde een lezer in 1981 in de Amsterdamse krant Het Parool. Een paar jaar later, in 1984, stelde een commissie op Aruba voor om zwervend glasafval te lijf te gaan met het heffen van statiegeld. Op dit populaire vakantie-eiland zwierven vooral enorm veel bierflesjes rond.

Foto Ewoud Sanders.

De invoering van statiegeld op blikjes leidt tot enthousiaste reacties. Het aantal blikjes op straat, in parken en natuurgebieden is drastisch afgenomen. Er valt nu geld aan die blikjes te verdienen, dus mensen leveren ze in bij supermarkten.

Toch is er ook een keerzijde. In plaatsen met veel daklozen, zoals Amsterdam, zie je opeens meer leeggetrokken prullenbakken en vuilniszakken. Er is in gegraaid, op zoek naar statiegeldblikjes. Het afval dat in de prullenbakken was gedumpt, ligt nu op straat. Waardoor een actie tégen zwerfafval dus kan leiden tot méér zwerfafval.

Of beter: tot zwerversafval, zoals iemand het op Twitter noemde in antwoord op mijn vraag daar of het ook anderen was opgevallen. „Statiegeld maakt zichtbaar – aan mensen die er tot nu toe hun ogen voor sloten – hoe zeer armoedebeleid en ggz zijn uitgehold. Het brengt zwervers & verslaafden supermarkten in, met zakken vol blikjes […]. Laten we dan ook het beestje bij de naam noemen: zwerversafval.”

Zwerversafval is een neologisme. Een kakelvers woord waarvan je hoopt dat het, met de achterliggende maatschappelijke problemen, snel zal verdwijnen. Er is overigens al een praktische oplossing voor dit extra zwerfafval bedacht, de doneerring. Dit is een ijzeren ring rond vuilnisbakken waar mensen hun statiegeldflesjes in kunnen zetten, zodat anderen ze op een waardige manier kunnen verzamelen voor statiegeld. Werkt al goed in Duitsland.