De automatische verhoging van verkeersboetes met 50 procent en vervolgens van 100 procent als niet op tijd betaald wordt, leidt tot schrijnende gevallen. Mensen met schulden raken door de verhogingen dieper in de problemen en de rechter heeft niet de macht er iets aan te doen. Dat schrijft de Raad voor de Rechtspraak in zijn jaarverslag dat dinsdag verschijnt. „De rechter heeft hier niet de juridische speelruimte om zelf in te grijpen”, vertelt voorzitter Henk Naves in gesprek met NRC. „En daarom zeggen wij tegen regering en parlement: wees hier alert op, want hier doen zich gevallen voor waar je buikpijn van krijgt.”
Een erfenis van de Toeslagenaffaire is dat de rechtspraak via het jaarverslag aan de bel trekt over knellende wetgeving waarmee hij geconfronteerd wordt. De verkeersboeteverhogingen, die ook in het recent verschenen boek De Boetefabriek door Merel van Rooy naar voren komen, zijn een voorbeeld waardoor burgers in het nauw kunnen komen. De rechtspraak constateert meer problemen, licht Naves toe in zijn werkkamer met uitzicht over de Haagse Hofvijver. „Er ontstaan diverse knelpunten door wetgeving die in de praktijk anders uitpakt dan beoogd of vanwege onvoldoende personeel om het beleid uit te voeren.”
Lees ook
het interview met auteur Merel van Rooy van De Boetefabriek. ‘Dat vind ik zo boosmakend.’
De kinderen die slachtoffer waren van de Toeslagenaffaire zijn nog zo’n voorbeeld. Zij ontvingen afgelopen juli tussen de 2.000 en 8.000 euro schadevergoeding – afhankelijk van hun leeftijd. Zo’n 95.000 kinderen hebben recht op een dergelijke compensatie voor hun leed, blijkt uit Belastingdienstcijfers. Er zijn echter geen waarborgen gecreëerd om ervoor te zorgen dat het uitgekeerde geld ten goede komt aan de minderjarigen. Zo wordt de schadevergoeding bijvoorbeeld niet op een beschermde rekening gestort. Het gevolg is dat rechters geregeld signalen ontvangen van bewindvoerders dat ouders de schadevergoeding van hun kinderen uitgeven. „Dat was niet de bedoeling, want dat geld was voor de kinderen”, zegt Naves die hoopt dat de overheid ernaar gaat kijken.
In het jaarverslag valt op dat het aantal bestuursrecht- en vreemdelingenzaken met 23 en 49 procent fors is gestegen. Hoe komt dat?
„Dat zijn veel zaken waarbij de overheid niet binnen de wettelijke termijn een beslissing heeft genomen – zoals op een asielaanvraag of openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid. Daar wordt dan een beroep ‘niet tijdig beslissen’ ingesteld. Zulke zaken gaan inhoudelijk nergens over, de rechter kan alleen constateren dat niet op tijd is beslist en de overheid onder dreiging van de oplegging van een dwangsom manen dat alsnog zo snel mogelijk te doen. Wetende dat de capaciteit daartoe onvoldoende is.”
De dwangsommen afschaffen?
„Grondprobleem is dat er niet op tijd wordt beslist. Wat het kost is een nare bijkomstigheid en illustreert de onmacht. Ook een rechter weet dat als hij een dwangsom oplegt, dit op dat moment vaak niet het gewenste effect heeft. De rechtspraak vindt het belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in de publieke dienstverlening. Als je zoals eerder bepaalde capaciteit snel afschaalt – zoals bij opvangcentra voor asielzoekers – dan levert dat op korte termijn financieel voordeel op, maar betaal je daar op een later moment soms de rekening voor. Door de Nederlandse koopmansgeest, door onze zuinigheid, brengen we onszelf soms dus ook in de problemen.”
In gevangenissen zijn, ook na bezuinigingen, forse personeelstekorten.
„Dat is een enorm probleem en zeer zorgelijk is dat het ook jeugdigen en minderjarigen raakt. In justitiële jeugdinrichtingen zijn onvoldoende plekken, jongvolwassenen worden in sommige gevallen tussen volwassen gedetineerden geplaatst. De speciale inrichting in Zeist die voor jeugdigen is gecreëerd heeft geen pedagogisch karakter en voldoet dus niet aan de belangrijkste eigenschap van het jeugdstrafrecht. Omdat er te weinig geschikte behandelplekken in inrichtingen zijn, komt voor dat minderjarigen óf langer vastzitten dan reëel is voor het gepleegde delict of zonder behandeling naar huis gestuurd worden – met alle risico’s van dien. De personeelstekorten spelen ook daarbuiten. Als een rechter een verplichte ondertoezichtstelling van een gezin oplegt, komt niet zelden voor dat er de eerste maanden nauwelijks iets gebeurt. Als jeugdigen niet de behandeling krijgen die ze nodig hebben om de rest van hun leven aan te kunnen, creëer je de maatschappelijke problemen van de toekomst.”
