N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
1928-2022 Haar leven wijdde zij aan haar vriendschap met Anne Frank. Zelden ging het over Goslar zelf, maar het levensverhaal van Goslar is minstens zo aangrijpend als tragisch.
„Hanneli Goslar, of Lies, zoals ze op school genoemd wordt, is een beetje een eigenaardig kind,” schreef Anne Frank in haar dagboek over haar beste vriendin Hanneli. ‘Hanneli’ is Hannah Pick-Goslar. Zij overleed vrijdag op 93-jarige leeftijd in Jeruzalem. Goslar was van grote betekenis voor de geschiedschrijving over Anne Frank.
De beste vriendin van Anne Frank: Goslar voelde de plicht om het verhaal van Anne verder te vertellen, omdat zij de oorlog overleefde en Anne niet. Ze wilde dat men wist wat er met haar en Anne gebeurde vanaf het moment dat het dagboek stopt. Tot haar overlijden was Goslar nauw betrokken bij de Anne Frank Stichting, die altijd „een beroep op haar konden doen”.
Anne en Goslar speelden als kinderen veel met elkaar. Aan de stichting vertelde Goslar dat haar moeder Anne goed beschreef. Die zei: ‘God weet alles, maar Anne weet het beter’. Dankzij de getuigenissen van Goslar is veel bekend over Annes leven.
In interviews met Goslar ging het vaak over haar vriendschap met Anne Frank, maar zelden over haarzelf. Het levensverhaal van Goslar is minstens zo aangrijpend als tragisch. Ze werd geboren op 12 november 1928 in Berlin-Tiergarten. Na de machtsovername van de nazi’s in Duitsland in 1933, emigreerde ze, toen vier jaar oud, met haar familie via Engeland naar Nederland. Daar kwam ze in een driekamerappartement aan het Merwedeplein in Amsterdam te wonen. Naast de familie Frank.
Ze groeide op met haar vader Hans, moeder Ruth en jongere zusje Gabi in een religieus joods gezin. De meisjes kregen religieus-joods onderwijs, gingen op zaterdag naar de synagoge en leerden op woensdagmiddag en zondagochtend Hebreeuws. Hoewel Anne een minder religieuze opvoeding genoot, werden de twee vriendinnen. Ze gingen samen naar de kleuterschool, de lagere school en het Joods Lyceum.
In vergelijking tot Anne was Goslar verlegen, braaf en stil. Waar Anne graag in het middelpunt van de belangstelling stond, bleef zij op de achtergrond. In 1942 schrijft Anne in haar dagboek dat ze Goslar waardeert om haar „openlijke opinie”.
Het leven van Goslar is tot de Duitse inval in 1940 „heel idyllisch”. In de vele interviews die ze in haar leven gaf, praat ze met een sterk Duits accent over de jaren die daarna volgden. Goslar, vaak verzorgd gekleed in een nette blouse met op haar hoofd een klein hoedje, praatte opvallend nuchter over de oorlogsjaren.
Als Goslar dertien jaar oud is, overlijdt haar moeder op 41-jarige leeftijd in het kraambed. Het is 1942, in datzelfde jaar begonnen de nazi’s in Nederland met het deporteren van Joden naar concentratiekampen. Geruime tijd ontkwam de familie Goslar aan deportatie, dankzij een oom in Zwitserland, die een Paraguayaans paspoort voor haar, haar vader en zusje wist te regelen. Toch werden zij in de zomer van 1943 opgepakt en vervoerd naar doorgangskamp Westerbork in Drenthe, waar Goslar in het weeshuis toiletten schoonmaakt. Een half jaar later werden de drie overgebracht naar Bergen-Belsen in Duitsland. Daar ziet Goslar Anne voor het eerst in jaren weer. Het wordt tevens de laatste keer dat de twee elkaar zien. Anne overlijdt in Bergen-Belsen. Ook Goslars vader overlijdt in het kamp. Van de familie Goslar overleven alleen zij en haar zusje de concentratiekampen.
‘Mijn antwoord op Hitler’
Twee jaar na de bevrijding emigreerde Goslar naar het toenmalig Palestina (nu Israël), waar ze in een jeugddorp woonde en een opleiding tot verpleegster volgde. Daar trouwde ze in de jaren vijftig met Walter Pick en samen kregen ze drie kinderen. Goslar laat elf kleinkinderen en 31 achterkleinkinderen na. Haar grote familie noemde ze tegenover de Anne Frank Stichting haar „antwoord op Hitler”.
