Tot zijn grote spijt en schaamte heeft Arjan, een veertiger die zichzelf „een hardwerkende en normale jongen” noemt, de wet overtreden. Zijn „misstap” betreft meerdere diefstallen, en ja, hij schaamt zich kapot. De dikke acht maanden in de Almelose gevangenis – iets verderop in de straat – waren „een hel”. „Je kan niks regelen, je kan nergens naartoe, alles duurt zo lang”, zegt hij aan een ronde tafel in de knusse woonkamer van het Huis van Herstel, een kleinschalige detentiefaciliteit die van buiten op een landhuis lijkt. Hier kunnen gedetineerden terecht die nog maximaal anderhalf jaar van hun gevangenisstraf moeten uitzitten en gemotiveerd zijn om hun problemen op te lossen. Er lopen geen gevangenisbewaarders rond en er hangen geen beveiligingscamera’s.
In anderhalve maand tijd heeft Arjan (zijn achternaam noemen we omwille van zijn privacy niet) veel van zijn problemen opgelost: hij beschikt weer over een bankrekening, een baan, samen met de gemeente zoekt hij naar een woning en voor het eerst in zijn leven praat hij met een psycholoog. In de gevangenis was dit hem nooit gelukt, dan had hij nog steeds „in de shit” gezeten. Als hij in de loop van volgend jaar vrijkomt, is hij schuldenvrij. Hij zal zijn nieuwe leven zelfs met een gevuld spaarpotje tegemoet treden. Arjan zegt het met een grote grijns.
Het Huis van Herstel is een pilotsamenwerking tussen het ministerie van Justitie en Veiligheid, alle veertien Twentse gemeenten, de reclassering en zorgaanbieders. Deelnemers worstelen met complexe problemen als middelenverslaving, schulden, psychische- en/of relationele problemen en dakloosheid. Een gevangenisstraf uitzitten maar ondertussen niets van je problemen hebben opgelost, verhoogt de kans op het plegen van nieuwe strafbare feiten, zo wijst onderzoek uit.
Het scheelde een haar of Arjan had hier niet terecht gekund. In de zomer besloot demissionair minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming, D66) de financiering van het Huis van Herstel vanaf 2024 te stoppen: het aantal deelnemers loopt achter op de beschikbare capaciteit (29 kamers), doorgaan zou te duur zijn. De Twentse gemeenten werden compleet verrast door het besluit van Weerwind, ze zouden nog met hem praten over de voortgang van het experiment. Het benodigde geld (1 miljoen euro per jaar, volledig betaald door het Rijk) was allang gereserveerd. De Tweede Kamer riep de minister op het matje. Eind oktober draaide Weerwind zijn besluit terug, wel verlaagt hij de jaarlijkse rijkssubsidie naar 600.000 euro. Voorlopig is het Huis van Herstel gered. De afspraak is dat het tot in elk geval eind 2025 openblijft, daarna gaan gemeenten kijken of en hoe zij dit kunnen overnemen.
Wennen aan de vrijheid
Het idee voor deze unieke vorm van kleinschalige detentie ontstond in 2017. Programmamanager Anousjka Talen zag dat medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI, de uitvoeringsorganisatie van het gevangeniswezen) workshops over herstelgericht werken volgden. Dat is een manier van werken waarbij breed wordt gekeken naar herstel: herstel van de gedetineerde, herstel richting slachtoffers en de samenleving. Dat zette haar, als ervaren manager in de detentiesector, aan het denken: „Goh, waarom zou het niet mogelijk zijn om dit in detentie als uitgangspunt toe te passen?” Haar plan belandde door geldgebrek in een la.
Een jaar later werd Talen, een bebrilde vrouw met kort donkerrood haar, getipt over het programma Koers en Kansen, opgezet door Weerwinds voorganger Sander Dekker (VVD). Haar plan „sloot precies aan op wat het ministerie van Justitie voor ogen had”, vertelt ze bedachtzaam op haar kantoor terwijl ze haar handen warmt aan een kop thee. Ook Dekker wilde dat justitie, zorgaanbieders en lokale overheden al tijdens het uitzitten van iemands gevangenisstraf de handen ineenslaan, met het voorkomen van herhaling als belangrijkste streven.
Terwijl programmamanager Talen even later een rondleiding geeft, stuift een schichtig kijkende man een groen geverfde kamer binnen. „Dat is een nieuwe deelnemer, hij is net een half uur binnen van buiten [de gevangenis]”, legt ze uit. Talen noemt de mannen op deze plek bewust geen ‘bewoners’, dat vindt ze te passief. Ze noemt ze liever ook niet ‘gedetineerden’, dat vindt ze maar beperkt.
