‘Een bruine leren koffer wordt vastgehouden door een kleine, bleke, bloedeloze hand; onder het gewicht spannen de aderen erop zich aan en wijzen op de bronnen ervan ergens diep in het binnenste van de mouw. Onder de jas flikkert een flanellen colbert op van niet al te goede snit, dat bovendien door de lange reis gekreukeld is. Er zitten kleine, lichte stipjes van een niet nader te bepalen vervuiling op – de schilfers van de wereld.’
De hand behoort toe aan Mieczyslaw Wojnicz, een jonge student die halverwege september 1913 vanuit Lemberg op weg is naar een sanatorium in de bergen van Pruisisch Silezië. Wie hij is, wat hij daar gaat doen, weten we nog niet. En wie ons toespreekt vanaf die eerste pagina van Empusion, de nieuwe roman van de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk, weten we evenmin. Het is een raadselachtige stem, een vrouwelijke meervoudige verteller, gelijkend op een alwetend koor uit een Griekse tragedie. Maar al snel gaat deze stem over in een meer klassieke vertelstem, in de derde persoon, en worden we meegevoerd naar het plaatsje Göbersdorf (het huidige Sokolowsko) waar onze mysterieuze hoofdpersoon, die aan tuberculose lijdt, zijn intrek neemt in een ‘pension voor heren’.
Het is een vreemde plek, dat pension waar Tokarczuk over schrijft in Empusion – haar eerste roman sinds ze in 2019 de Nobelprijs voor Literatuur ontving. Het wordt bevolkt door een aantal curieuze patiënten die zich laten behandelen in nabijgelegen kuuroord van dokter Hermann Brehmer, het eerste sanatorium ter wereld voor de behandeling van tuberculose. Onder hen Walter Frommer, een theosoof uit Breslau, August August, een socialist uit Wenen, Longin Lukas, een katholiek uit Königsberg en kunststudent Thilo von Hahn uit Berlijn. Net als in De toverberg (1924) van Thomas Mann – het sanatorium in het Zwitserse Davos uit die roman is gemodelleerd naar dat van Görbersdorf – ondergaan deze heren speciale natuurgeneeskundige behandelingen (ligkuren, koudwaterbehandelingen, wandelingen in de buitenlucht) waarna ze zich volgieten met glaasjes ‘Schwärmerei’, een obscure, zelfgestookte likeur, en filosoferen over de grote zaken des levens.
Lees ook
Wat het tegenstrijdige leven van Thomas Mann zo interessant maakt
Zo houden ze zich bezig met de toekomst van Europa, filosoferen ze over kunst en cultuur en maken ze zich bovenal druk over de maatschappelijke positie van de vrouw, in hun ogen een minderwaardig schepsel. Zo beweert Lukas dat geslachtsverkeer voor de vrouw ‘een noodzakelijk geneesmiddel’ is (om haar rondzwervende baarmoeder tot rust te brengen), meent Frommer dat vrouwen niet abstract kunnen denken (‘daar waar bij de man de wil zetelt daar zit bij de vrouw de begeerte’) en zijn ze volgens Wilhelm Opitz, de eigenaar van het pension, al helemaal ‘niet bij machte om een staatsorganisatie te vormen’. Zelfingenomen beweringen die de fragiele, jonge Mieczyslaw kritiekloos tot zich neemt. Want net als de jonge Duitser Hans Castorp uit De toverberg, die wordt ingepakt door de humanist Ludovico Settembrini en de sinistere nihilist Leo Naptha, laat hij zich leiden door deze heren als een willoze voyeur zonder eigen moraal.
Mysterieuze vrouwenlichamen
Ja, het is een benauwende wereld daar in Görbersdorf. Toch is er meer aan de hand. Net als in Tokarczuks eerdere roman Jaag je ploeg over de botten van de doden (2009) krijgen we al snel te maken met een lijk. Het lijkt de voorbode te zijn van wat in ondertitel van deze roman wordt aangekondigd als een ‘natuurgeneeskundig griezelverhaal’. Een dag na de aankomst van Mieczyslaw in het pension pleegt Klara Opitz, de vrouw van de eigenaar, zelfmoord. De omstandigheden waaronder zij sterft zijn nogal mysterieus. Algauw blijkt dat er in het kuuroord vaker vreemde sterfgevallen voorkomen, iets dat te maken heeft met een soort kracht die rondwaart in de omliggende bergen. Zo stuit Mieczyslaw tijdens een boswandeling op mysterieuze Puppen, grote vrouwenlichamen gemaakt van mos, takken, schors, zadelzwammen en klei, met op de plek van de borsten stenen en een muizenhol tussen de benen. Deze ‘Tuntschi’, zo legt Wilhelm Opitz uit, worden gemaakt door de lokale kolenbranders om hun mannelijke lusten te kunnen bevredigen, maar hebben, zo mompelt hij, ook iets te maken met een jaarlijks ‘offer dat het dorp redt’.