In 2021 verscheen een film over het leven van Goslar in de Tweede Wereldoorlog, een verfilming van het in 1997 gepubliceerde boek dat dezelfde titel draagt: Mijn beste vriendin Anne Frank.
De VVD maakt zich grote zorgen over de publieke omroep. De partij vindt de manier waarop het omroepbestel nu is ingericht onhoudbaar. Het toch al complexe Nederlandse stelsel dreigt onbestuurbaar te worden na de toetreding van verschillende nieuwe (aspirant-)omroepen. Bovendien is de pluriformiteit die via de omroepen is verankerd in het bestel volgens de partij gebaseerd op de verzuiling van na de Tweede Wereldoorlog, niet op de huidige samenleving. En dan zijn er nog de recente schandalen rondom grensoverschrijdend gedrag en discutabele salarisconstructies van populaire presentatoren die het publieke vertrouwen in de omroepbestel als geheel hebben ondergraven.
„Ik denk de publieke omroep in zijn huidige vorm niet klaar is voor de toekomst”, zegt Claire Martens-America, sinds eind vorig jaar Tweede Kamerlid voor de VVD, in een interview met NRC, waarin ze haar visie – en die van haar partij – op de toekomst van het bestel uiteenzet. „Niet qua maatschappelijk draagvlak, niet qua digitalisering, en niet qua bestuur. En de grote verliezer is de journalistiek, die we in deze tijd zo ontzettend hard nodig hebben, want die moet ons, politici, blijven controleren. Daarom is de publieke omroep zo belangrijk.”
In het regeerakkoord dat de vier coalitiepartijen in september presenteerden spraken zij af de publieke omroep te hervormen. Maar hoe die hervorming eruit moet komen te zien, is nog onduidelijk. Uit frustratie over het gebrek aan voortuitgang heeft Martens-America namens de VVD een voorstel geschreven voor een grondige systeemverandering. „Hilversum heeft laten zien dat het zonder politieke druk niet zal overgaan tot een drastische hervorming van het publieke omroepbestel. Daarom heb ik het heft in eigen handen genomen. Ik ben erg benieuwd wat de minister van ons plan vindt.”
Vijf productiehuizen
Het zeven pagina’s tellende plan, getiteld ‘De Publieke Omroep: compact, met focus en klaar voor de toekomst’, schetst een nieuwe organisatiestructuur die het bestel efficiënter, transparanter, digitaler en goedkoper moet maken. De huidige dertien (aspirant-)omroepen moeten worden samengevoegd tot vijf zogeheten ‘productiehuizen’. Omroepen blijven in naam bestaan, maar de manier waarop ze bestuurd en georganiseerd worden gaat op de schop.
Eén zo’n nieuw te vormen productiehuis wordt gevormd door de taakomroepen NOS en NTR. Eén door de NPO, die moet veranderen van een spelverdeler in een facilitator en op gelijke voet komt te staan met de andere productiehuizen. De andere drie moeten voortborduren op de huidige samenwerking tussen omroepen, en elk een maatschappelijke stroming vertegenwoordigen.
Ook op bestuurlijk niveau stelt de VVD ingrijpende veranderingen voor. Elk productiehuis moet één bestuurder leveren voor het gehele publieke bestel, inclusief de NPO. Behalve één raad van bestuur moet er ook één toezichthouder komen voor het hele publieke bestel in plaats van één voor elke omroep. „Het Commissariaat voor de Media functioneert op dit moment niet naar behoren”, zegt Martens-America. „Dat blijkt uit verschillende recent verschenen rapporten, zoals van het onderzoeks- en adviesbureau Kwink. Die hadden een pittige analyse van de toezichthouder. De VVD gelooft dat de hervorming van het bestel alleen kan slagen met een sterkere en neutrale toezichthouder, die door het ministerie aangesteld wordt, om te zorgen dat de politiek zich niet inhoudelijk gaat bemoeien met de journalistiek.”