Van deelnemers wordt de eerste week van hun verblijf weinig verwacht, ze moeten vooral wennen aan de vrijheid en openheid van deze plek. Waar de gevangenis is omheind met tralies en hekken, straalt deze plek vertrouwen uit. Geen tralies voor de ramen, buitendeuren gaan niet op slot. Talen moet denken aan een man die elke dag net buiten de poort ging staan. Buiten zijn was hij niet meer gewend. „Hij keek z’n ogen uit.”
Psychosociaal vlak
Voormalig minister Dekker geloofde vooral in re-integratie via arbeid, want dat zou belangrijk zijn voor zelfredzaamheid. Het Huis van Herstel wijkt hier bewust van af, hier staat hulpverlening centraal. Het oplossen van problemen op psychosociaal vlak is volgens Talen onmisbaar bij het voorkomen van herhaling. De betrokkenheid van familie en vrienden is daarbij essentieel.
„Tuurlijk, in je achterhoofd weet je dat je in detentie zit”, vertelt Arjan. „Maar door de manier waarop je hier behandeld wordt, voel je je geen gedetineerde. Ze laten je met rust als je dat nodig hebt.” Hij praat elke woensdag met een psycholoog, die hem heeft leren inzien hoe het zover heeft kunnen komen in zijn leven. In de gevangenis heeft Arjan helemaal geen tijd gehad om daarover na te denken. Kale plekken op zijn hoofd wijzen op de extreme stress die hij heeft doorgemaakt, op cel kon het namelijk „heel grimmig” worden. Daar kon hij echt geen zwakte laten zien, dan lopen de anderen zo over je heen. Hier in het Huis van Herstel „geven ze je de kans om jezelf te zijn”, zegt de vrolijke en humoristische Arjan.
Begin 2021 opende het Huis van Herstel zijn deuren. Op dit moment worden slechts 7 van de 29 kamers bezet. Dat is meer geweest, er zijn mensen uitgestroomd of teruggestuurd naar de gevangenis, omdat ze zich niet aan de regels hielden. „Wil het hier slagen, dan is er een grotere bezetting nodig”, zegt de Almelose wethouder Eugène van Mierlo (Participatie en Zorg, CDA). „Hierbij hebben we de Dienst Justitiële Inrichtingen heel hard nodig, omdat zij de deelnemers selecteren.” Door de coronacrisis was het lange tijd bijvoorbeeld niet mogelijk om voorlichtingen te organiseren, en ook personeelstekorten speelden het vullen van het Huis van Herstel parten. Ook zouden ‘selectiefunctionarissen’ bij DJI onvoldoende voorbereiding hebben gehad over de specifieke selectievoorwaarden van het Huis: er moeten complexe problemen op minstens twee leefgebieden spelen en iemand heeft extra zorg en begeleiding nodig.
Het toezicht op de deelnemers, een taak van de reclassering, begint normaal gesproken nadat iemand zijn hele straf heeft uitgezeten. Bij het Huis van Herstel begint dat al bij de intakefase, vertelt reclasseringswerker Emily Nurgel. Als iemand straks definitief vrijkomt, „is er al een vertrouwde en bekende” relatie opgebouwd, legt ze uit. Een gedetineerde die van de rechter een reclasseringsmaatregel opgelegd heeft gekregen en zijn celstraf erop heeft zitten, moet bij vrijlating soms „anderhalve week” wachten tot het toezicht ook echt kan worden opgestart. „In die korte periode kan iemand dan alweer de fout in gaan”, weet Nurgel.
Stembureau
Deelnemers en medewerkers houden samen pauze. Het heeft er volgens Nurgel voor gezorgd dat de mannen meer het nieuws zijn gaan volgen, om „bij onze gesprekken te kunnen aanhaken”. Duc, de langstzittende deelnemer die de aangrenzende openbare lunchroom heeft helpen verbouwen en daar nu als kok werkt, vertelt dat hier inderdaad „veel over politiek” wordt gesproken. Hij is zeker van plan om te gaan stemmen, iets wat gedetineerden in een gesloten gevangenis niet zomaar kunnen. Op verkiezingsdag wil hij naar een stembureau in de buurt fietsen om een stem uit te brengen op BBB. De voormalig rijstboer weet „hoe zwaar werk dat is”. Hij moet helemaal „niks hebben van partijen die veel te streng zijn voor boeren”.
Ook Arjan gaat stemmen, zijn keuze valt zonder twijfel op regiogenoot Pieter Omtzigt. Zijn mondhoeken vallen naar beneden als hij hoort dat demissionair minister Weerwind deze plek te duur vindt. „En heel Den Haag is dat zeker niet?”, blaft hij terug. „Daar zijn ze alleen maar bezig met blabla.”