N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Lunchinterview Illusionist Hans Klok treedt vrijwel dagelijks op. Het lijkt hem verschrikkelijk als het stopt – het optreden, zijn beroemdheid, het leven.
Af en toe moet Hans Klok eten in restaurants voor zijn werk. Met opdrachtgevers of promotors. Als hij daarover vertelt, begrijp ik waarom we nu in het keukentje van zijn loods op een industrieterrein in IJmuiden zitten. Hij houdt er niet van. „Dan moet je zo netjes eten. En ik heb van die dure tandjes, ik kauw alles aan één kant. Dat is ook een beetje lastig.”
Van de facings heeft hij spijt. Hij kan niet eens een appel eten. „Dan zitten er gelijk twee tanden in.” Het werd hem aangeraden door bekenden, hij zou er zo’n „Hollywood-smile” van krijgen. „Mijn tanden werden afgeslepen tot Dracula-tanden. Van die puntjes, heel eng.” Daarna gingen de facings eroverheen. „Nooit aan beginnen. Kost ook klauwen met geld.”
Gisteravond trad hij op tijdens de MAX Ledendagen. Hij vertelt erover terwijl hij koffie zet voor zichzelf. Zijn stem klinkt hees. Af en toe onderdrukt hij een gaap. Het oudere publiek bracht hem terug naar de tijd dat hij als kind optrad in bejaardenhuizen. „Dankbare mensen.” De dag ervoor, zondag: twee optredens in Venlo met het circus waarmee hij nu door Nederland toert en daarna naar een theater in Zeist om zijn biografie te signeren. Die is deze maand verschenen, geschreven door journalist Marcel Langedijk. Was hij om één uur ’s nachts van thuis. De dag daarvoor, zaterdag: ook twee optredens in Venlo. Diezelfde avond zijn wekelijkse optreden in nachtclub The Harbour Club in Amsterdam. Vrijdag: twee optredens in Venlo.
Hans Klok (54) treedt vrijwel dagelijks op, vaak meerdere malen per dag, al zijn hele carrière lang. Hij was 23 toen hij doorbrak bij het grote publiek. Dat gebeurde nadat graaf Hugo van Zuylen van Nijevelt, oprichter van Duinrell, hem zag optreden bij de André van Duin Revue. De graaf bood hem twee maanden dagelijks optreden aan in het theater op het pretpark en nodigde journalisten uit om te komen kijken. Recensies in kranten volgden. Algauw merkte Hans Klok dat mensen hem begonnen te herkennen op straat. Veel van de anekdotes waarmee hij scheutig strooit, over bekende mensen met wie hij bevriend is, over mensen die hij bewondert of mensen die hem cruciale carrièrezetjes gaven, vertelt hij met de routine van een doorgewinterde artiest.
Als kind wist hij al dat hij de rest van zijn leven wilde goochelen op een podium. Al vraagt hij aan het eind van het gesprek om hem illusionist te noemen, geen goochelaar. Het begón met goochelen. „Ik was slim genoeg om te begrijpen dat je klein moet beginnen. Niet gelijk het buurmeisje doormidden zagen.” Hij werd aangetrokken door het ongrijpbare. „Het kan niet wat je ziet, maar je ziet het toch.” Nu heeft hij bereikt wat hij wilde bereiken, zegt hij, en wil hij dat vasthouden.
Erkenning
Ik vraag hoe hij het volhoudt, decennialang bijna elke dag optreden. Hij houdt dat vol, zegt hij, omdat hij het leuk vindt. Echt elke keer weer. En omdat vaak optreden noodzakelijk is om de behendigheid te behouden, en om het geld, maar vooral: omdat hij niets anders nalaat dan dít. „Zo’n optreden is maar een moment. Maar hoe vaker ik optreed, hoe meer mensen kunnen zeggen dat ze Hans Klok in het echt hebben gezien.” Hij gaat door in de hoop dat hij eindigt als een levende legende. Zijn voorbeelden goochelaar Fred Kaps, Marlene Dietrich en Josephine Baker hebben het „hélemaal tot het eind volgehouden. In hun laatste jaren zie je veel meer drama, veel meer echtheid”.