Lees ook
Hoe de ‘linkse’ NPO mikpunt werd van populistisch rechts
Het versterkte Commissariaat moet tevens gaan beslissen welke omroepen mogen toetreden tot het bestel. De VVD kiest niet voor het BBC-model, waarin het niet mogelijk is voor externe verenigingen om toe te treden tot de publieke omroep. Nieuwe omroepen kunnen toetreden tot het bestel , maar dan wel volgens het principe ‘één erin, één eruit’. Bovendien wordt het ledental als leidend criterium voor de toetreding van omroepen losgelaten omdat de VVD dit een achterhaalde erfenis van de verzuiling vindt. Ze moeten voortaan afgerekend wordt op meerdere criteria, zoals toevoeging aan het medialandschap, de kwaliteit van producties, gezond bestuur, en maatschappelijk draagvlak. Dat laatste kan wat de VVD het ledental zijn, maar ook het bereik van producties. „Het bestaansrecht van een omroep valt of staat op dit moment bij de grens van 50.000 leden”, zegt Martens-America. „Om op de peildatum voldoende leden te hebben, zetten omroepen erg veel marketingmedewerkers en belastinggeld in. Dat is kostbaar en ouderwets.”
Aansluiting bij de samenleving
De afgelopen decennia zijn er vaker voorstellen gedaan om het publieke bestel op de schop te nemen. Maar die liepen steevast stuk op de hechte banden tussen de omroepen en politieke partijen. Vooral christelijke partijen verzetten zich tegen de beperking van de macht van omroepen in Hilversum. „Ik weet niet of de minister, die van ChristenUnie-huize is, het met ons eens is”, zegt Martens-America. „Maar de VVD denkt dat het loslaten van leden de enige manier is om weer aansluiting te vinden bij de samenleving. Zodat het minder gaat over omroepen en bestuurders, en meer over de stromingen in de samenleving en hoe we het bestel zo kunnen inrichten dat we die het beste blijven bedienen.”
Het meest explosieve voorstel is om af te stappen van het idee dat omroepen verenigingen moeten zijn. De recente schandalen bij omroepen laten volgens Martens-America zien dat het verenigingsrecht, dat omroepen grote autonomie geeft, ingrijpen in onfatsoenlijk bestuur in de weg zit. Voordat ze Kamerlid werd, was ze hr-manager in het bedrijfsleven, waaronder bij het Amsterdamse reclamebureau Ace. „Daardoor weet ik hoe je je gezonde checks and balances inricht”, zegt ze. „En er zijn omroepen waar dat nu niet goed is geregeld. Stel je bent een medewerker met een klacht over je leidinggevende die tegelijkertijd ook de enige bestuurder is. Dan kan je met je klacht niet naar een andere bestuurder stappen. Dat is ontzettend onveilig voor medewerkers op de werkvloer.”
Martens-America benadrukt dat sommige omroepen hun organisatie bestuurlijk wel goed op orde hebben, met name de fusie-omroepen. „Maar er zijn ook enkele omroepen die een zeer ongezonde bestuursstructuur hebben”, zegt ze. „En daar maak ik me zorgen over, want ze worden wel betaald van belastinggeld. En al die mensen op de werkvloer hebben geen keus. Neem Omroep Max, die al heel lang dezelfde bestuurder heeft [Jan Slagter, red.]. Dat doet verder niks af aan zijn inzet en kwaliteiten. Maar als je echt zegt dat de omroep centraal staat, dan maak je op een gegeven moment plaats voor vernieuwing.”
Qua digitalisering zijn sommige omroepen (zoals PowNed) ook verder dan andere (Omroep Max). En ook dat baart Martens-America zorgen. Want digitaal heeft wel de toekomst. De publieke omroep heeft sinds enkele jaren een eigen streamingsdienst: NPO Start. Maar de app streamt op een veel lagere videoresolutie dan andere diensten. Daarom vraagt de VVD zich af waarom NPO Start in eigen beheer ontwikkeld moet worden. Kleine omroepen klagen over hun online zichtbaarheid en hebben daar geen invloed op.
„Ik begrijp onze ambitie om een eigen streamingsdienst te ontwikkelen niet”, zegt Martens-America. „Want laten we eerlijk zijn: we komen nooit in de buurt van een Netlfix.” Toch vindt ze het te laat om nu nog de stekker uit het project te trekken. Wel denkt ze dat omroepen andere digitale kanalen kunnen gebruiken om hun content uit te zenden. „Waarom kan content niet worden gedeeld via YouTube of Netflix, om jongere doelgroepen te bereiken? De Belgische publieke omroep werkt al nauw samen met Netflix. Digitalisering vraagt veel aandacht, daarom moet dat de komende tijd het hoofdonderwerp in Hilversum worden.”
