Gratis speel- en leesprogramma’s voor Haagse peuters met achterstand

Kinderopvang De Haagse onderwijswethouder Hilbert Bredemeijer (CDA) vindt dat de plannen van het kabinet voor bijna gratis kinderopvang te lang duren. De gemeente gaat de voorschoolse educatie gratis maken voor meer dan de helft van de Haagse peuters.

Een kinderopvang in Den Haag. Bij kinderopvang gaat het nauwelijks over de opvang als „kansengelijkheidsinstrument”, stelt de Haagse onderwijswethouder Hilbert Bredemeijer vast.
Een kinderopvang in Den Haag. Bij kinderopvang gaat het nauwelijks over de opvang als „kansengelijkheidsinstrument”, stelt de Haagse onderwijswethouder Hilbert Bredemeijer vast. Foto Robin Utrecht/ANP/Hollandse Hoogte

Hilbert Bredemeijer heeft geen zin meer om op het kabinet te wachten. De Haagse onderwijswethouder (CDA) vindt dat de kinderopvang voor alle kinderen gratis zou moeten zijn. Het kabinet stelde de plannen voor grotendeels gratis kinderopvang onlangs uit tot 2027. Dat duurt wat Bredemeijer betreft te lang, dus begint hij alvast bij de meest kwetsbare peuters in Den Haag, die bijvoorbeeld een taalachterstand hebben of stagneren in hun taalontwikkeling – in totaal ongeveer de helft van alle kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar. Zij kunnen vanaf volgend jaar gratis naar voorschoolse educatie voor zestien uur per week.

De afgelopen jaren hoorde Bredemeijer van leerkrachten dat kinderen vaker aan de basisschool beginnen terwijl ze daar nog niet klaar voor zijn. Door een taalachterstand, of omdat zij niet geleerd hebben om te delen, doordat ze nooit met andere kinderen hebben gespeeld. Sommige kinderen zijn niet zindelijk. Het aantal Haagse kinderen van 0 tot 4 jaar met gedragsproblemen is vorig jaar toegenomen van 11 naar 37 procent, bleek uit onderzoek van een lokale jeugdhulporganisatie. Ze kunnen zich bijvoorbeeld niet goed uiten of raken gefrustreerd als ze hun zin niet krijgen.

„Dat maakt het voor docenten moeilijker om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen”, zegt de wethouder. „En de werkdruk op scholen is al zo hoog.” Voorschoolse educatie is een vorm van kinderopvang die peuters met speciale speel- en leesprogramma’s voorbereidt op de basisschool. Kinderen kunnen er meestal enkele dagdelen per week terecht.

Het is volgens Bredemeijer dan ook zonde dat het kabinet vooral over de kinderopvang spreekt als een ‘arbeidsmarktinstrument’, dat ouders in staat stelt om meer te werken. Dat is óók belangrijk, zegt hij. Maar daardoor gaat het nauwelijks over de opvang als „kansengelijkheidsinstrument”, zoals Bredemeijer het nu probeert in te zetten.

Minder ‘rompslomp’

Alle tienduizend Haagse peuters mogen nu al acht uur per week naar de voorschool. Wie een zogenoemde indicatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft, kan er zestien uur terecht. Zo’n indicatie wordt gegeven als bij kinderen de taalontwikkeling stagneert, als de ouders een laag opleidingsniveau hebben, of als er thuis geen Nederlands wordt gesproken.

De Haagse voorscholen zijn nu alleen gratis voor kinderen van ouders met de laagste inkomens: maximaal 30 procent boven bijstandsniveau. En de gemeentelijke subsidie is slechts een aanvulling: wie recht heeft op de landelijke kinderopvangtoeslag, moet die zelf aanvragen bij de Belastingdienst.

Daarmee is een „enorme administratieve lastendruk gecreëerd”, zegt Bredemeijer. Dat is ook de oorzaak, denkt hij, voor het tegenvallende aantal ouders dat van de regeling gebruik maakt. Slechts de helft van de vijfduizend kinderen met een indicatie komt naar de voorschool. Daarom wil Bredemeijer het radicaal versimpelen. „De administratieve rompslomp gaat verdwijnen.”

