‘Het is onze plicht om de oorlog te blijven herdenken’, zeggen de Bloemenkinderen van Oosterbeek

‘Ik’, zegt Wim van Zanten enigszins verbaasd. Al ruim een uur heeft hij verteld over de oorlogsjaren in Oosterbeek. Over de vernietiging van het dorp tijdens Operation Market Garden, het – mislukte – plan van de geallieerden om bij Arnhem bruggen over de Nederrijn in handen te krijgen. Over oprukkende Duitse soldaten, over parachutisten in de lucht, en over de evacuatie met zijn ouders naar Apeldoorn.

En nu was de vraag wie er bloemen legt bij het graf van korporaal William ‘Joe’ Simpson. Simpson was een van die parachutisten, en kwam op 29-jarige leeftijd om bij de Slag om Arnhem, zoals zo veel Britse en Poolse militairen. Op zijn graf op de begraafplaats in Oosterbeek staat: ‘He died for the freedom he loved.’ Deze zondag is dat tachtig jaar geleden.

Wim van Zanten (88) heeft een foto laten zien. Van hemzelf als achtjarige jongen, in korte broek met kniekousen, en een keurig boordje onder zijn trui. Hij zit naast het graf van Joe Simpson, dan nog een simpel wit kruis. Het is recentelijk gegraven, er ligt een krans met ‘Rest in Peace’, en er liggen bloemen.

Die kwamen van Van Zanten. Hij is een van de oorspronkelijke Bloemenkinderen van Oosterbeek. Al sinds 1945 leggen zij, van generatie op generatie, elke september tijdens de herdenkingsdienst bloemen bij alle 1.770 graven op de Airborne begraafplaats, die wordt beheerd door de Britse Commonwealth War Graves Commission.

Vandaar zijn verbazing over de vraag wie na bijna tachtig jaar de bloemen legt bij het graf van korporaal Simpson. Hij is het – ondanks het feit dat hij nu in een rolstoel zit en zijn leeftijd – altijd blijven doen. Andere Bloemenkinderen gaven hun taak door aan een jongere generatie. Hij zegt: „Ik ben nog steeds Bloemenkind.” „Vorig jaar konden we helaas niet naar de begraafplaats toe. Dat was zwaar voor mijn vrouw en mij, want we waren er altijd tijdens de herdenking.” In elk geval in september om bloemen te leggen, met Kerst voor een kerststukje.

Hij schreef in 1945, met hulp van zijn vader en een vertaler, een brief aan de nabestaanden van Joe Simpson. Elk schoolkind kreeg toen, en krijgt nu nog steeds, een graf toegewezen waar ze in september bloemen leggen. Van Zanten hield al die jaren contact met hen, bezocht hen in Engeland. En zij kwamen langs bij Van Zanten, hij krijgt nog altijd verjaardagskaarten. Zij beschouwen hem als familie, vertelt hij. „Als het énigszins kan, wil ik er dit jaar bij zijn. Er zijn niet meer zoveel van ons over.”

Wim van Zanten bij het graf van korporaal William ‘Joe’ Simpson. „Zijn familie beschouwt mij als familie.”

Foto Frank Ruiter

Emotioneel moment

Want ook zijn generatie, die de oorlog als kind meemaakte, sterft uit. Maar de traditie van het bloemenleggen in Oosterbeek níét. Voor de overgebleven veteranen, die tijdens de dienst in september hun gesneuvelde makkers herdenken, en voor de nabestaanden, is het vaak een emotioneel moment.

„Ze zeggen dan ‘thank you’”, vertelt Victor (10), een van de huidige Bloemenkinderen: „Het is heel speciaal om iemand te mogen herdenken.” Sten (11): „Het is goed om de tijd daarvoor te nemen.” Ole (bijna 11): „We moeten dat ook volhouden. Deze mensen hebben ons gered, anders zou het misschien nog oorlog zijn.” Bobbe (11): „Als je erover nadenkt wat er met hen is gebeurd, dan is dat een hele vervelende gedachte. Maar aan de andere kant ook een mooie: want mensen hebben voor hun leven gevochten en ons in Nederland gered.”