Beknelde huishoudens, oftewel huishoudens met een middeninkomen die in een woning wonen die te duur is, hebben baat bij de bouw van meer woningen. Wat voor woningen dat zijn, doet er niet heel veel toe, maar gezien de beperkt beschikbare bouwgrond in Nederland kunnen beleidsbepalers beter inzetten op kleinere woningen dan grote woningen. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB).
In het onderzoek richt het CPB zich op zowel de koopsector als de vrije huursector. De groep onderzochte huishoudens heeft een inkomen dat te hoog is voor sociale huur, maar te laag voor een woning die betaalbaar voor ze is. Het gaat in Nederland om pakweg 63.000 huishoudens.
Om deze groep huishoudens perspectief te bieden, moeten vooral meer woningen gebouwd worden. Daarbij doet het er niet toe wat voor soort woningen het zijn, schrijft het CPB, en kan dus beter ingezet worden op kleinere woningen om de beschikbare bouwgrond in Nederland optimaal te benutten. Willen beleidsmakers alsnog grote woningen bouwen, dan is er logischerwijs meer bouwgrond nodig.
Lees ook
Nederland heeft voldoende ruimte voor woningbouw, vinden de experts. ‘Wees eens wat flexibeler’
Ideale scenario
In het ideale scenario worden echter zowel meer grote als kleine woningen gebouwd. Grotere woningen kunnen dan zorgen voor een doorstroming vanwege een daling van prijzen op de huizenmarkt, waar kleinere woningen beknelde huishoudens een snelle optie bieden om direct in te trekken.
Het gevaar bestaat, volgens het CPB, dat als enkel wordt ingezet op de bouw van grotere woningen er ‘omgekeerde doorstroming’ ontstaat, waarbij hogere inkomens naar deze woningen verhuizen om kosten te besparen. Bij een combinatie van woningen, zowel groot als klein, zijn er juist meer opties voor beknelde huishoudens.
Toenemende woningnood
Rapporten van het CPB, een wetenschapsinstituut dat onafhankelijk van de regering opereert, hebben veel gewicht in de besluitvorming in Den Haag. Het onderzoek komt niet ongelegen voor het kabinet: eerder dit jaar werd nog bekend dat het tekort aan woningen in 2024 is toegenomen met zo’n 11.000 woningen, waar het totale tekort uitkwam op 401.000 woningen. De beknelde huishoudens die werden geanalyseerd in het onderzoek van het CPB maakten geen deel uit van dat cijfer: men keek alleen naar mensen die nog geen woning hebben, zoals starters.
Het kabinet streeft naar een woningtekort in Nederland van maximaal 2 procent, momenteel is dat bijna 5 procent. Gemiddeld hoopt het kabinet zo’n 100.000 woningen per jaar te bouwen, iets wat door een gebrek aan personeel, bouwmateriaal en strenge regels rond de uitstoot van stikstof niet altijd lukt. Hoeveel van de geplande woningen aansluiten bij behoeften van beknelde huishoudens, zoals aangestipt door het CPB, is niet bekend.
Deze foto is typerend voor de afgelopen tijd in Ugchelen, vindt Chris de Winter (72). Hij tikt op een zwart-witfoto in De Bron, dat op de keukentafel ligt in zijn ruime twee-onder-een-kapwoning. De Winter is redacteur van het kerkdorpsblaadje en schreef namens de plaatselijke PKN-kerk een stukje in de editie van 23 oktober. De foto toont een stuk karton dat tegen een raam van een oude basisschool in Ugchelen is geplakt. „Elk mens verdient een warme plek!”, staat erop, met een getekend hartje erbij. En daar weer onder, in een ander handschrift: „Behalve vluchtelingen.”
Begin oktober kondigde Apeldoorn aan dat de gemeente tot 31 december honderd noodbedden wil neerzetten in het oude schoolgebouw in Ugchelen, voor vluchtelingen die tijdens hun aanmeldproces niet meer in aanmeldcentrum Ter Apel terechtkunnen. Het oude gebouw staat midden in het dorp. Met honderd meter verderop de spiksplinternieuwe katholieke basisschool, de bso en het kinderdagverblijf.
