Heks! Bedrijfspoedel! Robbert Wigt schreef een boek over de woorden van Wilders

Het ultieme Wilders-boek moet nog geschreven worden, en het voelt als een steeds groter gemis dat dat er nog niet is. Er ligt een behoorlijke biografie, Geert Wilders: de wreker, door Meindert Fennema (in 2024 geactualiseerd door Geerten Waling). Over de ideeën van Wilders stelden de politicologen Gerrit Voerman en Koen Vossen de bundel Wilders gewogen (2019) samen. Maar het wachten is op het boek dat ons leert uit welke ideologische bronnen Wilders geput heeft, waar zijn electorale succes vandaan komt, en hoe hij de Nederlandse politiek beïnvloed heeft. Wilders zelf verweet de krant Trouw ooit een „Wilders-obsessie” te hebben. Maar in werkelijkheid wordt er eerder te weinig dan te veel over Wilders geschreven.

Hoe kan het dat één man de Nederlandse politiek zo ingrijpend heeft veranderd, en tegelijk zo’n mysterie blijft? Misschien is het omdat Wilders al zo lang meeloopt en daardoor de indruk wekt dat elk verhaal over hem al verteld is. Misschien ligt het aan de eendimensionale presentatie: zelden valt Wilders uit zijn rol, hij is voorspelbaar in zowel zijn presentatie als zijn radicaal-rechtse opvattingen. Hij staat vrijwel nooit interviews toe. De laatste keer dat hij met NRC sprak, in september 2020, zei hij zelf: „De sfeer rondom mij is dat we het allemaal wel weten.” Hij had het over het gebrek aan opwinding over bedreigingen, maar het had ook over Wilders zelf kunnen gaan.

Overtuigingskracht

Tegen deze achtergrond heeft docent Nederlands Robbert Wigt (1989) een boek geschreven dat tenminste een deel van het mysterie kan oplossen: Kopvoddentaal. Wigt analyseert hierin het taalgebruik van Wilders en onderzoekt waarom Wilders’ retoriek zo effectief in het politieke debat is. Wigt, die al lange tijd politieke debatten volgt, deed dit in 2022 ook al met Mark Rutte.


Lees ook

Lees ook: Populisten manipuleren kiezers met ‘klare taal’

Caroline van der Plas (BBB) en Geert Wilders (PVV) in de Tweede Kamer.

Het resultaat is een boek waar de auteur ver weg blijft van de inhoud. Het gaat hem alleen om de vorm en de overtuigingskracht. Dat is inzichtelijk en problematisch tegelijk. Inzichtelijk, omdat het de lezer dwingt zich volledig in Wilders te verplaatsen. Problematisch, omdat Wilders’ radicaliteit buiten zicht blijft, terwijl zijn woorden ook echt betekenis en effect hebben. Hij werd veroordeeld wegens groepsbelediging om zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak. Hij had het over een ‘kopvoddentaks’, waarover Wigt alleen opmerkt dat die uitspraak voor de PVV „geen succes” was. De partij verloor een paar zetels in de peilingen.

Daar staat tegenover dat Robbert Wigt met veel oog voor detail uitspraken, tweets en voordrachten in de Tweede Kamer analyseert, waardoor je deze anders gaat opvatten. Neem de tweet die Wilders plaatste na een pro-Palestijnse demonstratie in Amsterdam. Wilders schreef: „Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee.”

Alles wat Wilders’ aanpak succesvol maakt, zat in deze tien woorden verstopt, analyseert Wigt. Een choquerende uitspraak over actievoerders en over een burgemeester, hoewel hij slim genoeg is met het woordje ‘mag’ nog iets te kunnen afdingen, indien nodig. Wigt noemt de tweet „ruig, maar ook poëtisch”, ze loopt metrisch perfect. De verontwaardiging deed verder het werk voor Wilders. Hij was er dagenlang mee in het nieuws, bracht premier Dick Schoof in verlegenheid, en zelf kon hij zich neerzetten als slachtoffer. Terwijl hij monddood werd gemaakt, bleef hij eenzaam strijden voor het vrije woord: „Ik tweet wat ik wil.”

Wilders is, net als Donald Trump, daarnaast goed in het verzinnen van bijnamen voor politieke tegenstanders, laat Wigt zien. Sigrid Kaag werd een ‘heks’ genoemd. Job Cohen de ‘bedrijfspoedel’ van het kabinet-Rutte I. Sophie Hermans noemde hij de ‘tassendrager’ van Mark Rutte. Zulke stigma’s achtervolgen politici en bij Kaag, die toch al ernstig bedreigd werd, leidden ze tot veel meer haatreacties. Wigt stipt terecht aan dat andere politici dit ook proberen (Frans Timmermans noemde PVV’ers ‘minions’), maar daar nooit in slagen.

Praten, lachen, gruwen

Doordat Wilders voortdurend normen overtreedt (en soms de wet, blijkt uit zijn veroordeling), creëert hij twee dingen: conflict en amusement. Die twee elementen doen het goed in een mediacratie. Ik zou eraan willen toevoegen dat hij dat volledig op zijn eigen voorwaarden doet, en zichzelf nooit in een positie laat neerzetten waarop híj bevraagd kan worden. Zo blijven media en publiek praten, lachen of gruwen over Wilders’ extreme uitspraken, zonder dat hij het de samenleving gunt erover met hem in gesprek te gaan. In talkshows is het eindeloos bespreken van Wilders’ tweets, alsof het Gods Woord zelf is, heel gewoon geworden.

Taal is, kortom, zeer belangrijk in de politiek en Robbert Wigt laat in Kopvoddentaal veel nieuwe dingen zien door zich puur op dit onderwerp te concentreren. Wat onderbelicht blijft, is de vraag of er ontwikkeling zit in Wilders’ taalgebruik, en hoe Wilders anderen in de politieke arena beïnvloed heeft. Heeft hij de normen blijvend veranderd? Of blijft hij de eenling die hij altijd heeft willen zijn? Het mysterie blijft.