Het Openbaar Ministerie heeft zware gevangenisstraffen tot levenslang geëist tegen de hoofdverdachten van een reeks gewelddadige woningovervallen in de Noord-Hollandse regio West-Friesland. Dat heeft het OM woensdag bekendgemaakt. De strafeisen houden verband met acht roofovervallen die tussen 2020 en 2021 werden gepleegd in Noord-Holland en Gelderland, waarbij een dode en twee zwaargewonden vielen. Het OM spreekt van geweld van „de absolute buitencategorie”.
Glenn V. hangt met een eis van levenslang de zwaarste straf boven het hoofd. Tegen vijf andere verdachten worden celstraffen geëist tussen 42 maanden en dertig jaar. Ruviëni M. en Deniz R. riskeren respectievelijk 30 jaar en bijna 30 jaar gevangenisstraf . Mark V. staat voor een eis van 20 jaar cel. Dut M. kan een straf van 6 jaar met TBS verwachten en tegen Martijn G. werd met 3,5 jaar gevangenis de lichtste strafeis uitgesproken.
Een fatale woningoverval in Berkhout in juni 2021, waarbij de 72-jarige Sjaak Groot werd doodgeschoten, was voor de politie Noord-Holland het sein om een grootschalig onderzoek te beginnen die uiteindelijk vier hoofdverdachten en twee andere verdachten voor de rechter bracht. Volgens het OM opereerden met name Ruviëni M., Deniz R., Mark V. en Dut M. als criminele organisatie onder meer vanwege hun „soepele samenwerking”.
Escalerend geweld
Het OM schetste woensdag een beeld van ernstig escalerend geweld bij de reeks overvallen. „De slachtoffers werden ’s nachts in hun eigen huis gedwongen op de grond te gaan liggen. Ze werden vastgebonden, geslagen met een breekijzer, gemarteld met een heet strijkijzer, meegesleurd, geblindeerd, geschopt, gewurgd, en bedreigd met de dood, met wraak of brandstichting.” Tijdens de verschillende overvallen werd tot drie keer toe op slachtoffers geschoten. Het is volgens het OM dan ook „een wonder dat er niet meer doden zijn gevallen”. Het OM heeft het over „verwoeste levens” vanwege het de gewelddadige woningovervallen. „Er zijn slachtoffers die nog steeds elke nacht slapen in een gebarricadeerde panic room. Die niet naar buiten durven”.
Bovendien zouden de verdachten geen berouw hebben getoond en zelfs hebben geprobeerd getuigen te beïnvloeden, aldus de aanklagers. De zes verdachten hebben alle beschuldigingen steeds ontkend. Op 27 mei spreekt de rechter zich uit over de zaak.
Hoe druk je de senioriteit uit van een 87-jarige politicus? Volstaat het te zeggen dat hij werd geboren vóór Lubbers en Kok zaliger? Dat hij ouder is dan prinses Beatrix? Dat hij al een wereldoorlog achter de rug had toen Trump nog moest worden verwekt?
Dré Rennenberg is zijn naam. Gemeenteraadslid te Eindhoven. Hij ging in 1994 de lokale politiek in als wethouder voor het Algemeen Ouderen Verbond, richtte in 1998 het Ouderen Appèl Eindhoven op en werkte als raadslid onder zes burgemeesters van wie er inmiddels twee zijn overleden. In 2022 werd hij benoemd tot ereburger van Eindhoven, ook vanwege zijn voorzitterschap van lokale amateurvoetbalclub SV Tivoli, zijn inzet voor behoeftige burgers bij het Steunpunt Materiële Hulpvragen en zijn initiatief voor een binnenstedelijke moestuin, Stadsakkers Eindhoven, waarvan de oogst bestemd is voor de plaatselijke voedselbank. En dan is er nog zijn eigenlijke baan, fiscalist in het door hem opgerichte belastingadvieskantoor ARK, waar ook twee van zijn zoons werken en hijzelf nog altijd zijn werkdagen doorbrengt.