Meteen na aankondiging van het plan ontstaat protest. De gemeente besluit na een dag al dat de opvang wordt beperkt tot een nachtnoodopvang. Toch laten ouders van leerlingen en omwonenden van de basisschool van zich horen. Er worden spandoeken bij het oude schoolgebouw opgehangen, met teksten als „Niet naast onze kinderen, dat moeten we verhinderen” en „AZC heilig, school onveilig”.
In een appgroep met zo’n zestig mensen spreken we af wie ’s avonds gaat staan als er bussen komen
Op 9 oktober gooit een onbekend persoon een explosief in de beoogde nachtopvang. Door de schade moet de komst van asielzoekers worden uitgesteld. Op een daaropvolgende informatieavond van de gemeente voeren woedende tegenstanders volgens aanwezigen het hoogste woord. Maar burgemeester Ton Heerts wijkt niet verder af van het plan.
Wanneer voor de tweede keer, laat in de avond, een bus met asielzoekers uit Ter Apel het dorp binnenrijdt, wordt die opgewacht door een groepje buurtbewoners. De asielzoekers worden uitgejouwd. Op beelden is te zien dat politiemensen een haag vormen, zodat de vluchtelingen naar binnen kunnen lopen. „Kijk eens, mooie kleertjes”, roept een buurtbewoner. Een ander: „Hij heeft nog een duurdere jas dan ik!” Iemand die uit de bus stapt heeft een gitaar op zijn rug, waarop hoongelach klinkt.
Een maand later is het stil in het dorp. Journalisten en cameraploegen hebben het protest gefilmd, ouders en omwonenden gesproken en vertrokken weer. De spandoeken bij het oude schoolgebouw werden weggehaald, de schade van de explosie is gerepareerd. Pas twee keer hebben asielzoekers de nacht doorgebracht in Ugchelen.
Welke gevoelens blijven hangen bij bewoners?
‘Perfect’
Wie Ugchelen inrijdt, ziet aan de dorpsrand grote, vrijstaande koophuizen en lanen met hoge bomen. In de dorpskern enkele huurwoningen. Ugchelen heeft een protestants kerkje, een supermarkt en een winkelstraat met rode klinkers. Het dorp heeft zo’n 6.000 inwoners, van wie een derde ouder is dan 65. Er zijn wandelclubs, een tennisvereniging en ’s avonds wordt er gebiljart in het dorpshuis Ugchelens Belang. De gelijknamige dorpsvereniging organiseert jeugddisco’s en een sinterklaasintocht. De buurtbus draait op vrijwilligers.
Bas te Riele (55) en Jaap van de Kamp (57) vinden Ugchelen „fijn en groen”. Ze drinken een alcoholvrij biertje in het dorpshuis. Aan de andere tafels wordt gekaart, het vrouwenkoor is net klaar met repeteren en de biljartclub verorbert een bittergarnituur. Te Riele woont al zijn hele leven in Ugchelen, Van de Kamp sinds een paar jaar. „Maar ik voel me geen nieuwkomer”, zegt hij. „Als je een beetje je best doet, is het een open gemeenschap.”
Ja, ze zien overal in het land weerstand tegen asielopvang, maar bijna iedereen die NRC in Ugchelen spreekt, zegt dat ze het hier niet op deze manier hadden verwacht.
Kritisch
„Ik had verwacht dat mensen kritisch zouden zijn, maar niet discriminerend,” zegt een man bij de biljarttafel. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp wil hij anoniem blijven. De biljarter was op de informatieavond: „Voor mijn gevoel hadden een paar ouders van basisschoolkinderen de overhand en die reageerden heel agressief.”
De dorpsraad heeft slechts vier of vijf mails en een belletje over de kwestie gehad, zegt voorzitter Te Riele. „En die berichten waren niet negatief, eerder vragend.” Dat komt volgens medebestuurslid Van de Kamp misschien omdat de raad niet overal bekend is, maar ook omdat maar een klein deel van het dorp rond de school woont. „Degene die het hardst schreeuwt, krijgt de aandacht, hè”, zegt Te Riele.