Vanaf volgend jaar neemt de gemeente voor kinderen met een indicatie álle kosten op zich voor de zestien uren op de voorschool. Ouders die recht hebben op een landelijke toeslag, hoeven die niet langer aan te vragen. Peuterconsulenten gaan ouders vanaf september informeren over hun recht op een voorschool, en hen helpen bij de inschrijving.

En om het nog gemakkelijker te maken, krijgen in de stadsdelen Laak en een groot deel van Zuidwest álle kinderen vanaf volgende maand een indicatie voor zestien uur voorschool. Zodat de voorschool daar de norm wordt. In die wijken leven veel gezinnen in armoede, en wordt relatief weinig Nederlands gesproken, zegt Bredemeijer. „In Laak is de laaggeletterdheid 50 procent.”

Terughoudend en achterdochtig

Kinderopvangorganisaties in Den Haag zien de noodzaak van dit plan, zegt Zoë Kwint, bestuurder van de Haagse kinderopvangstichting 2Samen en vicevoorzitter van het lokale overlegorgaan van voorschoolaanbieders. De complexiteit maakt ouders nu vaak „terughoudend of zelfs achterdochtig”, zegt ze. Kwint hoopt dat ouders hun kind straks sneller bij de voorschool aanmelden als dat simpel en gratis is.

De grootste onzekerheid in het plan van de gemeente is de beschikbaarheid van personeel. Er is een groot tekort aan pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Dat was ook de reden die Bredemeijers partijgenoot, minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) noemde om haar landelijke plannen nog twee jaar uit te stellen.

„Daar zullen we mee om moeten gaan”, zegt Bredemeijer. De tekorten mogen geen reden voor uitstel zijn, vindt hij. „We kunnen niet accepteren dat kinderen in toenemende mate met een achterstand op school beginnen.”

De tekorten zijn in Den Haag ook een verdelingsvraagstuk, volgens de wethouder. „De mensen zijn er wel, maar oneerlijk verdeeld over de stad.” Veel voorscholen hebben nu al ruimte voor extra peuters, zegt Bredemeijer. Met opvanglocaties wordt nu nagedacht over oplossingen, bijvoorbeeld het beter spreiden van het beschikbare personeel.

De gemeente heeft tot en met volgend jaar geld uitgetrokken voor het plan, maar als het een succes is, wil Bredemeijer het graag verlengen. Bovenal hoopt hij dat dit plan anderen inspireert om werk te maken van het wegnemen van achterstanden bij peuters. „Om te investeren in de basis waarmee kinderen op school beginnen.”

Als je met die blik naar kinderopvang kijkt, zegt Bredemeijer, zou ook het kabinet zijn plannen moeten aanpassen, en álle ouders recht moeten geven op bijna-gratis kinderopvang vanaf 2027. Nu houdt Van Gennip vast aan de eis dat beide ouders moeten werken. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau had daar eerder kritiek op. Juist kinderen uit gezinnen waar één of beide ouders niet werken, hebben baat bij kinderopvang, schreef het planbureau eind vorig jaar, omdat het risico op achterstanden voor hen groter is.

Vooral voor regeringspartij VVD is deze ‘arbeidseis’ cruciaal. „Ik kan het principieel niet opbrengen om niet-werkende ouders toegang te geven tot gesubsidieerde kinderopvang”, zei VVD-Kamerlid Jacqueline van den Hil onlangs in een debat, „als onze agenten, docenten en verpleegkundigen daardoor op een wachtlijst komen te staan.” Bredemeijer vindt dat geen overtuigend argument. „Ik kan het principieel niet opbrengen als een kind met een achterstand aan zijn schoolloopbaan begint en die achterstand nooit meer kan inlopen.”

Zijn plan is een succes, zegt Bredemeijer, als blijkt dat meer kwetsbare peuters gebruik gaan maken van de voorschool. Maar hij is vooral tevreden als hij daar de effecten van gaat zien. „Als ik over een tijdje van schoolleiders en leraren hoor dat zij in groep 1 steeds minder kinderen zien met taal- en gedragsproblemen. Dat zou ik fantastisch vinden, als we dat bereiken.”