Het leven van Hendrik Plantagenet hangt aan een zijden draadje. Hij heeft in 1403 de slag bij Shrewsbury glansrijk gewonnen, maar is zwaargewond van het veld gedragen. Een pijl van een langboog heeft zich rechts van zijn neus in zijn gezicht geboord en is in de achterwand van zijn schedel tot stilstand gekomen.
John Bradmore, de beste heelmeester van Engeland, staat met een speciaal ontworpen tang in zijn hand aan het bed van de zestienjarige prins van Wales. Hendrik heeft na de slag zelf de schacht van de pijl afgebroken, maar de pijlpunt zit nu al dagen vast in het bot. Bradmore snijdt Hendriks gezicht open en brengt zijn instrument, dat wel wat weg heeft van een speculum, naar binnen. Voorzichtig wrikt hij de indringer los en toont het metaal aan een kamer vol nerveuze omstanders. De operatie is geslaagd: de troonopvolger zal blijven leven.
Deze scène speelt een belangrijke rol in het nieuwe boek van de Britse historicus Dan Jones. Jones, die al een reeks geslaagde boeken over de Middeleeuwen heeft gepubliceerd, vond dat hij er eindelijk klaar voor was, zo noteert hij in zijn voorwoord, om een biografie te schrijven over deze prins, die later als koning Hendrik V onsterfelijke roem zou vergaren door in 1415 tijdens de slag bij Azincourt de fine fleur van de Franse adel in de pan te hakken. Met Hendrik V. Het leven van Engelands grootste koning, 1386-1422 doet Jones een geslaagde poging de legendarische heerser in zijn tijd te plaatsen en te ontdoen van de mythes die hem omringen.
Veel van die sterke verhalen over de jonge Hendrik zijn afkomstig van William Shakespeare. In zijn toneelstukken Henry IV, Part I en Henry IV, Part II komt prins Hal, zoals de bard hem noemt, naar voren als een feestbeest – een drinkebroer die graag met zijn maten de stad op stelten zet.
Lees ook
‘De abdij van Cluny was in de Middeleeuwen even machtig als Amazon nu is’
Kroonprins
Jones kiest ervoor om Hendriks leven als kroonprins evenveel plek in zijn boek te geven als de jaren tussen 1413 en 1422, de periode waarin hij de Europese geschiedenis op haar kop zet. Wie zijn jeugd niet goed bestudeert, begrijpt niet waarom Hendrik uitgroeit tot de grootste koning van Engeland, meent Jones. Eigenschappen als vroomheid, doorzettingsvermogen en meedogenloosheid openbaren zich allemaal in Hendriks jonge jaren – een heel ander beeld dan de losbol uit de toneelstukken van Shakespeare dus.
Hendriks vader – bekend als Hendrik Bolingbroke – had in 1399 de Engelse troon van zijn neef Richard II afgepakt. Hij liet zichzelf kronen tot Hendrik IV, maar had de rest van zijn heerschappij te maken met opstandelingen die zijn recht op de troon betwistten. In 1403 vocht de prins van Wales samen met zijn vader bij Shrewsbury tegen zo’n rebelse strijdmacht, waar hij zijn dapperheid dus bijna met de dood moest bekopen.
In de jaren na deze slag verzuurde de relatie tussen vader en zoon. Hendrik IV werd regelmatig voor lange periodes door ziekte geveld, en zijn troonopvolger stond te trappelen om het roer van hem over te nemen. Die gretigheid leidde herhaaldelijk tot hoog oplopende spanningen met de koning, die aan het hof door de vijanden van de prins werden opgepookt.
Hendrik noemde hen „zonen van het onrecht, telgen van twist, schismatici, de zaaiers van woede en agenten van de tweedracht […] schurken tot het eind van hun dagen”. Hun doel was het, aldus de prins, „met slangachtige sluwheid de orde van de troonsopvolging op de kop te zetten” en zijn broer Thomas naar voren te schuiven.
Daarin slaagden zij niet, want toen Hendrik IV in 1413 zijn laatste adem uitblies, volgde zijn oudste zoon hem probleemloos op, als Hendrik V. De kersverse vorst besloot meteen werk te maken van zijn aanspraak op nóg een troon, die van Frankrijk. Zijn overgrootvader Hendrik III had om deze claim in 1337 een oorlog ontketend die uiteindelijk ruim honderd jaar zou duren. Frankrijk bevond zich op het moment van Hendriks troonsbestijging in een bijzonder netelige positie: koning Karel VI leed aan langdurige periodes van waanzin, waarbij zijn hof verscheurd werd door factiestrijd.
Hendrik V maakte van de gelegenheid gebruik en stak in 1415 met een strijdmacht bestaand uit voornamelijk langboogschutters het Kanaal over. Op 25 oktober stond zijn uitgeputte leger tegenover een Franse overmacht bij het plaatsje Azincourt. Ridders te paard stormden in golf na golf op de Engelsen af, maar liepen zich vast op gepunte staken die de boogschutters van Hendrik in de grond hadden gestoken. De jonge koning vocht mee in de voorste rijen van de mêlee, en de Engelsen namen de ene na de andere Franse edelman gevangen. Toen het er op een gegeven moment op leek dat er Franse reserves op het slagveld arriveerden, gaf Hendrik de order alle krijgsgevangenen te vermoorden – een ongehoord meedogenloze actie.
Wrede geestdrijver
Na zijn glansrijke overwinning bij Azicourt voerde de 29-jarige koning nog een aantal geslaagde campagnes in Frankrijk. Hij werd in 1420 in Parijs erkend als erfgenaam van de Franse troon, maar zou deze kroon nooit op zijn hoofd kunnen zetten omdat hij twee jaar later overleed aan dysenterie. Jones citeert een kroniekschrijver, die over dit nieuws lamenteerde: „Hij had zijn gelijke niet op aarde tussen koningen en prinsen, zodat niet alleen Engeland en Frankrijk, maar heel de christenheid om zijn dood rouwt, zoals hij verdiende.”
Jones’ vonnis over Hendrik is minder lyrisch. Hij erkent dat naar onze maatstaven de koning een „wrede geestdrijver” was, „gauw geneigd om te vechten, frigide en stijfkoppig, ongeduldig, veeleisend, weinig vergevingsgezind”. Geschiedenis is echter geen wedstrijdje in sympathie, benadrukt Jones terecht. „Waar het om gaat, is wat hij in zijn eigen tijd deed, hoe hij het er volgens de maatstaven van zijn eigen tijd van af bracht en wat de gevolgen van zijn relatief korte leven en regeerperiode waren.”
Zo bezien moet zijn oordeel wel positief uitvallen, concludeert Jones. Hendrik V was voor zijn tijdgenoten „een uitzonderlijke leider die op een of andere manier de volle instemming van God genoot: een man die ze hun geld, hun geloof en hun levens konden toevertrouwen”. Veel meer kan een leider zich niet wensen – ook nu nog.