„Jij bent de spreekbuis van Ugchelen, hebben de mensen het veel over de asielzoekers?”, vraagt Te Riele aan de uitbaatster van Ugchelens Belang, Gonny Bakker (‘Gon’), die een schaal gevulde eieren voor de mannen neerzet. Ze schudt haar hoofd. „Heel Nederland had het erover. Maar nu valt het mee.” Kent ze mensen die enorm tegen zijn? Ze denkt na. „Nee, ik zou het niet weten.”
Degene die het hardst schreeuwt, krijgt de aandacht
Toch zijn de tegenstanders er wel degelijk. „Wij zijn de harde kern”, zegt Ugchelenaar Taco Oosterkamp (44). Hij heeft vier kinderen van basisschoolleeftijd en maakt zich zorgen. „Deze mensen uit de bussen zijn niet gescreend, wij zijn zo het afvoerputje van Ter Apel.” Oosterkamp maakte de protestspandoeken en hing ze aan de oude school. „In een appgroep met zo’n zestig mensen spreken we af wie er ’s avonds gaat staan als er bussen komen. Dan tellen we de mensen, kijken we of het COA zich aan de afspraken houdt.”
Kan hij zich voorstellen dat andere dorpsbewoners dat intimiderend vinden? „Een paar mensen in de groep zijn soms iets te enthousiast, om het maar zo te zeggen. Ik begrijp ze wel, er komt veel emotie bij kijken.”
„Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen”, zegt Ramona Schol (42), in de deuropening van haar huis achter de basisschool als ze wordt gevraagd naar haar precieze zorgen over de asielzoekers. „De kinderen op school zijn zo’n opvang niet gewend. Er komen alleen mannen en je weet niet wat die mensen hebben meegemaakt.” [Een incorrect beeld: volgens de site van de gemeente kunnen er ook vrouwen komen.]
Schol: „Vroeger was ik hier helemaal niet zo mee bezig. Maar nu denk ik: we zijn ons de hele tijd aan het aanpassen. Overal worden moskeeën gebouwd en Sinterklaas is niet meer wat het was. Er zijn weinig woningen, waarom gaan wij niet voor?” De landelijke discussie over „de grenzen dicht” vormde misschien ook wel haar mening, denkt ze.
Appgroep
De Winter, van de dorpskrant, blijft achter met een oncomfortabel gevoel, zegt hij. In de buurtpreventie-appgroep laaide direct na de aankondiging van de gemeente een discussie op. „Iemand schreef: ‘Hoorden jullie dat er een asielzoekerscentrum komt? Onze veiligheid is in het geding.’ Mensen reageerden gelijk: ‘Hoezo? Moeten we bang zijn voor deze mensen?’” vertelt De Winter.
Uiteindelijk wordt een aparte appgroep opgericht voor „iedereen die zich zorgen maakt” over de noodopvang. „Niet zeuren als het straks uit de klauwen loopt,” zegt iemand nog ter afscheid.
De harde tegenstanders hebben volgens sommige dorpelingen een „racistische” of „bevooroordeelde” mening. Tegenstanders zouden asielzoekers op de informatieavond ‘spermabommen’ en ‘criminelen’ hebben genoemd. De rest van het dorp lijkt juist goed op haar woorden te passen.
De Winter wilde op de informatieavond een „tegengeluid” laten horen, maar deed het niet. En wie zwijgt, stemt toch een beetje toe. „Dat voelt ongemakkelijk”, zegt hij. „Maar een paar mensen waren heel boos.” Hij vraagt zich af of een tegengeluid zou hebben geholpen. „Ik denk dat de situatie alleen maar was geëscaleerd.”
De Winter schreef namens de kerk in De Bron enerzijds „de zorgen van ouders en omwonenden serieus” te nemen en begrip te hebben voor „gevoelens van onveiligheid”, maar anderzijds moeite te hebben „met de wijze waarop de asielzoekers worden bejegend”. Over die zin heeft hij lang nagedacht. „We willen mensen niet het gevoel geven dat ze geen onveiligheid mogen voelen. Maar dat betekent niet dat hun gevoel terecht is.”