Politiek is een magneet en zijn broertje (69) vroeg hem aan te blijven
De laatste jaren bouwde Rennenberg zijn taken af, hij wilde het wat rustiger aan doen, heeft last van zijn versleten heup en „wie weet „klopt dadelijk Onze Lieve Heer twee keer op m’n schouders en dan heb ik niets meer te vertellen”. Van het fractievoorzitterschap van zijn partij deed hij in september 2024 afstand, zijn jongere broer Niek (69) nam het stokje over. Raadslid wilde hij blijven tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026, dan was het klaar.
Maar hij is van gedachten veranderd, zegt hij in het spreekkamertje van het belastingadvieskantoor, met achter hem zijn rollator en stok. Hij wil dóór. Politiek is een magneet en zijn broertje vroeg hem aan te blijven. Er zijn volgens hem zóveel hulpbehoevende mensen in de maatschappij: wie is hij om zijn invloed en netwerk dan níét aan te wenden?
De wandelstok van Dré Rennenberg. Foto Lars van den Brink
Ouderen zijn overal de pineut van, vindt hij. Neem nou laatst, bij de dokter. Hij had een afspraak, maar de huisarts kwam te laat binnen want die was net een half uur op bezoek geweest bij een oude, stervende man, stervensbegeleiding ja, maar dat was eigenlijk helemaal zijn táák niet. Maar wie zou dat werk dan wél op zich nemen? Nou, en dan stuurt Rennenberg dus een brief aan het college om de gemeente op haar zorgplicht te wijzen. Die moet maar eens bij instellingen gaan kijken die weet hij veel hoeveel euro per jaar verdienen en intussen niet de goede zorg leveren. Of neem de moeder van een ambtenaar die hij kent. Die viel en brak haar been en kwam na ontslag uit het ziekenhuis helemaal in Bredá terecht, omdat er in Eindhoven geen plek was voor revalidatie! Ook zoiets: een oud echtpaar bij hem in de buurt, hij leed aan versnelde dementie, en zij…
Enzovoorts enzovoorts, want Rennenberg praat als Brugman. Of nee, dan doe je hem geen recht, want hij praat inmiddels al langer als Brugman dan volksprediker Johannes Brugman zélf ooit deed, de man achter het gezegde haalde de tachtig niet (ca. 1400-1473).
Niet afschrijven
Enfin, Rennenberg wil óók door met zijn raadswerk om te laten zien dat je tachtigers niet moet afschrijven. Ook al loopt hij nu achter een rollator en helpt de bode hem de trap op als hij aankomt bij het stadhuis, hij werkt nog altijd zo’n zestig uur per week, schat hij – tien als fiscalist en vijftig als raadslid. Hij staat op om half acht, acht uur, leest het Eindhovens Dagblad, checkt het online nieuws en rijdt rond tienen naar dit kantoor en daar zit hij dan tot een uur of drie, dan zeggen zijn zoons dat het tijd is om naar huis te gaan, naar Jannie (85), al 68 jaar zijn vrouw.
Wat hem nog nét wat strijdbaarder maakt, is dat ook raadsleden in de pensioengerechtigde leeftijd er sinds dit jaar bekaaid van afkomen. Een toelage waar zij tot voor kort voor in aanmerking kwamen, wordt hen sinds januari 2025 ontzegd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het gaat om een soort dertiende maand, in Rennenbergs geval 2.400 euro op jaarbasis. Alleen raadsleden ónder de AOW-leeftijd van 67 jaar krijgen die toelage nog. „Ouderdomsdiscriminatie”, schreven Rennenberg en partijleden eind april in een brief aan het Eindhovense college van B en W, waarna de hele gemeenteraad zich achter Rennenberg schaarde en in mei per brief de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) verzocht om de regeling zo aan te passen dat ze „gelijke bescherming biedt aan alle raadsleden, ongeacht leeftijd”.
