Het boetekleed aantrekken voor de oorlog, dat doen nu meer gemeenten

Ze is niet de eerste, maar was wel bijzonder uitgesproken. „Kil en onverschillig”, zo noemde de Roermondse burgemeester Yolanda Hoogtanders woensdag de wijze waarop haar gemeente in en na de Tweede Wereldoorlog met de lokale Joodse gemeenschap omging. Nadat eerder de burgemeesters van onder meer Nijmegen en Maastricht soortgelijke excuses uitspraken, vond ook Roermond zo’n tachtig jaar na dato dat het tijd was het boetekleed aan te trekken.

Dat verschillende gemeenten relatief kort na elkaar excuses aanbieden verrast hoogleraar rechtsfilosofie, Wouter Veraart van de Vrije Universiteit niet. „Als de ene gemeente het eigen verleden onderzoekt en excuses aanbiedt, wordt de andere ook wakker. Dat zie je ook met onderzoek naar het slavernijverleden.”

Dat het bijzonder lang duurt voordat overheden tot deze stap overgaan, ziet Veraart vaker. „De overheid vindt het over het algemeen heel moeilijk om de eigen rol te benoemen en om te erkennen dat er fouten zijn gemaakt.”


Lees ook
Rutte hield excuses tot het laatst voor bijna iedereen geheim

Minister-president Mark Rutte bij het Spiegelmonument in Amsterdam waar hij excuses maakte voor de rol van de overheid tijdens de Holocaust.

Zo duurde het tot 2000 voordat premier Wim Kok excuses maakte voor het naoorlogse optreden van de Nederlandse overheid jegens de teruggekeerde Joden. Nadat Kok tijdens een Holocaust-congres in Stockholm erkende dat de overheid tekort had geschoten bij het rechtsherstel, barstte een golf van verontwaardiging los omdat hij weigerde excuses aan te bieden. Daarop volgden die alsnog. Twintig jaar later bood premier Mark Rutte verontschuldigingen aan voor het overheidshandelen ten tijde van de Jodenvervolging.

Aanmaningen en boetes

Inmiddels zijn vele Nederlandse gemeenten bezig met het onderzoeken van hun rol en bieden zij excuses aan, geregeld in combinatie met een geldbedrag ten behoeve van de Joodse gemeenschap.

De kiem van die excuusgolf, zegt Ronny Naftaniel – voormalig voorzitter van het Centraal Joods Overleg – ligt in Amsterdam. Daar stuitte in 2013 een studente in het archief op bezwaarschriften tegen aanmaningen en boetes wegens niet betaalde erfpacht uit de jaren 1942-1945 die teruggekeerde Joden moesten betalen. Die vondst leidde tot onderzoek door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) dat in Den Haag en Rotterdam navolging kreeg. Inmiddels doet het NIOD opnieuw onderzoek in Amsterdam, nu naar de rol van de gemeente bij de deportatie van Joodse Amsterdammers.

Hoogleraar Europese cultuurgeschiedenis Wim van Meurs van de Radboud Universiteit legt de kiem iets later: bij de inspanningen van journalistiekplatform Pointer. Op basis van ‘de Vastgoedboeken’ (Verkaufsbücher) van de bezetter buigt Pointer zich al jaren over de onteigening en verkoop van Joods vastgoed tijdens de oorlog. Van de 218 gemeenten in de Vastgoedboeken hebben er volgens Pointer 145 opdracht tot een onderzoek gegeven.

De Radboud Universiteit was de afgelopen jaren betrokken bij 25 van zulke onderzoeken van gemeenten naar hun oorlogsverleden. „Na zo’n onderzoek worden eigenlijk altijd excuses door de gemeente gemaakt”, ziet Van Meurs. Dat lang niet alle excuses veel publiciteit genereren komt volgens de hoogleraar onder meer doordat de ene burgemeester er beter in is dan de andere en de onderzoeksresultaten lang niet altijd voor een groot publiek gepresenteerd worden. Daar komt bij dat hij bij zijn onderzoeken geen excessen tegenkwam zoals in Den Haag en Amsterdam waar teruggekeerde Joden erfpacht en straatbelasting (een voorloper van de ozb) moesten betalen voor de jaren dat zij afwezig waren.


Lees ook
Roermond was ‘kil en onverschillig’ tijdens Jodenvervolging en biedt nu excuses aan

De Martkt van Roermond tijdens de rede van Oberdienstleiter Schmidt. Op 12 juli 1942 vond een bijeenkomst plaats van de Limburgse Nationaalsocialisten.

Breed onderzoek

Naftaniel vindt dat gemeenten een zo breed mogelijk onderzoek moeten instellen: dus niet alleen naar de omgang met Joods vastgoed zoals veel gemeenten volgens hem nu doen. Dan komen er namelijk meer misstanden naar boven. „Neem Amsterdam waar Joden de tram van hun eigen deportatie in rekening werd gebracht of Eindhoven waar zij voor de bordjes ‘verboden voor Joden’ moesten betalen.”

Dergelijke onderzoeken fungeren volgens de voormalig CJO-voorzitter ook als een spiegel voor het heden. Strikt juridisch bezien was het overheidsoptreden destijds namelijk in de haak omdat het binnen de wet paste. „Maar het was buitengewoon immoreel. Dat is de les voor ambtenaren van nu bij kwesties zoals de Toeslagenaffaire. Ga je naar de letter van de wet handelen of laat je je gezonde verstand en hart spreken?”