Ugchelenaar Erik van Capelleveen (69) las het stukje ook. „Dit is zo zoet als het maar kan”, zegt hij als uitgesproken voorstander van de noodopvang. „Ze willen natuurlijk niks plaatsen waar iemand zich aan kan storen.” In zijn hal staat een rieten mand met stroopwafels, per stuk verpakt in plastic. Elk krijgt een labeltje met ‘welkom’ erop en Van Capelleveen en zijn buurman willen de wafels – met toestemming van het COA – op de bedden in de noodopvang leggen. Hun actie gaat vergezeld met een ingezonden brief in De Bron, „waarin we schrijven hoezeer we ons schamen voor hoe Ugchelen in het nieuws kwam”, zegt hij.
Lees ook
Arnhem verruimt opvang voor asielzoekers en statushouders: ‘Dat zit in ons dna’
Polarisatie
Ugchelenaar en ChristenUnie-raadslid Peter Kranenburg, die met een vervelend gevoel terugkijkt op de gebeurtenissen, denkt dat de ‘zwijgende meerderheid’ zich niet uitspreekt, omdat het niets oplevert. Tegenstanders verenigen zich in een appgroep. Zodra ze worden tegengesproken, richten ze weer een nieuwe groep op. „Zo blijven ze elkaar versterken in hun ideeën.”
Van Capelleveen merkt dat hij het moeilijk vindt om met tegenstanders te praten. Toen hij op een avond de hond uitliet, sprak hij een groepje buurtbewoners dat op de bus uit Ter Apel wachtte. Hij vroeg wat hun bedoeling was. „Dan beginnen ze meteen over de risico’s voor hun kinderen.” De zestiger sloeg dicht. „Zij zijn meteen heel emotioneel – en ik ook. Dan wordt een gesprek lastig.”
Komen mensen met verschillende meningen elkaar wel tegen? De Winter, Van Capelleveen en de mannen van de dorpsraad hebben niemand in hun kring met een compleet andere mening.
Renee Rox (62) leunt in een voortuin op een schop. „In mijn kring was niemand echt hard tegen de opvang”, zegt hij. „Mensen van buiten Ugchelen denken nu misschien dat iedereen tegen is, dat is onzin.” De kennis, van wie deze tuin is die Rox aan schoffelen is, was niet positief. „Ik zei net tegen hem: als je zelf in zo’n situatie zit, ben je ook blij dat je geholpen wordt toch? ‘Ja’, zei-ie. ‘Da’s ook wel waar.’”
Tegenstander Taco Oosterkamp kent genoeg mensen die geen probleem hebben met de opvang. „Van mijn twintig buren zijn vijftien voor”, zegt hij. „Ik praat wel met hen, maar het is gewoon hun mening. Er valt niet over te discussiëren.”
Risico’s
De dorpsraad kreeg van een inwoner de vraag of de raad iets in de discussie kan betekenen. „Dat vind ik lastig”, zegt Te Riele. „Misschien is het een zwaktebod, maar ik heb niet de illusie dat we die boze mensen kunnen laten inzien hoe de rest denkt. De polarisatie is te groot.” En uiteindelijk, wil Van de Kamp toevoegen, is er nu heel weinig aan de hand in Ugchelen. Dus waarom zou je het vuur opnieuw aanwakkeren?
Taco Oosterkamp vindt de polarisatie niet erg. „Iedereen moet vrijuit zijn mening kunnen geven. En ja, sommigen gaan dan over de schreef. Die heb je altijd.”
Van Capelleveen hoopt juist dat de dorpelingen nog reflecteren op hun eigen rol. „Ik zou het echt rot vinden als 31 december de tijdelijke opvang stopt en dat we dan vergeten dat deze nare dingen hier gebeurden.”
Intussen hebben slechts twee keer mensen in het oude schoolgebouw overnacht. Ter Apel kampt nog steeds met capaciteitsproblemen, maar kiest eerst voor nabijer gelegen crisisnoodopvanglocaties. Vindt Oosterkamp zijn protest niet een hoop gedoe om niets? „Nee”, zegt hij. „Zonder onze opstand had de gemeente het plan voor een dagnoodopvang niet veranderd in een nachtnoodopvang. Dat hebben wij wel voor elkaar gekregen. Zeker weten.”
Lees ook
Albergen maakt zich op voor komst asielzoekers. ‘Van mij mogen ze komen’, zegt de een, een ander kocht een tweede hond