Het bezoek vraagt hoe het is om gek te zijn

Recensie Boeken

Micha Hamel In de nieuwe dichtbundel is daar iemand biedt Micha Hamel inkijkjes in zijn opname in een psychiatrische kliniek. Boswandelingen, bijslapen, hallucineren – maar hoe zou het hem erna zijn vergaan?

Micha Hamel
Micha Hamel Foto ANP

Stel dat je opgenomen bent in een psychiatrische kliniek. Hoe leg je aan anderen uit hoe het eraan toegaat op je afdeling en wat je de hele dag door uitvreet? Ik heb het twijfelachtige voordeel zelf een tijdje opgenomen te zijn geweest, dus ik zou deze vragen moeten kunnen beantwoorden, ware het niet dat die ervaring zich niet helemaal in woorden laat vatten.

In is daar iemand doet Micha Hamel, in 2009 opgenomen vanwege een psychose, een poging. In een doorlopende reeks van zo’n honderd gedichten biedt hij inkijkjes in zijn leven intern. Hij schildert de televisiekamer en zijn nachtverblijf en noteert flarden van gesprekken met therapeuten en groepsgenoten. Met hen zit je opgescheept, met hen maak je dit proces door: de dichter noemt ze zowel hartsvrienden als bijpersonages, maar ze zijn vooral dat laatste, aangezien het vooral om zijn eigen proces gaat.

De kop die hij kleit bij creatieve therapie krijgt steeds meer vorm. De vooruitgang wordt niet alleen door professionals bijgehouden, maar ook door de dichter zelf: ‘er zijn pillen waarvan je gaat lachen / er zijn pillen waarvan je moet huilen’. Hij heeft het er best naar zijn zin, bekent hij, maar neem deze opmerking met een korreltje zout. Het lijkt pais en vree in de kliniek, maar de rust wordt vaak genoeg verstoord. Uit de isoleercel klinkt een lied en tijdens het eten moet een medecliënt heel nodig zijn verhaal kwijt: ‘we zitten nu te eten / roept iemand harder’.

De dichter mag dan wel op een plek zijn waar hij tot rust kan komen, dat betekent niet dat zijn psychotische episodes verleden tijd zijn. Dromen en hallucinaties vervormen zijn omgeving, verstoren de toch al broze stabiliteit en communicatie met anderen. De schoonmaker verandert in een dompteur en zijn zwabber is ‘het penseel van mijn verbeelding’: ‘toen ik wakker werd bleek ik urenlang in de opengesperde / bek van een krokodil te hebben geslapen’.

Ook eerdere gedichten van Hamel dringen zich op. De nieuwe bundel begint met een gedicht uit Nu je het vraagt (2010): ‘was ben zal mijzelf en wel expres / geestig mijzelf vermorzel mijn totems / jongleer onheilszwangere kanonskogels’. Raadselachtige en koortsige regels – welja, psychotisch – die direct de toon zetten. De dichter noemt zich de ‘koning van de koortsdroom’, maar hij had liever ‘de rang van hansworst’ gehad.

Keiharde realiteit

Soms is het juist de realiteit die keihard binnenkomt. Richting het einde van is daar iemand berooft Peter zich van het leven. Hamel gebruikt het understatement van de eeuw: ‘een kamergenoot is bevorderd tot de onzichtbaarheid’. Al eerder, in het gedicht waarin hij zijn medecliënten opsomt, was zijn dood aangekondigd: ‘peter is buschauffeur en verhangt zich morgen’. Dat klinkt toch heel anders dan de klinische en zakelijke omschrijving van de ggz-bureaucratie die spreekt over ‘klantbeoordelingen’ en cliënten berispt als ze spreken van het ‘gekkenhuis’.

Hamel trivialiseert zijn opname. Het leven buiten de kliniek gaat door, maar dat geldt evengoed voor het leven intern. Hij doet niet alleen verslag van de dagelijkse sleur, maar maakt die ook invoelbaar: ‘daar heb je die vrouw weer / een forse vragenlijst omklemmend’. De dichter geeft zich over aan banale fantasieën over naakte vrouwen en het zijn niet de patiënten die naar de bomen buiten kijken, maar andersom. En na de eerste zes gedichten in is daar iemand zet hij doodleuk alle woorden uit die gedichten op alfabetische volgorde, gewoon om iets te doen te hebben: ‘koortsdroom / koorzang / kortom / kruip / kun / kutgod / lachebek’.

Let wel: Hamel slaagt hier pas vele jaren later in, want op het moment zelf is niet zo gemakkelijk. Aan zijn kinderen legt hij uit dat papa niet echt ziek is, slechts een beetje in de war en dat hij gauw weer naar huis komt, maar echt hartverscheurend wil de scène niet worden. In de tussentijd leest moederlief thuis voor, terwijl hij boswandelingen maakt, bijslaapt of aan het kleien is. Dit contrast had hij nog wel wat dikker mogen aanzetten, aangezien is daar iemand erin grossiert.

Wanneer het bezoek vraagt hoe het is om gek te zijn en de dichter antwoordt met een leugentje om bestwil: ‘ik denk dat mijn omgeving er meer last van heeft dan ikzelf’. Wíéns bestwil eigenlijk? Die van de omgeving? Het is nogal wat als een naaste of bekende zo’n rigoureuze stap zet, al dan niet gedwongen. Of gaat het om de bestwil van de dichter zelf? Door de focus te verplaatsen naar anderen kan hij zichzelf enigszins beschermen.

Leugentje om bestwil

Afgaande op de regels die volgen denk ik dat het een leugentje om ieders bestwil is. De dichter mag de kliniek bijna verlaten en heeft ‘enkel nog X jaar depressie voor de boeg / maar dat zegt niemand hardop uit angst dat ik zelfmoord pleeg’. (Oftewel: ‘een definitieve oplossing voor een tijdelijk probleem’, zoals het binnenskamers genoemd wordt.)

Dat vooruitzicht staat haaks op het slot van is daar iemand. De dichter wordt ontslagen, krijgt de nodige succeswensen mee en wordt thuisgebracht, waar zijn vrouw huilend en lachend in de deuropening staat: ‘we laten je los / het laatste stukje mag je rennen’. Daar stopt de bundel.

Uit deze regels spreekt hoop, maar ze laten zich ook grimmiger lezen: je moet het weer in je eentje rooien. Eigenlijk eindigt Hamel zijn bundel net te vroeg: over de terugkeer naar zijn oude leven, de reïntegratie, hoe het hem sindsdien vergaan is en welk cijfer op de plaats van de X gekomen is, dáár had ik ook graag over willen lezen.

Lees ook: Psychotherapie: woorden leren geven aan de pijn