Het laatste ballet van de sepia

Onder water Sepia’s, familie van de inktvis en octopus, zorgen ieder voorjaar voor een waar spektakel in de Oosterschelde, waar ze zich voortplanten. Fotograaf en fervent duiker Paul Koopman gaat op zoek naar deze dieren, die continu bedreigd worden door overbevissing.


Foto Paul Koopman

Het begint al te schemeren bij de Zeelandbrug. In de wetlands achter de dijk krijsen meeuwen die daar aan het nestelen zijn begonnen. Ik rits mijn droogpak dicht en controleer of mijn onderwatercamera goed functioneert. Een vermoeiende klim over de dijk, dan via de duiktrap het koude water in en een paar minuten later daal ik al af langs de zandbodem van deze populaire duikstek. Onder water navigeer ik op mijn kompas op een diepte van zeven meter naar het oosten. Via de tamtam heb ik gehoord dat daar sepia-tentjes moeten staan, met een goede kans om parende sepia’s te zien.

Al snel doemen in mijn lamplicht de eerste tentjes op: het zijn wigwams van wilgentakken, ruim een meter hoog, diep in het slik gestoken en aan de bovenkant samengebonden. Het eerste tentje: niets te beleven, afgezien van een hooiwagenkrab die het met magere pootjes traag hogerop zoekt. Tentje twee is al veelbelovend: aan de stokken hangen trossen zwarte eitjes, zorgvuldig vastgeknoopt aan het wilgenhout. Maar zo te zien hangen de eitjes er al een tijdje: ze zijn een beetje stoffig van het slib dat erop is neergeslagen. Ik duik verder en begin al een beetje de moed te verliezen als ik behoorlijk uit koers in de verte een rij stokken zie waar een paar schimmen naartoe en vanaf bewegen. Zou het dan toch?

Met een paar rustige vinslagen nader ik behoedzaam. Waar ik vervolgens getuige van mag zijn, doet denken aan een choreografie van Rudi van Dantzig voor één ballerina en twee dansers die haar het hof proberen te maken. De ballerina: een vrouwtjes-sepia die met zachtjes golvende flanken een wilgentak nadert en daar haar eitjes op afzet en zich dan weer terugtrekt. Vlak boven haar een veel groter mannetje dat haar met twee duimdikke tentakels teder beschermt: hij streelt haar zwart-wit gestreepte rug en houdt met grote ogen boven op zijn kop alles goed in de gaten. De pupillen zijn gegolfd, als de ogen van een Nepalese boeddha. Op een afstandje zweeft een tweede mannetje in het water: hij schat zijn kansen in. Kan hij deze male escort verjagen en het vrouwtje alsnog bevruchten?

De drie dansers verspreiden onder hun lichaam een zachtgroen licht. De strepen op hun ruggen en armen veranderen continu van vorm en intensiteit. Ze zijn zo opgeslokt door hun activiteit dat ze mij – de bellen producerende duiker – volstrekt negeren. Het tweede mannetje krijgt geen kans, hij blaast na een minuut of tien de aftocht om zijn geluk elders te beproeven. In de verte dooft zijn zachtgroene licht langzaam uit. Aan de wilgenstokken hangen nu honderden in de buik van sepia-mama bevruchte eitjes, als trossen zwarte druiven. Na een maand of twee kruipen daar kleine baby-sepia’s uit, die meteen al de kunst van jacht en camouflage beheersen. In de Oosterschelde wemelt het dan van dit jonge volk, dat er niet voor terugdeinst om boomlange duikers met dreigende tentakeltjes te laten weten dat ze beter afstand kunnen houden.

De sepiatentjes zijn te danken aan Joop en Felice Stalenburg, die in 1997 zijn begonnen met het plaatsen van wilgentakken – in sommige jaren meer dan 3.000 stokken – en inmiddels een klein legertje vrijwilligers hebben weten te motiveren om op tientallen duiklocaties hetzelfde te doen. Die takkenbossen onder water betekenden niets minder dan de redding voor deze bijzondere zeewezens, die continu bedreigd worden door overbevissing. In vijfentwintig jaar tijd is het sepia-paarseizoen dankzij het geknutsel onder water uitgegroeid tot een toeristische attractie van formaat. Uit heel Europa reizen duikers af naar het Nationaal Park Oosterschelde om daar, bij de sepiatentjes, op zoek te gaan naar zeekatten.