Achter in het bos is een heel grote loopgraaf. Vroeger speelden we daar bij een beekje en toen vonden we een granaat

Victor (10)

Het groepje tien- en elfjarigen dat zich in de lerarenkamer van de Paasbergschool heeft verzameld, is onder de indruk van de bloemenceremonie. Ze buitelen over elkaar heen om te vertellen hoe het tijdens de herdenking gaat: het omhooghouden van de bloemen, het fluisteren van de naam en de – vaak heel jonge – leeftijden van de gesneuvelde soldaat voor wiens graf ze staan, en dan het leggen van de bloemen. Het meest indruk maken de graven van onbekende soldaten met alleen de inscriptie ‘Known unto God’, vertellen Maurits (10) en Anne (11). Op de Paasbergschool wil bijna iedereen uit groep 7 en 8 Bloemenkind zijn, vertelt juf Heidy Hooghordel-Janssen. Ze geeft er inmiddels 25 jaar les: „Ook in mij zit dit verweven.” „Vorig jaar kwam er een mevrouw naar me toe en vroeg of ik de juf van de kinderen was. Ze vertelde dat haar vader op de begraafplaats lag en zo dankbaar was dat wij nog steeds de bloemen leggen.”

Blinddoek

Hooghordel-Janssen neemt haar leerlingen elk jaar mee naar het Airborne Museum, in het voormalige hoofdkwartier van de Britse troepen tijdens Operation Market Garden. Daar krijgen ze een koffertje met voorwerpen en aan de hand daarvan leren de kinderen hoe de oorlog verliep in Oosterbeek. Met blinddoek op lopen ze in september de ‘white ribbon mile’, de laatste anderhalve kilometer van de Oude Kerk, door de uiterwaarden, naar de Rijn, de route die de Britse en Poolse soldaten na het mislukken van de Slag om Arnhem in het pikkedonker aflegden toen ze zich terugtrokken.


Lees ook

het verhaal van een Britse paratrooper

De bevrijding van Nederland

In Oosterbeek zijn herinneringen aan de oorlog niet alleen in het museum te vinden, maar overal. Feija (11) vertelt hoe haar overgrootvader werd gered doordat zijn notitieboekje een granaatscherf tegenhield. „En het hele huis werd gebombardeerd. Victor: „Achter in het bos is een heel grote loopgraaf. Vroeger speelden we daar bij een beekje en toen vonden we een granaat.”

Feline (11) vertelt: „In mijn kamer, helemaal op zolder, was in de oorlog een Engelsman die vanuit het raam op Duitsers schoot. Hij heeft toen op de muur geturfd hoeveel.” Het stukje behang, met de zestien streepjes die sluipschutter Tony Crane optekende, ligt nu in het Airborne Museum.

Bloemenkinderen Feija en Viktor op de Airborne begraafplaats. „Het is heel speciaal om iemand te mogen herdenken.”

Doorvertellen

„De oorlog zit in het dna van dit dorp. Het verhaal wordt voortdurend doorverteld”, zegt Robert Voskuil (77), Bloemenkind in „ik denk 1957, ’58 en ’59”. „Vroeger zag je bij de herdenking nog veel veteranen. Ze waren helden, ook voor ons kinderen. Nu leeft nog een handvol, maar ze worden met heel veel eer bejegend.”

Hij werd vlak na de oorlog geboren. Zijn moeder werd in september 1945 gered door een Britse soldaat, hij sprong voor haar en Voskuils broertje toen een Duitse militair een granaat gooide. Albert Willingham was op slag dood. Voskuil: „Ik heb mijn leven aan hem te danken.”

