Gewoon, anders

Het woord gewoon is in Nederland voor mij nog meer een monument dan het begrip gezellig. Het vanzelfsprekende verwachtingspatroon is onovertroffen. Geen gedoe, geen poespas: gewoon. Het wederkerig verlangen dat erin zit, dat het ook doet wat jij normaal zou vinden, dat maakt het tot een veelgebruikt voorvoegsel. In het midden- en kleinbedrijf vooral, ik noem een Gewoon Kaas, Supermarkt Gewoon, Gewoon Hout, Gewoon Roel (loodgieter) of Gewoon Kim (bloemist), of het huismerk van de Jumbo: Gwoon.

Paulien Cornelisse schreef in Taal is zeg maar echt mijn ding dat gewoon wordt gebruikt om iets wat niet gewoon is, gewoon te laten lijken. Zoals, ‘dan rij je gewoon dit weekend op en neer naar Boekarest’, of ‘dan ga je toch gewoon scheiden?’ Het lijkt een hele onderneming, maar zet er gewoon tussen en het lijkt ineens haalbare kaart. Het is de toverstaf van de Nederlandse taal. Want de wens om normaal te doen, dat is het sociaal wenselijk gedrag wat ons zó vaak is voorgeleefd. Maar dan zijn er ook woonzaken en restaurants die het experiment aangaan. Die heten Gewoon Anders, of Gewoon Lekker Anders. Ja, daar krijg ik dus kortsluiting van. Is het nu gewoon of is het anders? Of is het volkomen vanzelfsprekend om het gewoon anders te doen? Dat is denk ik de juiste weg. In deze serie bepreek ik fenomenen die in Nederland het predicaat gewoon anders verdienen.