Hari Kunzru schreef een briljante, indringende lockdownroman

Er zijn nog altijd weinig romans verschenen over de jaren van pandemie, en nog minder goede. Blue Ruin, de nieuwe roman van de Brits-Indiase schrijver Hari Kunzru, is een uitzondering. Het is een briljante, indringende lockdownroman, waarin drie oude vrienden opgesloten zitten in een afgelegen villa in Upstate New York en met hun verleden geconfronteerd worden.

Ondanks de mondmaskers herkent Jay, die boodschappen rondbezorgt die je via een app kunt bestellen, Alice meteen. Jay en Alice waren twintig jaar geleden geliefden in Londen en hebben elkaar na de breuk nooit meer gezien. Nu staat zij op de veranda van een enorm omheind landgoed, dat verscholen ligt in de natuur. Jay, herstellende van het coronavirus, schrikt zo van de ontmoeting dat hij flauwvalt. Alice biedt aan dat hij stiekem in een schuurtje op het terrein kan blijven om aan te sterken, maar dan mag hij niet rondneuzen; de eigenaar, een rijke kunsthandelaar, beveiligt het terrein met een aan paranoia grenzend fanatisme. De pandemie heeft van deze Marshal een zwaar bewapende complotdenker gemaakt.

Jay brengt een week koortsig in bed door en denkt terug aan zijn ontmoeting met Alice – Kunzru maakt hier vaardig gebruik van de omstandigheden van de pandemie om meerdere tijdlagen effectief aan elkaar te verbinden. Twintig en nog wat jaar geleden studeerde hij aan de kunstacademie in Londen, waar hij ook Rob ontmoette, de huidige partner van Alice. Rob en Jay worden beste vrienden. Eindeloos veel lol hebben ze in het wilde Londen in de jaren negentig – jaren waarin ‘Young British Artists’ elkaar aftroefden om zo shockerend mogelijk te zijn. Jaren, vooral, waarin New Labour-beleid schijnbaar eindeloze welvaart bracht, en de kunstwereld een enorme groei doormaakte door zich volledig over te leveren aan de markt. Jonge kunstenaars waren hot, en de stad was nog voor heel even betaalbaar.

Voor Jay is de kunstwereld een ontsnappingsroute uit een moeilijke thuissituatie, geregeerd door armoede en raciale marginalisatie (Jay heeft een zwarte vader). Misschien is daarom kunst voor hem een haast transcendentale activiteit; hij is een purist, radicaal, weigert concessies te doen. Het is precies dankzij die verbetenheid dat hij op het punt van doorbreken staat met zijn absurdistische performances. Voor zijn afstudeerwerk sluit hij zich op in een kleine cel met alleen een bed, eten en drinken, een wc en schildermateriaal. In de cel schildert hij dagenlang, bij wijze van performance. Via een beeldscherm zien bezoekers hem achter zijn ezel staan, zonder te zien wat hij schildert. Uiteindelijk vernietigt hij de doeken stuk voor stuk.

In die tijd ontmoet hij ook Alice, een Vietnamees-Franse erfgenaam van een schatrijke familie. Ze worden verliefd, maar de relatie ontspoort wanneer het stel zich van de wereld begint af te zonderen. In het luxe, gewatteerde appartement van Alice’ familie raken ze verslaafd aan drugs, en komen maandenlang amper de deur uit. Alice ontvlucht de situatie door een relatie met Rob te beginnen.

Ensceneren van zijn verdwijning

Jay raapt zich bij elkaar, en begint performances te creëren die steeds extremer zijn in het ensceneren van zijn eigen verdwijning. Zo verbrandt hij zijn paspoort en lift hij naar Frankrijk, waar hij zonder geld en paspoort weer een weg terug naar Engeland probeert te vinden. Voordat hij zijn eigen cultstatus kan meemaken verdwijnt hij voorgoed. Tot nu.

