Schrijver Kurt Vonnegut hield ooit een lezing over verhaalvormen. Verhalen hebben vaak eenvoudige structuren, vertelde hij, zoals: persoon raakt in de problemen en komt er weer uit. Iets ingewikkelder is de vorm die hij „het populairste verhaal in onze westerse beschaving” noemde: persoon in erbarmelijke omstandigheden mag proeven aan wat geluk is, wordt hard neergesabeld, en vindt dan toch het volmaakte geluk. „We horen dit verhaal heel graag”, zei Vonnegut. „Elke keer dat het opnieuw verteld wordt, verdient er iemand een miljoen dollar.”
Vonneguts lezing kwam bij me op toen ik me afvroeg wat het nieuwe autobiografische boek van Griet op de Beeck, Het wordt beter, zo meeslepend maakt. Het is deels toon, ritme en stijl: Op de Beeck schrijft glasheldere, bedrieglijk opgewekte zinnen waar een wereld van drama achter ligt. Haar openheid is adembenemend: ze schrijft over seksueel misbruik door haar vader, zelfmoordgedachten, haar eetstoornis, haar dramatische relaties. Bovendien heeft Het wordt beter dus die ene aansprekende verhaalstructuur die het deelt met onder meer Assepoester: nare start, proeven aan geluk, akelige terugval – en dan, in Op de Beecks woorden, ‘de weg naar het echte beter’.
Op de Beeck had een vreselijke start in het leven en die start duurde tot rond haar veertigste. Haar vader reed tijdens het auto-ongeluk waarbij zijn eerste vrouw overleed. Op de Beeck, dochter uit zijn tweede huwelijk, kende hem als een alcoholist die ze ‘moest laten doen wat hij moest doen, met mij’. Op de Beecks moeder had onvoorspelbare woedeaanvallen en dreigde regelmatig met zelfmoord. Op de Beecks oudste zus werd in de familie doodgezwegen toen ze (eerder dan Griet) vertelde dat haar vader haar misbruikt had. Eenmaal het huis uit zocht Op de Beeck zelfvertrouwen in relaties met mannen die haar kleineerden. Kreeg een eetstoornis. Bezocht verschillende psychologen, wat niet hielp.
Rond haar veertigste leek het tij te keren. Ze had een psychotherapeute met wie ze het kon vinden. Haar debuutroman Vele hemels boven de zevende (2013) werd, net als de twee romans erna, een groot succes. Haar vader stierf, ze rouwde niet.
Haar terugval was deels publiek. In 2017 vertelde ze bij De Wereld Draait Door dat ze als kind door haar vader was misbruikt, maar dat had verdrongen. Haar therapeut had het wel doorgehad. En inmiddels zag ze zelf ook „beelden van een walgelijke merkwaardigheid” voor haar geestesoog die ze toch niet verzonnen kon hebben. Haar vierde roman, ging over incest en op persoonlijke vragen van journalisten wilde ze eerlijk antwoorden. Schaamtevol liegen speelt incestplegers in de kaart; daarom deed ze haar verhaal.
Dat heeft ze geweten. Want wat ze vertelde, leek sterk op zaken waarin therapeuten hun cliënten ten onrechte een incestverleden hadden aangepraat (‘Alles wijst erop dat je misbruikt bent’). Die cliënten hadden het geloofd, tot wanhoop van de onschuldige verdachten.
Kampen in de psychologie
Sinds eind vorige eeuw woedt er een felle discussie in de psychologie over de vraag of je traumatische gebeurtenissen totaal kúnt vergeten. In het ene kamp staan vooral onderzoekspsychologen die zeggen van niet: trauma wordt juist heel goed onthouden. In het andere kamp staan vooral therapeuten die zeggen dat traumatische herinneringen in het lichaam kunnen worden opgeslagen op een manier waar het bewustzijn niet bij kan (maar zij wel). De discussie is nog steeds niet beslecht, al zeggen beide kampen van wel.
Op de Beeck belandde er middenin. Haar incestverleden werd publiekelijk in twijfel getrokken, terwijl ze had gehoopt op catharsis, erkenning. Zelf bleef ze destijds ook twijfelen. Na dat tv-optreden kon ze maandenlang bijna niets.