Lees ook
Eindelijk is deze prijswinnende roman in het Nederlands vertaald (•••••)
Feministisch antwoord
Het is een vaag antwoord, eentje waar Mieczyslaw, maar wellicht ook de lezer, niet goed raad mee weet. Dat is ook gelijk de zwakte van deze roman: in de veelheid aan ingewikkelde theorieën en discussies is het soms moeilijk om de aandacht bij het verhaal te houden. Het is duidelijk dat Tokarczuk, in navolging van Thomas Mann, met Empusion een vergelijkbare geestelijke elite heeft willen neerzetten die, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, op veilige afstand oreert over de toestand in de wereld. En het is eveneens duidelijk dat ze, zoals ook wordt aangekondigd op de achterflap van de roman, hiermee een ‘feministisch antwoord’ geeft op De toverberg. Want de mannen met hun misogyne praatjes zijn voor de lezer van nu niets meer dan lachwekkend.
Via hun discussies kaart Tokarczuk allerlei belangrijke actuele thema’s aan en breekt ze een lans voor diversiteit en tolerantie, richt ze zich tegen autocratische leiders en toont ze de stille kracht van het matriarchaat – wat vooral terugkomt via die meerstemmige verteller die telkens even opduikt. Maar het is wel heel veel wat ze in één roman heeft willen stoppen, zeker omdat ze er ook een thrillerelement in heeft verwerkt, dat toch wat geforceerd aanvoelt in combinatie met al die theoretische gesprekken.
En wie of wat is toch die mysterieuze vertelstem? Zijn het de geheimzinnige Tuntschi in het bos die tot ons spreken? Of is het de stem van de Empuse, waaraan de titel van het boek is ontleend en dat staat voor een mensetend monster uit de Griekse mythologie dat kan veranderen in een bloeddorstig vrouwmens dat mannen verslindt? Of gaat het uiteindelijk om iets heel anders?
Iets van een antwoord vinden we bij de kunststudent Thilo von Hahn. Door Mieczyslaw intensief te laten kijken naar schilderijen van de Zuid-Nederlandse landschapschilder Herri met de Bles leert hij hem dat er ook zoiets bestaat als een ‘doorzienend kijken’, een kijken vanuit een driedimensionale beweging dat verder gaat dan het detail en teruggaat naar ‘de fundamenten van het bewuste uitzicht’. Het is een soort mystiek besef dat ook later in het boek terugkomt wanneer Frommer vaststelt dat de wereld maar deels kenbaar is: ‘Onze zintuigen leggen ons een soort kennis van de wereld op. Ze zijn immers begrensd. En wat als de wereld om ons heen nu eens een totaal andere is dan onze volmaakte zintuigen ons proberen te doen geloven?’
Daar herkennen we Tokarczuk uit haar eerdere romans en haar recente essaybundel De tedere verteller (2023), waarin zij schrijft over een werkelijkheid die bestaat ‘boven de gewoonlijke materialiteit van de wereld en de toevalligheid, boven oorzaak en gevolg en de waarschijnlijkheidswetten’.
Lees ook
Een tedere verteller: hoe het schrijverschap van Olga Tokarczuk mooi verbonden is met haar ‘ecofilosofie’
Het is die holistische visie waarin de kracht van dit boek ligt. Uiteindelijk is dat ‘wij’ een soort collectieve geest, datgene wat we niet echt kunnen benoemen, waarvan we aanvoelen dat het bestaat, maar dat we niet echt kunnen duiden. Het is dan ook die alomvattende stem, die mysterieuze ‘wij’ – volgens vertaler Karol Lesman in het Pools te herkennen als een vrouwelijke meervoudige verteller – vanwaaruit Mieczyslaw wordt geobserveerd, die uiteindelijk een soort troost biedt.
Alsof Tokarczuk het universum wil laten spreken, een universum dat ons toespreekt met de geruststellende boodschap dat er nog iets meer is dan die hopeloze, gebroken, imperfecte mens. Dat er iets te vinden is in al die onzichtbare plooien van de wereld waar we niet goed bij kunnen. Iets wat boven alle misvattingen, ellende en oorlog staat. Niet voor niets eindigt het boek met de woorden: ‘En wij? Wij zijn hier altijd.’