Nee hoor, dit is geen leeftijdsdiscriminatie, schreef de minister begin juli terug. De toelage is namelijk bedoeld als „compensatie” voor raadsleden die door hun politieke werk minder tijd kunnen besteden aan hun eigenlijke baan. Door die gemiste uren bouwen zij minder pensioen op en valt hun uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden lager uit. Vandáár die toelage. En 67-plussers, tja, die hóéven hun pensioen niet meer op te bouwen.
Oudere raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen?
Wakker geschud
Juridisch is die redenering steekhoudend, vindt de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, belangenbehartiger van de lokale volksvertegenwoordiging. Maar daarmee is de onvrede allerminst de wereld uit, benadrukt verenigingsvoorzitter Abdullah Uysal (30), zelf raadslid in Dordrecht (GroenLinks). Dré Rennenbergs protest heeft, vertelt hij, andere gepensioneerde raadsleden wakker geschud. „De discussie begint echt te leven nu. Vijftien à vijfentwintig van hen klopten al bij ons aan, ze zeggen allemaal dat het schrappen van de toelage iets doet met hun gevoel van waardering. Dat snappen wij en het baart ons grote zorgen”, zegt Uysal. „Deze raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen? Terwijl: het is belangrijk dat de gemeenteraad een brede afspiegeling is van de samenleving. Jong én oud.” De vereniging voor raadsleden gaat in overleg met „de achterban” om te komen tot een „definitief standpunt” en gaat daarmee „terug” naar het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Heel goed, vindt Dré Rennenberg, maar hij blijft erbij dat de zaak óók juridisch niet deugt. Op 22 juli diende hij een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens met een beroep op de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL). Want oké, een pensioen hoeft hij niet meer op te bouwen. Maar bij overlijden, hebben nabestaanden van een oud raadslid dan mínder recht op compensatie dan nabestaanden van een jong raadslid? „Deze ongelijke behandeling is enkel gebaseerd op leeftijd”, schreef hij. „Ik verzoek het College mijn klacht in behandeling te nemen.”
Een zoon komt het spreekkamertje binnen. „Je moet zo naar huis, straks wacht het eten”, zegt hij tegen zijn vader. Dré Rennenberg knikt. Als hij opstaat, langzaam, steunt hij op zijn rollator. Op naar huis, waar de maaltijd van Jannie om vijf uur zal klaarstaan. Waarna hij nog drie uur zal doorwerken en om half tien Nieuwsuur zal aanzetten, gevolgd door een politieke talkshow en daarna „iets op SBS6” wat Jannie leuk vindt. Ze zullen de dag afsluiten zoals altijd, proostend met een glaasje port (hij) en één glas pils (zij). Gevolgd door „hopelijk” een goede nacht – gedachten over onrecht houden hem weleens wakker.
Lees ook
Met politieke speeddates probeert Rheden alvast raadsleden te ronselen
„De hulp staat aan de grens.” Wouter Booij, woordvoerder van Unicef Nederland, spreekt elk woord met klemtoon uit in antwoord op de vraag of voedseldroppings de nood in Gaza zullen helpen verlichten.
Zondagochtend voerde Israël een voedseldropping uit, na dagen van groeiende internationale kritiek op het gebrek aan hulp aan Gaza. Het aantal doden als gevolg van ondervoeding is volgens het ministerie van Volksgezondheid van Gaza opgelopen tot 127, onder wie 85 kinderen.
Volgens het Israëlische leger zijn er zeven pallets met meel, suiker en conserven per parachute gedropt. Jordanië en de Verenigde Arabische Emiraten hebben, zo melden internationale media, zondagmiddag ook voedsel gedropt. Wat er precies geleverd is, en waar, was zondagmiddag nog onduidelijk.
Hulporganisaties zijn zeer kritisch. Philippe Lazzarini, hoofd van het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA, noemde op X voedseldroppings „duur, inefficiënt en mogelijk dodelijk voor uitgehongerde burgers. Ze zijn een afleiding en een rookgordijn.” Bij eerdere voedseldroppings kwamen Gazanen om het leven toen een parachute niet opende, of zij verdronken bij het aan land brengen van de pallets die in zee waren beland.