Privé was ze intussen totaal afhankelijk geworden van haar psychotherapeute, schrijft ze in Het wordt beter: ‘Lotte werd mijn anker, degene die alles beter wist, degene naar wie ik luisterde alsof ze een orakel was.’ Dus toen Lotte zei dat ze vanwege financiële problemen de praktijk moest sluiten, gaf Op de Beeck haar geld, uiteindelijk ‘vele tienduizenden euro’s’. Lotte vroeg Op de Beeck ook advies bij haar eigen relatieproblemen, wilde dat ze mee ging stappen en vroeg haar mee naar haar buitenhuisje in de Ardennen.
Verder hield Lotte vol dat de onbereikbare man waar Op de Beeck al jaren een halfslachtige relatie mee had het écht voor haar was. Zo hou je iemand wel ongelukkig, en dus in therapie. Het is fascinerend om te lezen hoe Op de Beeck, duidelijk niet dom, in persoonlijke relaties steeds radicaal verkeerde keuzes maakt.
Alles wordt weer beter als ze via de televisiewereld de beroemde Belgisch-Amerikaanse relatietherapeut Esther Perel ontmoet. Iemand die ze bewondert en die in het echt niet tegenvalt: Perel heeft ‘de energie van een topsporter en het charisma van een popster’. Als Op de Beeck vertelt dat ze ook therapeut wil worden en graag een workshop bij Perel zou doen, nodigt die haar in New York. En daarna in Costa Rica, waar therapeuten jaarlijks een ‘traumaweek’ houden.
Die ‘wereldtoppers in therapieland’, zoals Op de Beeck ze noemt, worden haar ‘newfound family’. Ze geniet van hun gezelschap en volgt workshops bij hen in verschillende niet-mainstream therapievormen, zoals lichaamswerk, sessies met ketamine, en internal family systems, waarbij subpersoonlijkheden worden aangesproken.
Op de Beeck hemelt de therapeuten volledig op. Zo sterk, dat ik dacht: dat deed ze toch ook met haar onbereikbare partners, en met therapeute Lotte, die haar om geld vroeg? Op de Beeck beschrijft jaren van beïnvloedbaar en goedgelovig zijn; stort ze zich niet te kritiekloos in de armen van haar wereldtoppers? Bij enkelen van hen ondergaat ze ook weer therapeutische sessies, terwijl ze tegelijkertijd intieme vriendschappen met hen sluit. En die vriendschappen lijken wéér asymmetrisch. Ruilt ze niet de ene afhankelijkheid voor de andere in?
Het wordt beter bevat trouwens niet louter memoires. Op de Beeck beschrijft ook alle psychologische ideeën en theorieën die ze heeft geleerd en hoe die haar hebben geholpen. Ze wil laten zien ‘wat volgens de recentste inzichten écht werkt als je wil komen tot vrij en voluit leven’.
Maar er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar de therapievormen die Op de Beeck beschrijft. Natuurlijk: wetenschappelijk onderzoek is tijdrovend en heeft beperkingen. Sowieso hangt in therapie veel af van het vertrouwen dat therapeut en cliënt in de behandeling hebben, en van de klik die de cliënt met de therapeut heeft.
Maar dat betekent dus dat het extra heilzaam moet zijn om liefdevol te worden opgenomen in een groep grondleggers van verschillende therapievormen. Voor de getraumatiseerden onder de lezers zal het niet weggelegd zijn om therapeutische workshops te volgen over de hele wereld bij de bedenkers van de methodes. Wat hebben die lezers dan aan dit boek als ze ‘vrij en voluit’ willen leven?
Nou, Op de Beeck heeft zélf een therapiepraktijk geopend, daar kunnen ze terecht. Hoe haar mensenkennis nu is en hoe goed ze als therapeut is, is onbekend. Ze heeft geen psychologie gestudeerd, maar tientallen losse cursussen en workshops gedaan. De Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen vindt haar niet gekwalificeerd om psychotherapie te geven.
Sowieso voelt het ongemakkelijk: al die ontboezemingen, dat hele mooi opgeschreven levensverhaal, is dat nou allemaal reclame voor haar nieuwe therapiepraktijk? Het is niet gek dat Op de Beeck haar podium gebruikt, maar het doet wel wéér aan Vonnegut denken: elke keer dat dit verhaal opnieuw verteld wordt, verdient er iemand een miljoen dollar.
Lees ook
‘Ik heb lang geleefd met het gevoel dat er een rat in mijn strot hing te bijten’