Hanna Bervoets laat zien hoe je kunt vastlopen in misdiagnoses en medische missers

Altijd een goed idee: beginnen als het hoogtepunt nog niet bereikt is maar wel in zicht, net als de neergang die onvermijdelijk daarop zal volgen. Dan gaat het lekker, de energie is goed, de lange, rommelige, modderige aanloop ernaartoe is gemakkelijk vergeten.

Daar begint Hanna Bervoets haar roman Leer me alles wat je weet, ‘bij wat ik me als een compleet zorgeloze tijd herinner’. Goed, het begint eigenlijk met een (spanningsverhogend) proloogje over het chronologische einde van het verhaal van twee vrouwen: Daniel, die dood is, en Jodie, die het leven van haar partner probeert te reconstrueren en dit verhaal vertelt.

Maar de roman vouwt zich open in de bloeitijd van Daniel en Jodie, van hun liefdesrelatie en van hun organisatie. De stichting maakt zich hard ‘voor mensen die nog niet de zorg krijgen waar ze recht op hebben’. Want ‘samen met hen onderzoeken wij hun opties, en hun medische en juridische mogelijkheden in hun zoektocht naar een passende behandeling en juiste diagnose’ – het promotietekstje rolt dan moeiteloos van hun tongen. Ze vergezellen mensen, vooral vrouwen, op huisartsbezoek, hameren op doorverwijzingen, overbluffen de macht.

Te vaak worden gezondheidsklachten afgedaan als „vrouwenkwaaltjes die erbij horen”, stelden onderzoekers deze week nog in Nieuwsuur. „Dit zit heel diepgeworteld bij zowel vrouwen als bij zorgverleners.” Zo diepgeworteld dat het verhaal van Bervoets’ roman al decennia geleden begint, toen al werd Daniel de Koster woest over klachten van ‘erwtenprinsesjes’, klachten die ten onrechte geweten werden aan stress, hormonen, overgewicht, slaaptekort. Vooral endometriose – waarbij slijmvlies buiten de baarmoeder woekert en menstruatie extra pijnlijk is – bleef talloze malen onder de radar, genoemd door Bervoets én Nieuwsuur, overigens.

Relevante materie dus en geen onbekend terrein voor Hanna Bervoets (1984), die eerder over leven met ziekte schreef in Welkom in het rijk der zieken (2019) en over de wrijving tussen menselijkheid en wetenschap in Ivanov (2016). Daar kunnen we aan toevoegen: in Wat wij zagen (2021), haar novelle over de menselijke achterkant van sociale-mediabedrijven, schreef ze over verantwoordelijkheid en schuld. Dat alles komt nu samen; daaraan raken de vragen over misdiagnoses en medische missers die Bervoets in dit boek onderzoekt. Zijn die een structureel systeemprobleem, of fouten van een individu? En moet er dan iemand boeten?


Lees ook
deze recensie

Hanna Bervoets wordt met elk boek beter (●●●●)

Vechtersmentaliteit

Uiteindelijk beklijven van Bervoets’ roman die vragen, die uiteindelijk een verzengende kracht krijgen. Maar het gevaar bestaat dat u dat moment, aan het einde, niet haalt. Bervoets’ omvangrijke roman boogt op een energiek begin en een sterke ontknoping, maar daartussen zit een middenstuk van 250 bladzijden dat veel van de lezer vraagt. Geduld vooral – als recensent lees je zo’n boek in een paar dagen, maar ik moet er niet aan denken om er, als een ‘gewonere’ lezer, weken over te doen.

Jodie heeft zich voor de taak gesteld om het leven van Daniel te reconstrueren. Dat doet ze op gedetailleerd niveau en laag tempo, met name wanneer de vormende momenten gepasseerd zijn: de studententijd, met Daniels eerste serieuze relatie, en het ongeluk, een val, waaraan Daniel chronische pijn overhield, én een vechtersmentaliteit. Dan begint het werkende leven, eerst als administratief vrijwilliger bij een belangenorganisatie voor aidspatiënten. Zaadjes voor de latere strijdbaarheid worden geplant – maar voor en tijdens die ontkieming komt de klad in de roman. Nu krijgen we de lange, rommelige, modderige aanloop te horen.

