De Nederlandse economie draaide de afgelopen jaren goed. Zo goed dat Nederland nu de rekening gepresenteerd krijgt: het moet eenmalig 700 miljoen euro extra overmaken om de Nederlandse bijdrage aan de begroting van de Europese Unie recht te trekken. Andere landen krijgen juist geld terug, omdat hun economieën minder goed presteerden of vanwege nieuwe, meer nauwkeurige berekeningen van de omvang van hun economieën.
De naheffing komt op een lastig moment. Komende maanden gaat minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) met de ministers en de coalitie onderhandelen over de Voorjaarsnota. Die biedt een update van de begroting van het lopende jaar, maar vooral ook een belangrijke vooruitblik naar de begrotingen van 2026 en latere jaren. En het lijstje met financiële tegenvallers dat dan besproken wordt, is nu al lang, terwijl de coalitie weinig saamhorigheid vertoont.
Wat lidstaten bijdragen is – met afstand – de belangrijkste inkomstenbron van de EU. Deze is veel belangrijker dan bijvoorbeeld de kleine bijdrage van elk btw-bonnetje die de EU ontvangt, de douaneheffingen of de inkomsten uit boetes die bedrijven krijgen als ze Europese regels schenden. Op basis van de omvang van de economie van de lidstaten wordt de bijdrage vastgesteld en achteraf gecorrigeerd.
Correctiewerk
Die correctie valt deze keer hoger dus uit. „Dit komt onder andere doordat de Nederlandse economie meer is gegroeid dan was geraamd”, schrijft Heinen aan de Tweede Kamer. Groeit het bruto nationaal inkomen (bni) harder dan in de rest van de EU, dan moet ook meer worden bijdragen. Ook aanpassingen in de rekenwijze spelen een rol bij het correctiewerk. Dit jaar hielden de statistiekbureaus namelijk hun vijfjaarlijkse evaluatie van de bronnen op basis waarvan het bni wordt berekend. Indien nodig wordt de rekenwijze bijgewerkt.
De vaste Nederlandse bijdrage komt jaarlijks uit op zo’n 4 miljard euro (ongeveer 1 procent van de rijksbegroting). Door alle genoemde correcties kan dat bedrag flink schommelen. Zo kreeg Nederland in 2014 een naheffing van circa 650 miljoen euro en kreeg het kabinet in 2022 juist meer dan 550 miljoen euro terug. Dit jaar krijgen onder meer Frankrijk, Polen, Ierland en Zweden geld terug. Duitsland, Spanje en Italië krijgen ook een extra rekening.
Toch verwacht Heinen dat Nederland ook komende jaren meer gaat betalen: de economische groei is immers blijvend. „Aangezien uit de nacalculatie blijkt dat het bni relatief gezien is toegenomen, werkt dit mogelijk ook meerjarig door op de geraamde afdrachten”, schrijft Heinen in de Kamerbrief.
De vaste Nederlandse EU-bijdrage is jaarlijks zo’n 4 miljard euro, ofwel 1 procent van de rijksbegroting
Dat het kabinet-Schoof een extra rekening krijgt uit Brussel, ligt gevoelig binnen de coalitie. In het in mei gesloten hoofdlijnenakkoord tekenden PVV, VVD, NSC en BBB de wens op minder af te dragen aan de Europese Unie. In 2028 moet het bedrag 1,6 miljard euro lager uitvallen dan gepland. Die korting wil het kabinet onder andere uitonderhandelen wanneer de EU-lidstaten in gesprek gaan over de meerjarige begroting van de EU. Als de totale Brusselse begroting krimpt, redeneert het kabinet, hoeft Nederland ook minder aan Brussel te betalen.
Lees ook
Waarom gedoe over de Voorjaarsnota de VVD goed uitkomt
Het Centraal Planbureau liet bij de doorrekening van het hoofdlijnenakkoord al doorschemeren dat het betwijfelde of het kabinet zoveel korting krijgt, omdat het ook uitzonderingsposities wil op bijvoorbeeld asiel, mest en stikstof, en Brussel niet alle wensen zal willen inwilligen.
Klimaat
De rekening van Brussel komt boven op de stapel te liggen met problemen waar het kabinet bij het opstellen van de Voorjaarsnota al geld voor moet vinden. Een daarvan is de klimaatopgave. Hoogstwaarschijnlijk worden de klimaatdoelen voor 2030 niet gehaald, berekende het Planbureau voor de Leefomgeving. Om ze alsnog te halen – wat het kabinet wil, blijkens het hoofdlijnenakkoord – heeft klimaatminister Sophie Hermans (VVD) geld nodig.
Een andere rekening: NSC wil een oplossing voor de problemen met de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Dit jaar bleek dat een deel van de arbeidsongeschikten een te lage uitkering ontving. Een oplossing kost geld.
Derde probleem: in januari was de rechter vernietigend over het stikstofbeleid van het kabinet. De staat moet ingrijpen om de stikstofuitstoot te reduceren, was het oordeel. En aan ingrijpen hangt ook weer een prijskaartje.
In maart, is de verwachting, beginnen de onderhandelingen over de Voorjaarsnota. Eerst spreekt Heinen één voor één met de ministers om te horen hoe de vlag op hun departementen er financieel bij hangt. Zo krijgt Heinen een beeld van de tegenvallers op de begrotingen, maar ook van de meevallers daar, en in de belastinginkomsten. Daarna zullen de coalitiepartijen en het kabinet met elkaar moeten overleggen over hoe het de problemen wil oplossen.
Lees ook
Tegenstellingen binnen de coalitie over klimaat worden scherper, onder invloed van financiële krapte en Trump