De eerste keer dat Joop en Felice sepia’s ontmoetten tijdens een duik bij de Zeelandbrug in de Oosterschelde, zullen ze nooit meer vergeten. Felice pakt haar logboekje erbij en bladert terug naar het voorjaar van 1996. „We wisten niet wat we zagen!”, vertelt ze. „Zulke wonderlijke dieren, met zwarte tijgerstrepen op hun flanken en die sierlijk golvende zijkanten.” Joop: „En die ogen! Twee mannetjes gingen vechten om een vrouwtje. Binnen een seconde veranderde die uitdrukking van beschermend en berustend naar ronduit woedend. De hele kop werd zwart en dreigend. Die vlammende ogen. Welk zeedier heeft zo’n expressie! De lichaamstaal! Armen die zich uitstrekken, die dominantie. Fascinerend!”

Fuiken

Maar in 1997 kreeg de kreeftenvisserij weer groen licht, na een verbod dat wegens de geslonken kreeftenstand ruim dertig jaar duurde. Overal langs de kust van de Oosterschelde werden kreeftenfuiken uitgezet. Joop en Felice zagen tot hun ontzetting dat de sepia’s vanaf dag één een enorme voorliefde hadden voor die fuiken. Binnen enkele weken hingen ze vol eitjes. Sommige fuiken zaten tjokvol. Joop: „Als zo’n vrouwtje in een fuik terechtkomt, dan zwemmen daar alle hitsige mannetjes uit de omgeving achteraan. Ze kunnen elkaar niet verjagen en voor je het weet zit zo’n fuik vol zeekatten. Als de kreeftenvisser zijn fuiken ophaalt, spuit hij de eitjes eraf en probeert voor die sepia’s nog wat geld te krijgen. We besloten: we moeten die sepia’s een veilig alternatief bieden. Vandaar die tentjes.”

Sinds de populaire Netflix-documentaire My Octopus Teacher, over de wonderlijke band tussen een duiker en een octopus in Zuid-Afrika, staan inktvisachtigen in de belangstelling. Het zijn ook bijna buitenaardse dieren, die lijken te spotten met de evolutietheorie van Darwin. Want welk schepsel op aarde kan zich beroepen op drie harten, zelfstandig denkende ledematen, kan zich in een seconde onzichtbaar maken in een grillige omgeving, trekt een sprintje door met grote kracht water door een sifon te persen? Geen enkel ander dier komt daar in de buurt. Niet zo vreemd dat het verhaal gaat dat inktvissen door ufo’s op aarde zijn achtergelaten of met een meteoriet meegereisd.

Als schelp camoufleren

Het meest verbijsterend is de intelligentie van deze weekdieren, die zichzelf in laboratoria bevrijden door de deksel van de pot te draaien waarin ze zijn opgesloten, ingewikkelde puzzels oplossen of hun prooi hypnotiseren door als een stroboscooplamp lichtflitsen uit te zenden. In My Octopus Teacher is te zien hoe een kleine octopus een haai die hem wil verorberen te slim af is door op zijn rug te kruipen of zich met schelpen te camoufleren.

De Zeeuwse zeekatten zijn op hun best en creatiefst tijdens de paaitijd. Joop en Felice hebben hun gedrag in de afgelopen 25 jaar tijdens meer dan vierduizend duiken uitvoerig bestudeerd. Zo zetten sepia-mannetjes alles op alles om hun vrouwtje te beschermen, maar soms zijn andere mannetjes hun te slim af, bijvoorbeeld door zich als vrouwtje voor te doen. Joop lacht: „Ik heb dat meerdere keren gezien. Ze maken zich klein en gedragen zich heel bescheiden. Dan naderen ze het vrouwtje op zo’n manier dat de man er geen bedreiging in ziet. En dan duikt zo’n travestiet er opeens bovenop!”