Ook Booij van Unicef heeft het over „een humanitair fotomoment”. De enige oplossing voor de hongerende bevolking van Gaza is volgens hem „volledige, ongehinderde toegang” voor de „zes- á zevenhonderd vrachtwagens per dag” met hulpgoederen die al voor oktober 2023 nodig waren om de 2,1 miljoen Gazanen van voedsel te voorzien. Inmiddels zijn wegen en distributiecentra vernietigd door Israël en Gazanen uit hun huizen verdreven.
Vrachtwagens
Aan de grenzen met Gaza staan duizenden vrachtwagens van hulporganisaties klaar. Israël heeft er de afgelopen maanden volgens de VN gemiddeld niet meer dan 69 per dag toegelaten. Het leger kondigde volgens persbureau Reuters zondag aan „humanitaire corridors” te zullen instellen voor hulpkonvooien, maar gaf niet aan waar of wanneer.
Zondag werd ook bekend dat de Egyptische Rode Halve Maan met honderd vrachtwagens de grens bij Kerem Shalom zal oversteken. De eerste vrachtwagens zouden de Gazastrook in zijn gereden. Daar wacht inspectie door Israël.
Eerder deze maand werden bij die grens hulpgoederen vernietigd omdat ze zouden zijn bedorven. Volgens Bastiaan van Blokland van het Nederlandse Rode Kruis duurt het „te lang om goederen in te voeren”: „Medicijnen moeten gekoeld zijn, eten kan niet te lang wachten.” „Daarom is het belangrijk dat er elke dag een stroom aan vrachtwagens wordt doorgelaten.”
„Bij een zware voedselnood zoals in Gaza is specialistische voeding nodig, zijn medicijnen nodig.” Hij noemt de samenstelling van de voedseldroppings zoals het Israëlische leger die noemt (meel, suiker en conserven) „eenzijdig”. „Er is voedsel nodig met vitamines en mineralen. Eieren, vlees, granen, groente.”
Volgens Van Blokland moet er bovendien brandstof worden geleverd om generatoren te kunnen laten draaien en ambulances te laten rijden. Hij noemt de voedseldroppings daarom „een schijnoplossing”: „De grenzen kunnen open voor hulpgoederen, dit hoeft niet zo.”
Lees ook
Honger, dorst en kogels: zo maken Israëlische soldaten de GHF-voedselpunten in Gaza tot dodelijk gevaar
Bliksemafleider
Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, noemt de voedseldroppings eveneens „een bliksemafleider”. Zij signaleert een patroon: „Als de druk op Israël toeneemt, met name vanuit de Verenigde Staten, dan wordt er af en toe een beetje hulp toegelaten.”
Ze signaleert dat in mei 2024 ook voedseldroppings plaatsvonden. Die kwamen nadat het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen uitvaardigde tegen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en zijn vroegere minister van Defensie Yoav Gallant, onder meer voor het weerhouden van voedsel, water, medicijnen en medische apparatuur aan de Gazaanse burgerbevolking zonder militaire noodzaak.
„Toen de Europese Unie serieus over sancties nadacht, werd de Gaza Humanitairian Foundation opgericht. We weten inmiddels hoe dat afliep.” Die omstreden, door de VS gesteunde organisatie ging noodhulp organiseren, maar bij GHF-distributiepunten werden Palestijnen doodgeschoten door Israëlische militairen.
Hilhorst: „Nu zie je weer de druk oplopen vanuit de rest van de wereld, en zijn er voedseldroppings aangekondigd. Dat haalt de aandacht weg van het feit dat de grenzen niet open zijn voor de hulp die daar staat en nodig is.”