Een oplossing van de minister is gedetineerden die tot een jaar celstraf kregen met een enkelband naar huis sturen na het uitzitten van twee derde van hun straf. Veroordeelden die hun boete niet betalen of hun taakstraf niet uitvoeren wil hij geen vervangende celstraf laten ondergaan.
„We zijn er zeer bezorgd over. Als uitspraken niet of niet volledig worden uitgevoerd, tast dat het gezag van de rechter aan. Het is van belang dat rechterlijke uitspraken gezaghebbend blijven en worden uitgevoerd. Dat we dus niet zeggen: ‘interessante mening, maar we doen iets anders.’ Dan glijden we af als rechtsstaat.”
Waarom draagt de rechtspraak niet bij aan de oplossing? Bijvoorbeeld door taakstraffen in plaats van korte celstraffen op te leggen.
„De rechter moet de straf opleggen die hij nodig vindt en die past bij het strafbare feit en de verdachte. Wij blijven kritisch aan de kant staan.”
De rechtspraak probeert al sinds 2019 vergeefs de doorlooptijden van rechtszaken te verkorten. Vorig jaar gingen die zelfs licht achteruit en werd de helft van de rechtszaken binnen de eigen streeftijd behandeld. Heeft u het opgegeven?
„Tijdige rechtspraak is een erg belangrijk element van kwalitatief goede rechtspraak. Er wordt hard aan gewerkt die doorlooptijden fundamenteel te verbeteren, nu lukt dit niet omdat wij een tekort aan personeel hebben en rechtszaken steeds complexer worden. Dat is niet goed, een vonnis waarop men te lang moet wachten wordt ook minder gezaghebbend.”
Lees ook
bewaarders gevaar lopen en de resocialisatie van gevangenen stokt
Recent is de discussie over de rechter die op de stoel van de politiek zit opgelaaid. Hoe staat u in die discussie?
„De Nederlandse samenleving wordt geconfronteerd met een aantal complexe problemen rond onder meer klimaat, woningbouw, stikstof en asiel. Primair zijn regering en parlement daar aan zet. Als zij geen, te weinig of verkeerde keuzes maken, wenden belanghebbenden zich tot de rechter. Die rechter heeft daar vervolgens iets van te vinden, want hij mag niet aan rechtsweigering doen en zal uiteindelijk een beslissing moeten nemen en de betrokken partijen aan de regels houden. We zagen bijvoorbeeld bij klimaat- en asielbeleid dat de regering keuzes maakte die internationaal rechterlijk niet konden. ‘Stop en niet verder’, zegt de rechter dan.”
Het jaarverslag rept van het gevaar dat de rechter erdoor als hinder- in plaats van tegenmacht wordt gezien. Verwijt u dat de politiek?
„De regering heeft in het recente verleden, bijvoorbeeld met asielzaken, de juridische grenzen opgezocht van wat kan en is over die grenzen heen gegaan. Die verleiding ligt er ook bij stikstof en bouwen. Als je als regering weet dat bepaalde oplossingen in strijd met het recht zijn en ambtenaren je daar ook over geadviseerd hebben, weet je dat dit soort zaken aan de rechter voorgelegd worden en dat die rechter je vervolgens zal terugfluiten. Wie willens en wetens zo’n keuze maakt, brengt daarmee de rechter in een risicovolle positie. Want die krijgt te horen dat hij in zijn toga politiek bedrijft, terwijl hij de Nederlandse staat slechts houdt aan verdragen die door het eigen parlement zijn geratificeerd.”
Dus moet eerst via parlementaire weg het systeem worden veranderd?
„Als je het systeem verandert, gaat dat doorgaans ten koste van de rechtsbescherming van burgers in dit land. Is dat wat deze samenleving wil? Ik zou zeggen van niet. Laten we de rechtsstaat zo maximaal mogelijk in stand houden. Uit onderzoeken blijkt dat mensen gelukkiger zijn in een land met een goed functionerende rechtsstaat en dat ook de economie erbij gebaat is omdat een goede rechtsstaat zorgt voor een gunstig vestigingsklimaat.”
Zou Shell dat ook zo zien? Dat moet van de rechtbank zijn emissies de komende jaren met 45 procent verlagen.
„Die zaak speelt in hoger beroep, dus daar zeg ik niets over. Los daarvan: ik hoor vanuit het bedrijfsleven of sommige politieke partijen dat bepaalde uitspraken van rechters leiden tot een ongunstig vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland. Dat is de omgekeerde wereld. Bedrijven zijn juist op zoek naar een betrouwbare overheid. Zij willen dat hun rekeningen betaald worden en rechterlijke vonnissen worden uitgevoerd. Dus het bedrijfsleven is enorm gebaat bij een goed functionerende rechterlijke macht en rechtsstaat.”