Goedkoop vliegen is niet meer voorbehouden aan de budgetmaatschappij

Voor 19 euro naar Barcelona is al lang verleden tijd. Dure kerosine, hogere vliegtaks, Europese CO2-rechten, stijgende salarissen voor de bemanning, forse havengelden op Schiphol – vaarwel spotgoedkoop vliegticket.

En nu is, voor het eerst sinds de budgetmaatschappijen in de jaren negentig naar Nederland kwamen, het deel van de passagiers dat met bedrijven als easyJet, Ryanair, Transavia en Vueling vliegt gedaald.

Dat blijkt uit cijfers over de luchtvaart in Nederland die statistiekbureau CBS dinsdag heeft gepubliceerd. Het heeft specifiek in kaart gebracht hoeveel van en naar Nederland wordt gevlogen met zogeheten lowcost-maatschappijen.

In 2024 koos ruim 36 procent van de passagiers van en naar Nederland voor een budgetmaatschappij. Een jaar eerder was dat ruim 37 procent. In 2004 was het aandeel van de budgetmaatschappijen nog 20 procent.

Trendbreuk

Die daling in het afgelopen jaar is weliswaar klein, maar vormt wel degelijk een trendbreuk. Sinds de liberalisering van het Europese luchtruim in 1993 veroverden lowcost-maatschappijen onafgebroken marktaandeel. Dat wil zeggen: in ‘normale’ jaren, niet tijdens de coronacrisis.

Volgens het CBS reisden vorig jaar 27,8 miljoen passagiers van of naar een Nederlandse luchthaven met een budgetmaatschappij. ‘Traditionele’ maatschappijen als KLM vervoerden in 2024 48,4 miljoen passagiers van en naar Schiphol en de kleinere vliegvelden in Nederland.

Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Italië waren de populairste bestemmingen met een budgetticket, aldus het CBS. Traditionele maatschappijen brengen reizigers vooral naar de VS, (ook) het VK en Duitsland.

Waardoor budgetmaatschappijen vorig jaar wat marktaandeel hebben verloren in Nederland, meldt het CBS niet. Wie kijkt naar het buitenland, kan wel enkele verklaringen zien.

De budgetmaatschappijen hadden in Nederland altijd al een kleiner marktaandeel dan elders. In het VK hebben Ryanair, easyJet en andere lowcost-maatschappijen een aandeel van ruim boven 50 procent, net als in Spanje en Italië. In Polen zijn met name Ryanair en Wizz Air goed voor circa twee derde van alle vluchten.

Hub Schiphol

Het relatief beperkte marktaandeel in Nederland komt vooral door Schiphol. De Amsterdamse luchthaven is een van Europa’s grootste hub-vliegvelden, met KLM als dominante speler. Bij zo’n draaischijf gaat het meer om overstappers (transferpassagiers) dan om passagiers die de luchthaven als directe bestemming hebben, zoals een zonnige stad in Zuid-Europa – point-to-point, in luchtvaartjargon.

Budgetmaatschappijen op Schiphol klagen vaak dat veel investeringen in Amsterdam met name ten goede komen aan KLM en partners zoals Air France en Delta Air Lines. EasyJet is al jaren ontevreden over de kwaliteit van de pier die de maatschappij op Schiphol gebruikt. Verder zijn de vliegtaks en de vergoeding die luchtvaartmaatschappijen moeten betalen per passagier (havengelden) lager voor transferpassagiers. Daarvan profiteert KLM (50 tot 60 procent van alle KLM-passagiers zijn overstappers) meer dan easyJet en Ryanair.

Schiphol is bovendien vol – onder meer vanwege klimaat- en geluidsregels. Het geeft slechts mondjesmaat nieuwe start- en landingsrechten (slots) uit. Voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen, ook de lowcost, kent Amsterdam nauwelijks ruimte. Het demissionaire kabinet begrensde Schiphol tot 468.000 vluchten per jaar.

Budgetvliegveld

Anders dan in het VK (Londen Stansted, Luton), Spanje (Girona, Alicante) en Duitsland (Weeze) kent Nederland geen grote vliegvelden specifiek voor budgetmaatschappijen. Eindhoven, veel bediend door Transavia en Ryanair, zit ook aan zijn plafond. En Lelystad Airport is (nog) niet open. Dit is overigens belangrijker voor Ryanair, dat steevast kiest voor goedkope, secundaire vliegvelden, dan voor easyJet, dat op de belangrijkste luchthavens wil blijven vliegen.

Tot slot hebben Nederlandse passagiers net over de grens populaire uitwijkmogelijkheden. Volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) koos vorig jaar 13 procent van de vliegende Nederlanders voor een nabije buitenlandse luchthaven net. Het gaat dan bijvoorbeeld om Düsseldorf, Brussel of Weeze, net over de grens bij Venray.

Intussen staat het verdienmodel van de budgetmaatschappijen onder druk. Een bedrijf als Ryanair lijkt zijn kosten weliswaar veel beter dan bijvoorbeeld KLM in de hand te houden, maar het verschil met traditionele vliegbedrijven wordt kleiner. Die laatste bieden inmiddels lager geprijsde tickets doordat ze passagiers nu ook laten bijbetalen voor dienstverlening aan boord, zoals stoelreservering, eten en drinken, of hun bagage. Transavia introduceerde in 2024 betaling voor handbagage; dat bracht vorig jaar meer dan 100 miljoen euro op. Voor KLM zijn deze extra inkomsten ook zeer welkom.

Gratis koffer

Deze verborgen kosten van een vlucht krijgen steeds meer kritiek. Niet alleen van passagiers en consumentenorganisaties, ook vanuit Brussel. Het Europees Parlement werkt aan nieuw beleid voor passagiersrechten. Zo zouden reizigers te allen tijde het recht moeten hebben een stuk handbagage van maximaal 7 kilogram gratis mee te nemen in de cabine.

Het voorstel stuit op grote weerstand van de luchtvaartmaatschappijen. Hun passagiers willen juist de keuze hebben een ticket ‘met of zonder bagage’ te kopen, betogen ze. Anders drijft het Europese beleid de prijzen alleen maar op. Met een ‘gratis’ koffer, verrekend in de tarieven, wordt dat ticket naar Barcelona zeker duurder dan 19 euro.