Je weet ineens weer waarom het werkende leven zo zelden in romans beschreven staat. Natuurlijk kunnen kantoorbanen scherpe scènes opleveren, maar Bervoets vervalt in afstandelijkheid, zakelijk verwoord: ‘Met haar kennis over de vrouwen groeide bovendien haar betrokkenheid.’ Doorgaans zo soepel, nu gaat Bervoets er raar van schrijven, in vergezochte, krampachtige metaforen. ‘De herinnering diende zich aan als een das die onverwachts de weg overstak en haar voet op de rem dwong maar het was al te laat’ – ik snap het gevoel, maar een beloofd huisartsbezoek als dode das? De betreffende huisarts wordt ook, nogal onverwacht, vergeleken met een game-monster, alsof het ‘een groen, slijmerig wezen betrof dat zich in een kistje zou laten dwingen als ze de laserstralen die uit hun ogen spoten maar op efficiënte wijze zouden bundelen’. Stoelen in die praktijk zijn ‘wat verloren gepositioneerd in het midden van de ruimte als twee reddingsloepjes die beide richtingen op zouden kunnen drijven’ – waar gaan die stoelen heen?! En diep gevoel drukt Jodie merkwaardig stijfjes uit: ‘heimwee, in haar meest larmoyante gedaante: een verlangen naar elders gelardeerd met verdriet’. Een kus is ‘uitermate opwindend’. Hm.

Maar vooral: de herhaling. Het middenstuk van Leer me alles wat je weet is langdradig, meer een dossier dan een roman. Veel personages, veel ontmoetingen met weer nieuwe patiënten en huisartsen, veel details, veel kleine stapjes die uiteindelijk tot een groot resultaat leiden – zoals het leven nu eenmaal vaak werkt. Het idee erachter is wel helder: dat je iemand ook te zien krijgt door haar in al haar alledaagsheid te beschrijven, dat daar geen groot drama voor nodig is.

Psychologische puzzelstukjes

Toch lijkt dat hier niet echt van toepassing, omdat verteller Jodie niet kiest en nauwelijks analyseert, de spanningsboog is een trillerige curve van ups en downs (de leeservaring deed aan Pfeijffers Alkibiades denken). Als lezer word je uitgedaagd naar zeggingskracht te zoeken – zou dít dan de kern van Daniels karakter blootleggen, zou déze miniscène cruciaal zijn in hun verhouding, is hun relatiedynamiek wel zo gezond? – maar nooit bevestigd of beloond. Bervoets laat na om de psychologische puzzelstukjes op hun plek te laten vallen. Daarmee groeit ook je ergernis over de verteller. Want in haar reconstructiewerk fabuleert Jodie erop los (ze beschrijft details van de seks die Daniel met haar exen had), maar legt daar nooit rekenschap over af. Maar: hoe kon Jodie ‘alles’ weten, of hoe kon ze dat denken te weten? Wat is dat voor gekke zelfoverschatting?

En tragisch genoeg blijft Daniel daardoor ongrijpbaar.

Het punt is dat de roman daar ook over gaat. Dat benadrukt de verhaallijn van de laatste iets-meer-dan-honderd bladzijden: het grote drama, toch nog, de neergang en begin van ‘het rampjaar’, echt goed en spannend, waardoor je het modderige middenstuk bijna vergeet (maar niet helemaal). Het gaat over een huisarts die door Daniel stevig aangepakt wordt voor zijn vermeende fout. Na honderden pagina’s medeleven voor miskende patiënten, is het verrassend gruwelijk om de andere kant eens te voelen van de strijdbaarheid van Daniel, ‘venter in revanche’. Het andere perspectief is ontstellend: moet deze arts wel boeten?

Het wordt steeds moeilijker om daarover helder te oordelen, zeker als de communis opinio kantelt en er drek van trollenlegers om weer heel andere oren vliegt. Wat voor de één de bevrijdende revanche is voor een nare ervaring, pakt voor de ander ongemeen vuil en oneerlijk uit. Zelfs een overdaad aan informatie is niet zaligmakend, als het uitmondt in een oordeel.

De roman van Bervoets toont het aan. Dat wie veel weet, toch nog niet alles weet. Dat menselijkheid lijdt onder veelheid, en onder een enkelvoudig perspectief. Dat we misschien wel spanningsgeile, oordeelszuchtige beesten zijn. Het is allemaal het punt van de roman, maar ook het probleem ervan.



Leeslijst