Rob is inmiddels een goed verkopende schilder, maar ook onvoorspelbaar en ongedurig. Hij is verstrikt geraakt in zijn eigen succes, verspilt al zijn geld, jaagt op vrouwen, jaagt assistentes weg. Hij is in de villa beland om een reeks schilderijen te maken die hem van de financiële afgrond moeten redden. Vooralsnog doet hij niets. En natuurlijk kan Jay niet verborgen blijven, waarop de boel tot uitbarsting komt. Alice, Jay, Rob, Marshal – de lockdown drijft iedereen tot waanzin.

Op het eerste oog lijkt het contrast groot tussen de gouden bergen van de jaren negentig, tussen de nachtclubs en drugs van Londen, en het routineuze, verstilde bestaan in de lockdown. Maar Kunzru is een geraffineerd schrijver. Vanaf het begin figureren de kleine ruimtes, speelt de zelfgekozen opsluiting een rol, als een ragfijn motief dat de scènes aan elkaar verbindt: Jay die zich opsluit in een cel, Jay en Alice die zich in een onophoudelijke roes terugtrekken in haar appartement. Opsluiting, toen al. Zo uitzonderlijk was de lockdown niet.

Op abstracter niveau moet er iets geweest zijn als de benauwdheid van de kunstwereld, die Jay aanspoort te ontsnappen. In zijn laatste performance verbrandt hij al zijn bezittingen voor het oog van het publiek. Hij verbrandt zelfs zijn kleren; naakt verlaat hij de galerie, tot onthutsing van de toeschouwers. ‘Iemand zei eens dat kunst doelbewuste doelloosheid is’, schrijft Kunzru bij monde van Jay. ‘Ik probeerde iets te maken dat zelfs nog minder gedefinieerd was, een soort kunstwerk zonder vorm of functie behalve om zijn eigen grens te overschrijden, om zichzelf te overschrijden en een succesvolle uittocht te creëren.’

Grenzen tussen kunst en leven

Blue Ruin sluit daarmee aan in een traditie van kunstenaarsromans waarin de grenzen tussen kunst en leven worden getest en onderzocht: denk aan De consequenties van Niña Weijers, Don Delillo’s The Body Artist, of recentelijk Biography of X van Catherine Lacey. Jays werk doet denken aan Lee Lozano (van wie een ‘performance score’ als motto is opgenomen), Bas Jan Ader of Sophie Calle, die ook voor een kunstwerk haar volledige inboedel van de hand deed. Maar bij Kunzru krijgt deze tamelijk romantische visie op kunst een veel duisterder laag.

Jay ontsnapte aan zijn marginalisering dankzij de kunst. Maar wie zo hartstochtelijk in kunst gelooft, kan in een volledig door het kapitalisme geregeerde kunstwereld alleen nog maar weigeren. Jay pleegt de ultieme daad door zonder kleren de kunstwereld uit te lopen. Maar in plaats van als martelaar of held leren we hem eerst kennen zoals hij nu is, ziek, arm, dakloos, zonder papieren – kortom, miserabel.

Zijn Rob en Alice dan beter af, Rob, die wél meedoet aan commerciële uitbuiting? Nee, laat Blue Ruin zien. Ook Rob wil zichzelf vernietigen, door drugs, drank en beroepsweigering. Alice trekt hij mee in zijn val. Zijn galeriehouder heeft zichzelf in zekere zin ook verloren, ten prooi gevallen aan excessief wantrouwen.

Ondanks alle intensiteit, de verleidingen van rijkdom, avontuur, echt leven, waarheid, blijkt het onderzoek naar de ware kunst een valse belofte, een tijdverdrijf. Het zijn de materiële omstandigheden die een mens maken. Wanneer Jay aan het eind van de villa wegrijdt, komt de wereld hem tegemoet, met al haar problemen, gemaskerde en ongemaskerde mensen, thuis of op pad, ziek of gezond. Buiten de bubbel, daar is het leven.