Ze vindt dat landen niet mee moeten denken over „schijnbewegingen” als voedseldroppings. „In plaats daarvan zou het Verenigd Koninkrijk moeten nadenken over sancties.” Ook zij zegt dat de Gazanen „zodanig verhongerd zijn dat ze medisch begeleid moeten worden. Magen kunnen voedsel niet meer aan.”
Bouwstoffen
Dat zegt ook Wouter Booij van Unicef: „Ondervoeding is geen honger, maar een ziekte. Het lichaam krijgt dan dermate weinig bouwstoffen dat het gaat interen op organen. De oplossing is dan geen boterham met kaas en een glas melk.” Dan is therapeutische voeding nodig, zegt hij.
Een standaard voedselpakket van het Wereldvoedselprogramma bevat 2.100 calorieën, met genoeg proteïne, vet, vitamines en mineralen voor een volwassene. Voor kinderen onder de vijf jaar oud, zwangeren en borstvoedende moeders is extra calorierijk voedsel nodig. De BBC berekende dat er 160 vliegtuigdroppings per dag nodig zouden zijn om genoeg voedsel te leveren.
Lees ook
Bashar fotografeerde de honger, nu kan hij er zelf niet meer door werken
Irma Wijsman (62) staat voor een congreszaaltje vlak bij het station van Utrecht. Langs de muren kruipen kunststof hangplanten naar beneden, buiten is de lente net begonnen. Wijsman is de hoofdgast van een „inspiratiesessie” voor mensen die in de zorg werken. „Hou de zakdoekjes maar vast bij de hand”, zegt de presentator die haar aankondigt. Applaus.
In 1993 leerden Irma Wijsman en Michel Van Dousselaere elkaar kennen. „Zijn intensiteit en overgave vielen me meteen op”, zegt ze over de eerste ontmoeting. Met zijn luide lage stem betoverde hij haar. Allebei waren ze acteurs op toneel en voor film. Jarenlang hadden ze drukke eigen levens naast hun liefdevolle weekendrelatie, totdat Van Dousselaere in 2014 de diagnose afasie kreeg. Een zeldzame hersenziekte die eerst zijn taalvermogen aantastte, en daarna andere delen van zijn hersenen. Van Dousselaere stopte met acteren, en Wijsman ging steeds meer voor hem zorgen. Over dat proces maakte ze samen met filmmaker Patrick Minks de documentaire Michel, acteur verliest de woorden(2018), vertelt ze. Ze laat fragmenten zien.
„Wie wil je dat je billen afveegt als dat straks nodig is, Michel?”, vraagt ze hem in de film. Ze lachen en huilen tegelijk. „Jij”, zegt hij, „niemand anders.” Zeven jaar lang verzorgde ze hem, totdat hij in 2021 op 73-jarige leeftijd stierf.
Het publiek in het zaaltje met de kunststof hangplanten kijkt en luistert aandachtig, er is een vrouw die een traan wegveegt. Irma Wijsman vertelt verder, over het gesprek dat zij en Van Dousselaere ooit hadden met een indicatiebureau, een organisatie die samen met zieken en hun naasten vaststelt welke zorg er nodig is. Wijsman had Van Dousselaere beloofd dat hij nooit in een verpleeghuis terecht zou komen, maar ze is zelfstandige en moest wel werken, dus was er overdag gezelschap nodig voor haar man.
Zoals veel andere bedrijven in de zorg stelde het indicatiebureau dat de cliënt „centraal” stond. Maar dat betekende niet, zo ontdekte Wijsman, dat zij en haar man zouden krijgen waar ze behoefte aan hadden, vertelt ze de mensen in het zaaltje. „Ze konden hem wassen, ze wilden het huis poetsen, en ze konden koken, zeiden ze. Maar dat kan ik allemaal zelf ook. Ik wilde gewoon iemand die leuke dingen met hem zou doen.”
Er bestaat zoiets als dagbesteding, wist Irma Wijsman wel, en dat hebben ze geprobeerd. „Maar toen moest hij bloemschikken, zoiets sufs. Dat vond hij vreselijk.” Op luide toon: „Deze man heeft een verleden hoor. Hij is iemand met interesses en ambities.”