„Wij woonden vlak bij de Oude Kerk, het centrum van de gevechten. Elke dag werd je wel direct of indirect geconfronteerd met de oorlog, al was je er zelf als jong kind niet zo mee bezig. Later kregen de verhalen meer diepgang. Bij mij ging dat over in historische belangstelling.”


Lees ook

verhaal van een Canadese bevrijder

Foto Roger Aziz

Voskuil geeft nu lezingen over de Slag bij Arnhem. Hij merkt dat de belangstelling groeit. „Toen generaal-majoor Urquhart [de Brit die het bevel voerde over de parachutelandingen] in de jaren zestig voorstelde een einde te maken aan de herdenking, leverde dat al protest op. Nu zie je elk jaar weer meer mensen.”

Hij vergelijkt het met Ieper, de Vlaamse stad waar in de Eerste Wereldoorlog zwaar werd gevochten, en nog iedere avond om acht uur de ‘Last Post’ wordt gespeeld. „Er zijn hier in Oosterbeek wel veel, het klinkt hard om te zeggen, festival-achtige elementen bijgekomen, zoals de Airborne-wandeltocht en re-enactments [naspelen van gebeurtenissen]. Maar het hart is de herdenking op de begraafplaats.”

Robert Voskuil bij het graf van soldaat Albert Willingham. „Hij heeft mijn leven gered.”

Foto Frank Ruiter

Geen bevrijding

Voskuil zegt: „In tegenstelling tot in andere plaatsen in Nederland gaat het in Oosterbeek niet om de viering van een bevrijding. Hier kwamen de bevrijders uit de lucht, iedereen was blij, en al op dag twee werd duidelijk dat Operation Market Garden uitliep op een enorm drama.” De geallieerden stuitten op Duits verzet en moesten zich terugtrekken. In negen dagen kwamen meer dan 17.000 geallieerden om. Nederland boven de rivieren werd niet in 1944 bevrijd en moest nog de Hongerwinter doorstaan.

Wim van Zanten maakte het mee. De dorpelingen zaten de dag dat Market Garden begon in de hervormde kerk, aan de rand van de uiterwaarden. „Ik weet nog bijna alle liederen die gezongen werden: ‘Een vaste burcht is onze God’, en ‘Wat de toekomst brengen moge’. Het laatste lied was het Wilhelmus, couplet één en zes. Achter de kerk stond het Duits luchtdoelgeschut. Toen begon het schieten. Het was een hels lawaai. De dominee heeft de preek wel afgemaakt. Thuis ging mijn broer vanaf het dak kijken naar de parachutisten die landden.”

De oorlog zit in het dna van dit dorp. Het verhaal wordt voortdurend doorverteld

Robert Voskuil (77)

Hij herinnert zich de voltreffers op hun huis, de Britten die een Duitse sluipschutter uit een boom schoten, de doden op straat. Wim van Zanten heeft sinds die dagen nooit meer met de gordijnen dicht geslapen. Hij kijkt niet naar het nieuws, de beelden uit Oekraïne en Gaza raken hem te veel.

Hij vindt het „een plicht” om te blijven herdenken ook als er geen ooggetuigen meer zijn. „In het begin zeiden de Britse veteranen: ‘We snappen het niet. Wij worden hier gastvrij ontvangen. We hebben alles vernield dat er te vernielen was. We hebben jullie niet kunnen bevrijden. En we worden toch als helden onthaald.’ Ik heb hun altijd gezegd: je kwam in een vreemd land, in een vreemde plaats, om mensen die je niet kende te bevrijden. Je hebt je best gedaan. Veel van je vrienden zijn gesneuveld en gewond geraakt. Het is onze plicht om te blijven herdenken. Door te doen wat we doen. Dat voel ik.”


Serie 80 jaar bevrijding

NRC onderzoekt hoe het verhaal van de oorlog en de bevrijding zijn doorgegeven, en hoe dat gebeurt als de laatste ooggetuigen er niet meer zijn