Grote emoties, maar geen grote gebaren: je houdt je adem in bij Colm Tóibíns roman ‘Long Island’

Lezers die zich afvroegen hoe het verder zou zijn gegaan met de personages uit Brooklyn, Colm Tóibíns bekroonde en verfilmde roman uit 2009, kunnen hun hart ophalen: Tóibín schreef een vervolg. Lezers die Brooklyn niet gelezen hebben, kunnen ook hun hart ophalen, want Long Island is een mooie roman, die zonder voorkennis kan worden gelezen.

Brooklyn ging over de jonge Ierse vrouw Eilis Lacey, die in de jaren vijftig van haar geboortestadje Enniscorthy naar New York emigreert en daar verliefd wordt op de Italiaanse loodgieter Tony. Wanneer haar zus Rose overlijdt, moet ze terug naar Ierland voor de begrafenis. Voor ze vertrekt trouwt ze stiekem met Tony. In Enniscorthy trekt ze op met haar vroegere beste vriendin Nancy en komt ze Jim Farrell weer tegen. Vroeger moest ze weinig van hem hebben maar nu springt er opeens een vonk over. Haar huwelijk verzwijgt ze, maar als dat feit toch uitlekt, vertrekt ze weer naar Brooklyn, Jim in droeve verbijstering achterlatend.

In Long Island komen we al deze mensen weer tegen, twintig jaar later. Eilis woont met Tony en hun twee opgroeiende kinderen in, inderdaad, Long Island, in een doodlopende straat, waarin verder nog zo ongeveer haar hele schoonfamilie woont. Meteen op de eerste pagina’s is het raak: er wordt aangebeld, er staat een boze man voor de deur die Eilis vertelt dat Tony zijn vrouw heeft bezwangerd en dat hij het kind zodra het geboren wordt bij hen zal afleveren, want zelf gaat hij er uiteraard niet voor zorgen.

Uit wat ik over deze twee romans heb verteld, zou je kunnen afleiden dat het hier gaat om drukke verhalen, met diep gevoelde emoties, veel drama en grote gebaren. Die emoties zijn er, maar Tóibín is geen schrijver die breed uitpakt, hij is een schrijver die zich verdiept in de binnenwereld van zijn personages en onderkoeld, bijna registrerend verslag doet van wat daar plaatsvindt. Dat maakt de impact van al die emoties alleen maar intenser. Grote gebaren lossen snel op, grote gevoelens blijven hangen.

Eén ding weet Eilis meteen: ze gaat niet voor het kind zorgen. Ze besluit naar Ierland te vertrekken, haar moeder wordt binnenkort tachtig, is dat geen mooie reden om af te reizen? Haar kinderen neemt ze mee, weg haar schoonfamilie, die hun eigen plannen met het buitenechtelijke kind hebben, maar haar erbuiten laten.

Dus is ze opeens terug in Enniscorthy. En daar is Jim weer, café-eigenaar, ongetrouwd, nooit helemaal over het vertrek van Eilis heen gekomen, al heeft hij een verhouding met Eilis’ vroegere vriendin Nancy, inmiddels weduwe. Ze gaan zelfs trouwen, het is vooral Nancy die dat wil. Als Jim Eilis terugziet, verdwijnen die huwelijksplannen meteen naar de achtergrond.

En zo draaien ze om elkaar heen, in dat kleine stadje waar het bewaren van geheimen niet eenvoudig is. Ze zijn inmiddels van middelbare leeftijd, ze willen allemaal een tweede kans, als lezer weet je: dit kan niet goed aflopen, niet voor iedereen. Dat besef legt een tragische spanning over alle bewegingen die de personages maken. Tóibíns ingehouden stijl past goed bij de ingehouden adem van de lezer. Als het afgelopen is wil je wéér een vervolg – deze mensen mogen niet in de steek gelaten worden, niet door de auteur en niet door de lezer.