Het karkas van een zeehond is niet aaibaar, maar wel een grote zak vol voedsel en mineralen

Ze beginnen met de ogen. Kraaien en meeuwen pikken de zwarte kijkers van een zeehond zo uit hun kassen. Daarna werken de vogels zich via de neusgaten en de bek een weg naar binnen. Steenlopers en drieteenstrandlopers volgen hun voorbeeld, gevolgd door vliegen, muggen, kevers, maden, larven en vlooien – als een buffet waarvoor alle vliegende of kruipende bewoners van natuurgebied Oranjezon werden uitgenodigd.

Op het Groene Strand bij Oostkapelle liggen vijftien dode zeehonden bij elkaar, sommige nog maar net, sommige al wat langer. De kadavers liggen deels onder het zand en zijn in meer of mindere mate aangevreten. Het groepje is een bezienswaardigheid voor wandelaars en hun kinderen, die er op een milde zondagmiddag in februari massaal op zijn uitgetrokken. In de golven van de Noordzee duikt af en toe het zwarte kopje op van een levende zeehond. Maar een dode kun je veel dichter naderen, om hem eens precies te bekijken.

Voor de mens liggen hier kadavers van dieren met een – tot voor kort – hoge aaibaarheidsfactor; voor de natuur liggen hier grote zakken met voedsel. Een zeehond bevat naast eiwitten en vet essentiële mineralen, zegt ecoloog Leo Linnartz (62): koper, zink, kalk, magnesium, kalium. Normaal worden op de Zeeuwse kust aangespoelde zeehonden en bruinvissen direct afgevoerd naar destructiebedrijf Rendac, maar dat vindt de ecoloog zonde: „Dan ben je dus al je mineralen kwijt.”

Linnartz – bril, bijeengebonden grijs haar, camera, verrekijker – werkt bij ARK Rewilding Nederland, een stichting die overal in het land en op de Noord- en Waddenzee betrokken is bij projecten waarbij gebieden opnieuw mogen verwilderen. Op die plekken wordt het beheer zoveel mogelijk beperkt. Op de Groene Stranden langs de Noordzee wordt alleen het zwerfafval opgeruimd. De rest kan de natuur prima zelf.


Lees ook
‘Binnen die vierkante meter krioelt het van het leven’

‘Binnen die vierkante meter krioelt het van het leven’

Wie weet een walvis

Dat dood hout leven geeft, is bekend: in het bos laten ze omgevallen bomen al decennialang liggen. Op en om de gevallen stammen en takken ontwikkelt zich een biodivers feest van zwammen, mossen en een microdierentuin van insecten, waar dan weer een rijkdom aan vogels op afkomt. Alsof het ecosysteem een slinger krijgt. Met dode dieren werkt dat net zo.

Met onder meer Het Zeeuwse Landschap en Staatsbosbeheer werkt ARK aan een project waarbij aangereden of anderszins gesneuvelde reeën en damherten in de natuur worden neergelegd. Neergelegd, want ook rewilding moet je managen: de plek van overlijden is vanwege het verkeer of bijvoorbeeld recreatie meestal geen geschikte laatste rustplaats.

De kadavers fungeren als trekpleisters voor kevers, vleesvliegen, doodgravers, vossen, dassen, muizen, roof- en zangvogels

Op de kadaverplekken wordt een encyclopedie aan kadaverfauna aangetrokken: de oeveraaskever, groene vleesvlieg en zwarte doodgraver, zoals verwacht, maar ook vossen, dassen en marters, muizen, roof- en zangvogels. De wolf toont interesse, er is hoop op de monniksgier.