Maar is Hans Klok niet al een levende legende? Gisteren zat hij op een terras in Bloemendaal, werd hij aangesproken door een Duitser. En die zei niet eens: „Bist du der Magier?” Nee, hij vroeg: „Bist du Hans Klok?” Dus ja, oké: „Misschien wel. Waar ik blij om ben: het is niet alleen herkenning, maar ook erkenning. Mensen vinden het knap wat ik doe.”
De muren van het keukentje hangen vol met foto’s. Hij staat erop met een tijger, met grootheden uit het vak, met zijn collega’s. Hij hoopt altijd dat mensen lang bij hem blijven werken, zegt hij. „Dat voelt veilig.” Hij wijst ze aan: dat is zijn vriend Dann van Ling, die ook meedoet in zijn shows, en dat zijn assistente Zarina Potapova, met wie hij al 28 jaar werkt. Daar zijn assistentes Jenily Wagenmakers („al twaalf jaar bij mij”) en Bo Yael Ufkes. En dat, dat is zijn vroegere assistente Nathalie Hoop, ze hebben ruim twintig jaar samengewerkt. Ze overleed drie jaar geleden aan baarmoederhalskanker. Hij noemt haar naam vaak tijdens het gesprek. Zijn profielfoto op WhatsApp is een illustratie van hen samen. Op de dag dat hij het telefoontje over haar overlijden kreeg, zat hij tussen de verhuisdozen in Las Vegas. Klaar om terug te keren naar Nederland, een half jaar nadat er vanwege corona een voortijdig einde was gekomen aan zijn tweede avontuur in Las Vegas. Twee dagen voordat alles dichtging zat hij nog in de talkshow van comédienne Ellen DeGeneres. „Ik had natuurlijk beroemd moeten zijn in Amerika, duizend procent, ik bén mister Vegas, maar toen was het ineens: bám”, hij slaat met zijn vuist op tafel, „klaar”.
Hij vloog direct naar Nederland. In de auto naar huis besloot hij dat hij Nathalie nog wilde zien. „Pepijn, haar man, zei: doe het nou niet, je schrikt je dood. Maar ik schrok helemaal niet, ze zag er prachtig uit. Ik heb haar bedankt en haar hand vastgehouden. Ik hou er niet van om naar dooie mensen te kijken, maar dit was zó dichtbij en zó echt.” Haar dochter Keet was zeven. Hier, in zijn loods, bewaart hij spullen van Nathalie. Kleding, schoenen, veel foto’s. „Die geef ik aan Keetje als ze wat ouder is, dat vind ik nu nog te dramatisch.”
Alzheimer
Hij leeft met doodsangst, altijd al, het lijkt hem verschrikkelijk als het stopt – het optreden, zijn beroemdheid, het leven. Om hem heen worden mensen ziek, vorig jaar kreeg een van zijn medewerkers alzheimer. „Doodeng. Er kan altijd iets gebeuren.”
Zijn Duitse impresario stelde voor om volgend jaar met een afscheidstournee te beginnen. Die zou hij dan tien jaar kunnen doen. „Cher is ook al 25 jaar bezig met afscheid nemen, ze begon met haar Farewell Tour, nu heeft ze de Never Can Say Goodbye-tour. Ze is bijna 80, net als Diana Ross, en die komt nu ook weer twee dagen optreden in Ziggo Dome. Optreden is ons leven, daar houden we heel erg aan vast. Josephine Baker werd dood gevonden op haar bed met haar kritieken ernaast. Die heeft ze waarschijnlijk nog net kunnen lezen. That’s the way to go.”
Voor iemand met doodsangst leef je behoorlijk ongezond.
„Ja!”
Je rookt, je drinkt, je leeft van afhaaleten…
Zuinig lachje. „Maar ik heb geen stress. Geen negatieve stress van een verkeerde relatie of ongelukkig zijn met werk. Dáár gaan mensen ook voortijdig dood van.”
Je denkt niet: ik moet wat gezonder gaan leven?
„Nee joh, daar word je knettergek van. We zijn in deze tijd allemaal zo ingewikkeld bezig. En je moet ook weer niet te lang leven. Mijn moeder werd tachtig en had alzheimer. Als ze zeventig was geworden, hadden we gezegd: ach, wat jong. Maar die laatste tien jaar waren voor ons een drama. Ze had beter op haar zeventigste kunnen gaan, dan had ze een fantastisch leven gehad. Is het zo leuk om honderd te worden? Ik geloof er geen reet van.”
