Alles wat duiven niet mogen ín het hoofdstation van Hamburg (gevoerd worden, poepen) mogen ze wel óp het station. Want sinds acht jaar staat op het dak van Hamburg Hauptbahnhof een duivenhotel. Daar krijgen dagelijks zo’n achthonderd stadsduiven eten. Ze mogen er rustig poepen. Nestelen ook. Er zijn tweehonderd nestkastjes. Alleen ruilen vrijwilligers er hun eieren om voor amper van echt te onderscheiden gipseieren, zodat de duiven zich niet voortplanten.
Deze stadsduivenoverlast-aanpak is zo’n succes, schrijft het Duitse blad Der Spiegel, dat er nu meer duivenhotels in Hamburg bij gaan komen. Twintig vrijwilligers van de vereniging Hamburger Stadttauben maken om beurten het hotel dagelijks schoon, vertelt Claudia Voss van die vereniging in het blad. Die vereniging nam ook het initiatief voor het duivenhotel en de Duitse spoorwegen betalen mee.
De duiven krijgen gezond voer, om te voorkomen dat ze op straat of in het station afval gaan eten. Dat afval, zoals friet-, curryworst- en pizzaresten, bezorgt de duiven namelijk diarree. Vervelend voor de duiven – en die dunne poep is ook nog moeilijker te verwijderen. Door goed voer krijgen de duiven vastere, makkelijker te verwijderen poep. Ook in andere Duitse steden, zoals Bremen, Guntersblum en Schweinfurt zijn duivenhotels. In Nederland wordt in Gouda duivenoverlast op een vergelijkbare manier, met duiventillen, aangepakt. Een Rotterdamse til sloot onlangs.
Op Nederlandse stations heeft de NS een gespecialiseerd bedrijf ingezet dat per station maatregelen adviseert, zoals weren en netten. Op station Utrecht werden drie jaar geleden 36 verwilderde duiven door ‘cervicale dislocatie geëuthanaseerd’ – dat wil zeggen: de vogels werd de nek omgedraaid. Na vragen van de lokale Partij van de Dieren meldde de NS toen dat ze open staan voor een alternatieve ‘integrale aanpak’ in samenwerking met anderen. Dat is nog steeds zo, meldt de NS nu desgevraagd. Voorbeelden als het Hamburgse duivenhotel „kent NS in Nederland niet, maar het is zeker interessant” aldus een woordvoerder. Maar daarbij is „lokale wil en inzet” nodig.