Wat je krijgt, zegt Leo Linnartz, is een uitspoeling van lichaamssappen. Mineralen lekken de bodem in, een zegen voor de kalkarme duinen. De botten geven kalk en fosfor af voor planten en insecten. Vogels eten de insecten op, grote vogels hun kleine soortgenoten. De natuur recyclet zelf, op haar eigen tempo.

een jongetje bestudeert het overschot van een damhert. De botten van de dode dieren geven kalk en fosfor af die planten en insecten nodig hebben.
Foto Walter Herfst

De zeehonden op het Groene Strand werden neergelegd door Jaap van der Hiele, vrijwilliger bij het ReddingsTeam Zeedieren. Hij heeft net zijn dierenambulance op het strand geparkeerd. Vanochtend vond hij een aangespoelde zeehond bij de Brouwersdam en een bij de Grevelingendam, vertelt hij aan een groepje geïnteresseerde toehoorders en hun kinderen.

Met een scherp mes maakt hij gaten in de stoffelijke zeehondoverschotten, vertelt Van der Hiele. Anders kunnen de vogels de dikke zeehondenhuid niet doorboren. Soms vindt Van der Hiele een bruinvis. En laatst heeft hij met een scalpel de kop en romp van een aangespoelde dolfijn gescheiden. De kop ging naar Naturalis, het lijf op de kadaverplaats.

Als het verteren van dieren in de natuur zo heilzaam werkt, waarom gebeurt dat dan niet overal? Net als met de omgevallen bomen. Dat inzicht had ARK Rewilding al gehad: „We gaan opschalen,” zegt Linnartz. Dat betekent: meer dode dieren, op meer plekken. Wie weet een walvis. Het moet in overleg met Rijkswaterstaat en gemeentes, rekening houdend met bewoners, strandrecreatie en de zuidwestenwind.

Een volgende stap is rewilding met de grote grazers, de paarden en runderen in natuurgebieden. Door ziekte, ouderdom of een roofdieraanval gestorven vee moet volgens de wet worden geruimd, uit angst voor ziektes vooral. Maar niet altijd, bijvoorbeeld als sprake is van een moeilijk bereikbaar ‘buitenmachtelijk’ kadaver. „Dieren die zich niet goed voelen, trekken zich terug,” zegt Linnartz. „Meestal sterven ze niet vooraan bij het hek.” De kans op verspreiding van ziektes is volgens de ecoloog nihil. En de wet bepaalt ook dat je de natuur niet noodzakelijke voeding mag onthouden. „De natuur heeft recht op dode dieren.”

Het restant van een hert in de Zeeuwse duinen.
Foto Walter Herfst

Draagvlak

In een duinpan, naast een regenplas, ligt het restant van een damhert. Eromheen staat een groep die vanmiddag meewandelt langs de kadavers: Linnartz’ vrouw en dochter, vrienden, mensen van Het Zeeuwse Landschap en hun kinderen. Anderhalve week geleden is het hert neergelegd. De ribbenkast ligt open en het beest ligt raar dubbelgevouwen. Een lange, blauwgroene tong hangt uit zijn bek.

Regelmatig neemt ARK groepen mee. Draagvlak is belangrijk voor rewilding. Over het algemeen reageren mensen positief op de kadavers, zegt Linnartz. Kinderen zijn helemaal niet bang. Het is juist leuk om met een stok een beetje in zo’n beest te porren, zoals Ella (11) doet. „De hoef is opgegeten,” ziet een ander meisje. „Wie eet nou een hoef op?”

Het schemert wanneer we bij de ‘publieksplaats’ van het kadaverproject aankomen. Op een bord staan de verteringsfases van een langharig rund getekend: van de ‘verse fase’ met vooral vliegen, de ‘inflatiefase’ met maden en kevers, de vroege en de late rotting, de droge fase tot het laatste stadium, als alleen nog wat botten resteren.

In de achterliggende duinpan liggen hertenkadavers in verschillende stadia van ontbinding. Er hangt een lijkenlucht. Van dichtbij klinkt het krassen van een raaf. Dankzij het kadaverproject heeft de in Nederland zeldzame aaseter zich weer in Oranjezon gevestigd. In het bos naast de kadaverplek heeft een ravenpaar een nest gebouwd.


Lees ook
Aaseterparade trekt aan dode reebok voorbij

Aaseterparade trekt aan dode reebok voorbij