De Zeeuwse zeekatten zijn op hun best en creatiefst tijdens de paaitijd

Ondanks het werk van Joop en Felice is het aantal sepia’s fors teruggelopen. Niet alleen worden de zeekatten uitgerekend in de paaitijd gesaboteerd door vele honderden kreeftenfuiken, maar ook belanden de jonge sepia’s die in het najaar terug naar open zee trekken niet zelden in de visnetten van trawlers die de Noordzee afschuimen. Elk najaar staan de kratten met ondermaatse sepia’s bij vismijnen hoog opgestapeld. Zo’n negentig procent van de gevangen sepia’s heeft zich nog niet kunnen voortplanten, blijkt uit onderzoek. De prijs van sepia op de vismarkten is intussen sterk gestegen van 1 tot bijna 4 euro per kilo (beter dan sommige populaire witvis) waardoor de vangst commercieel interessanter wordt. Alleen al in 2018 werd uit het Kanaal 8.900 ton sepia aangevoerd.

Kraamkamer

Van dit soort harde cijfers springen bij Felice de tranen in de ogen. „Het is toch onvoorstelbaar dat er juist in de kraamkamer van deze prachtige dieren onbeperkt gevist mag worden? En nóg is het niet genoeg. De visserij zoekt nu ook toestemming om bij windmolenparken op zee naar sepia’s te mogen jagen. Er is in het hele Nationale Park Oosterschelde niet één plek die veilig is voor ze!” Joop valt bij: „We verbazen ons er elk jaar weer over. Als er boven water op een dijk vogeltjes nestelen, wordt de hele dijk afgesloten voor wandelaars. Maar wat er onder water gebeurt, lijkt niemand te interesseren.”

Maar er is een beetje hoop. Als half juli de kreeftenfuiken weer uit het water zijn gehaald, en al die duizenden sepia-eitjes met een hogedrukspuit het riool in zijn gespoten, krijgt de Oosterschelde sinds een paar jaar bezoek van een tweede lichting sepia’s: doorgaans kleinere exemplaren die toch nog een kansje wagen. Of hun nakomelingen opgewassen zijn tegen de hogere temperaturen van het zeewater en op tijd groot genoeg zijn om de Noordzee op te zoeken, is nog niet bekend. Hoe dan ook kunnen duikers met een forse portie geluk tot diep in de maand augustus verrast worden door parende laatkomers.

Refugium

Joop en Felice putten ook hoop uit het feit dat een beperkt gedeelte van de Waddenzee dit jaar is aangewezen als beschermd reservaat waar niet gevist mag worden. Wie weet vindt hun jarenlange pleidooi voor een beperkt ‘refugium’ in de Oosterschelde nu wel gehoor bij politici en de instanties die het natuurgebied de Oosterschelde beheren. Het idee is simpel: geef deze dieren de kans zich in een zeereservaat voort te planten, en de visserij plukt daar op termijn ook de vruchten van. Bovendien lokken de sepia’s met hun prachtige paringsdans honderden duikers uit België, Frankrijk, Luxemburg en Duitsland naar Zeeland. „Die overnachten hier, geven geld uit – het is een belangrijke bron van inkomsten”, constateert Joop.

De hamvraag is wel of ook mensen die niet met perslucht in de Oosterschelde afdalen zich willen bekommeren om deze dieren. Joop en Felice zijn zoveel van sepia’s gaan houden dat ze ook dit voorjaar weer met stokken lopen te sjouwen maar ze beseffen dat ze een uitzondering zijn, betoverd als ze ooit werden door deze dieren. Joop mijmert: „Sepia’s geven alles. Die vrouwtjes sterven van uitputting als ze hun eitjes hebben afgezet. En wat geven wij terug?”

Felice: „Dat we ons zo weinig aantrekken van deze zeedieren! Ik noem het viscriminatie. Ze verdienen een veilige plek.” Ze haalt een pentekening van de muur die ze onlangs maakte. Er zijn twee parende sepia’s op te zien: half mens, half inktvis, tegen de achtergrond van een visfuik. „Ik dacht: als ik ze een nou menselijk gezicht geef, misschien dat het dan beter lukt om je met deze dieren te identificeren? Wat denk jij? Lukt het dan wel om wat mededogen te hebben?”

Foto’s Paul Koopman