Te weinig kleding
De meest fysieke illusies in zijn shows, die hij het liefste doet, zal hij niet volhouden tot het laatst. „Dat ga ik niet nog eens tien jaar redden, dat is nu al zwaar. Ik moet in een seconde verdwijnen of verschijnen. Als je ouder wordt, verlies je snelheid. En ik heb bijvoorbeeld een verwisseltruc op twee meter hoogte, nou, als ik daar aflazer, kan ik mijn nek breken. Dat zijn dingen waar ik vroeger nooit over nadacht.”
Op zijn veertigste was hij op zijn best, vindt hij. Maar daar staat tegenover dat hij vindt dat hij, net als zijn voorbeelden, een steeds betere entertainer wordt. „Als ik nu praat, is de zaal stil. Zelfs in The Harbour Club, waar iedereen al gedronken heeft voordat ik begin. Ik heb iets te vertellen.”
Wat dan?
„Ik zeg: wees wat liever voor elkaar. Doe iets goeds in je leven. Aan kinderen wil ik laten zien dat ze echt iets kunnen bereiken als ze hun kansen pakken. Dat gaat met ups en downs, ik ben ook failliet gegaan, heb goeie mensen om me heen verloren. Narigheid maakt iedereen mee.”
Als je jezelf nu terugziet in filmpjes, wat zie je dan, vergeleken met toen je veertig was?
„Oh, ik vind het nog steeds goed. De flair. Totáál over de top, zó met een knipoog. Het is net als Cher. Dat is ook allemaal too much. Het kan echt niet meer. Maar daarom is het juist ook zo leuk, daar zit humor in. Die blouse open tot mijn navel, die windmachines, die vrouwen die veel te knap zijn.”
En die weinig verhullende kleren dragen.
„Te weinig kleding, ja. Hoe lang mag dat nog? Daar dacht ik gisteren aan.”
Hebben jullie het daar weleens over?
„Ja, ik zei: wanneer worden we gecanceld?”
Wat vind je er zelf van?
„Het is hopeloos ouderwets. De showbusiness heeft stilgestaan. Waarom moet je als zangeres in een bikini optreden? Het gaat toch om je verhaal, om je lied?”
Jij bent wel in een positie om dat te veranderen, als je dat wilt.
„Maar ik vind het leuk. Ik vind het grappig. Ik houd ook wel van een beetje camp. Totdat het niet meer kan. Je moet natuurlijk wel een perfect lichaam hebben om het te kunnen doen. De vrouwelijke collega’s dan, hè.”
Waarom dat nou weer?
„Als man kun je je buik inhouden.”
Houd jij altijd je buik in op het podium?
„Altijd. Ik kan dat twee uur volhouden. Af en toe moet je even ademhalen, als het publiek je niet ziet. Als ik in die kartonnen doos zit waar de mensen zwaarden doorheen mogen steken, laat ik mijn buik even los.” Daarna, serieuzer: „Als je optreedt en pretendeert dat je kunt toveren, hoort daar ook een figuur bij.”
Hij staat op voor een vierde kop koffie. „Toch maar even een cafeïnevrije.” De fotograaf is gearriveerd en hij wil zich klaarmaken. „Beetje föhnen, krultangetje. Maar dat hoef je niet op te schrijven hoor.” Hij begint over de documentaire See you in Vegas (2007) die regisseur Antoinette Beumer over hem maakte. „Heel leuk, heel mooi, maar veel te eerlijk voor iemand die altijd bezig is om zijn imago hoog te houden. Ik vergat die camera. Achteraf dacht ik: moet iedereen mij nou echt zien met krulspelden?” De showbusiness, zegt hij, draait alleen maar om imago. „Maar je moet óók iets kunnen. De Spice Girls zijn gewoon vijf mooie dames, dat is hélemaal bedacht. Maar als bij Beyoncé de geluidsinstallatie uitvalt, kan ze nog steeds bij een piano gaan staan en gaan zingen. Dat vind ik een leuke zekerheid. Mijn broer zegt altijd: Hans, als de pleuris uitbreekt, kan jij nog op straat je geld verdienen.”