Met celstraffen van twee keer 28 jaar en een keer 26 jaar en heeft de rechtbank in Amsterdam een hard oordeel geveld in de strafzaak van de drie hoofdverdachten van de moord op Peter R. de Vries. Maar de eis van het Openbaar Ministerie om schutter Delano G., chauffeur Kamil E. en organisator Krystian M. levenslang te geven vinden de rechters een brug te ver.
De verdachten hebben volgens de rechtbank „ongekend meedogenloos en gewetenloos” gehandeld. Daarmee hebben ze niet alleen de familie van De Vries „onherstelbaar leed toegebracht” maar ook „een golf van ontzetting in de samenleving teweeg gebracht”. Maar dat is volgens de rechtbank nog geen bewijs voor de stelling dat de verdachten lid waren van een criminele organisatie met terroristisch oogmerk, zoals het OM eerder had gesteld. De rechtbank heeft daarom drie van de negen verdachten vrijgesproken.
Dit is dan ook zeker niet de uitspraak waarop het OM had gehoopt in de strafzaak na de moord op Peter R. de Vries die op 6 juli 2021 werd neergeschoten en op 15 juli dat jaar aan de gevolgen daarvan overleed. Direct na de uitspraak zei een persofficier van het OM in Amsterdam dat ze „voorzichtig” uitgaat van hoger beroep.
Twee onderzoeken
Het vonnis is een weerspiegeling van de soms moeizame rechtsgang na een voortvarend begin van het onderzoek. Delano G. en zijn Poolse chauffeur Kamil E. werden nog geen uur na de schietpartij gepakt met een grote hoeveelheid bewijsmateriaal: moordwapen in de auto, kruitsporen op de handen en camerabeelden van verkenningen van de plaats delict. En telefoons met huiveringwekkende berichten van de daders. ‘Bro die kogel ging dwars door ze hoofd. Alles spoot. Kk mooi. Die bloed, iedereen gillen”, appt de schutter die avond.
Lees ook
Twee keer 28 en één keer 26 jaar celstraf voor hoofdverdachten in moordzaak Peter R. de Vries
Aanvankelijk verliep de strafzaak heel voorspoedig met uitzicht op een vonnis binnen een jaar na de moord. Maar op het laatste moment zag de rechtbank zich genoodzaakt het onderzoek naar schutter en chauffeur te heropenen omdat er nieuw bewijsmateriaal was opgedoken. Bijkomende complicatie: een van de rechters ging werken in een ver buitenland, waardoor de heropening van het onderzoek feitelijk neerkwam op een nieuwe behandeling van de feiten.
Dat bleek ook niet zo gek. Dat nieuwe bewijsmateriaal betreft namelijk verklaringen van een Poolse getuige die de bijnaam Eddy kreeg en enige tijd optrok met een van de hoofdverdachten: Krystian M. Eddy vertelde over Krystian M. als de organisator van de moord en een eveneens betrokken Poolse wapenleverancier: Konrad W.
De verklaringen van Eddy wierpen niet alleen nieuw licht op de handelingen van de twee uitvoerders maar brachten een hele nieuwe groep verdachten in beeld. Naar die groep was een apart onderzoek gestart. Daarbij waren naast de Polen Krystian M. en Konrad W. nog vijf verdachten in beeld gekomen. Dat opknippen van strafrechtelijk onderzoek gebeurt wel vaker, om te voorkomen dat strafzaken te groot en complex worden en te lang duren. Het doel van het tweede onderzoek was om bewijs te verzamelen tegen de organisatoren en opdrachtgevers van de moord en dat in een aparte strafzaak aan de rechtbank voor te leggen.
Toch één strafzaak
In dit geval nam de rechtbank in Amsterdam een bijzondere beslissing. De rechters oordeelden niet alleen dat de Poolse getuige Eddy moest worden gehoord in de zaak van de schutter en de chauffeur. De rechtbank in Amsterdam besloot ook om de twee onderzoeken (naar de uitvoerders van de moord en de organisatoren) tegelijkertijd te behandelen, in strijd met de wens van het OM.
En dat leidde tot een bijzondere situatie. Schutter Delano G. en chauffeur Kamil E. werden samen met de zeven andere verdachten vervolgd voor de moord op Peter R. de Vries maar waren volgens het OM geen lid van de criminele organisatie, waar de zeven andere verdachten wel van werden verdacht. Ook gold de beschuldiging van het terroristisch oogmerk (om de samenleving angst aan te jagen) niet voor de twee uitvoerders van de moord. Soms is de juridische werkelijkheid gevoelsmatig moeilijk te begrijpen.
Hier speelt nog iets anders. De moord op Peter R. de Vries was het derde slachtoffer op rij uit de kring van Nabil B., de kroongetuige in de strafzaak tegen Ridouan Taghi. Daarom sprak het OM tijdens de strafzaak het vermoeden uit dat Taghi, of een van zijn handlangers, als de opdrachtgevers van de moord op De Vries moet worden gezien. Maar zij zijn niet genoemd als lid van de criminele organisatie waarvoor de zeven verdachten zijn vervolgd.
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het terroristisch oogmerk – de bevolking angst aanjagen met de moord op De Vries – alleen kan worden bewezen op basis van handelingen en gedragingen van de zeven verdachten. De moord op zichzelf is daarvoor onvoldoende. En dat bewijs voor het terroristisch motief is er niet, zo oordeelde de rechtbank woensdag in het vonnis. Het filmen van de moord, zoals twee verdachten hebben gedaan, zegt weliswaar van alles over hun moraal maar is volgens de rechtbank op zichzelf niet strafbaar.
Of de opdrachtgevers angst wilden zaaien met het filmpje van de moord op De Vries kan de rechtbank naar eigen zeggen niet beoordelen. Simpelweg omdat het OM Taghi noch een van zijn handlangers heeft aangemerkt als lid van de criminele organisatie.
Het OM krijgt in hoger beroep alsnog de kans om dat terroristisch motief te bewijzen. Als dat hoger beroep er komt heeft het OM in de ogen van de rechtbank nog een hoop huiswerk te doen.