Wijsmans presentatie is bijna afgelopen. „Het kan fucking anders”, zegt ze tegen de zorgverleners in de zaal. „Daarom sta ik hier. Ga pret maken met de mensen.”
Irma Wijsman voor een foto van Michel en haarzelf, gemaakt door Stefan Vanfleteren.
Foto Mona van den Berg
Nachtmerrie met de traplift
In plaats van naar de dagbesteding, bracht Irma Wijsman haar man naar een drumles, en naar de boksschool. „De arts vroeg of ik wel wist hoe slecht het met Michel ging”, zegt ze later dit jaar in een gesprek aan de ovalen tafel van haar opgeruimde Amsterdamse bovenwoning. Aan de muur hangen indringende zwart-witportretten van haar en Michel Van Dousselaere. „Alsof die arts Michel beter kende dan ik.”
Ze vertelt over „de nachtmerrie met de traplift”. Hoewel Wijsman een topsportverleden heeft (taekwondo) en tegenwoordig fanatiek kickbokst, kreeg ze haar man de trap van hun bovenwoning niet meer op. Er kwam iemand van de gemeente langs om te checken of de woning geschikt was voor een traplift, maar er bleek te weinig ruimte te zitten tussen de onderste trede en de voordeur, en boven was geen ruimte om de lift te parkeren. Ze zouden moeten verhuizen. „Maar als iemand nee tegen mij zegt, werkt mijn hoofd zo dat ik het tegendeel voor elkaar wil krijgen.” Wijsman bedacht met vrienden een plan voor een plateau in de hal, en een smid paste de trapreling aan om boven ruimte te maken. Zoiets had de medewerker van de gemeente nog nooit gezien. Het mocht, maar de kosten – 10.000 euro – werden niet vergoed. Wijsman brak er het spaargeld voor aan dat zij voor haar pensioen opzij had gezet.
„Als iemand nee tegen mij zegt, werkt mijn hoofd zo dat ik het tegendeel voor elkaar wil krijgen”
Irma Wijsman ging de zorg voor haar man zelf organiseren, en over het resultaat van die zoektocht gaat haar tweede documentaire: eind 2024 zond omroep MAX Michel en de handen op zijn huiduit. Op die uitzending kwamen zo veel reacties, onder meer van mensen die haar worsteling met het zorgsysteem herkenden, dat ze besloot om een nogal zware opdracht op zich te nemen. „Dit jaar wil ik de zorg wakker schudden”, zegt ze, „dat is mijn missie.” Ze richt zich vooral op de zorg die mensen krijgen in de laatste fase van hun leven. Die moet en kan anders, vindt ze. Daarom staat ze de laatste maanden voortdurend in zaaltjes als dat in Utrecht.
Als je alleen maar risico’s wil vermijden, wil voorkomen dat iemand valt, en vooral ervoor wil zorgen dat iemand veilig is, dan ga je voorbij aan wat het leven de moeite waard maakt, vindt Wijsman. „Alles in de zorg is met protocollen ingericht op het verlengen van het leven, maar niet op genieten van het leven dat er nog is. We gaan allemaal dood, want de dood hoort bij het leven. In de tijd die ze nog hebben, willen mensen kwaliteit. Anders zitten ze gewoon te wachten op de dood.”
Michel is heel vaak gevallen, dat herinnert Irma Wijsman zich goed. „Ook toen hij nog 110 kilo woog.” Ze vertelt over de keer dat hij van zijn bed viel, en dat ze hem niet meer op het bed kreeg. „Dan gaan we maar kamperen, zei ik tegen hem, en onze hond kwam erbij liggen. We hebben zo gelachen.”
Door hoe het nu gaat, worden kwetsbare mensen in de steek gelaten, vindt Wijsman. „We behandelen ze als ingewikkelde kinderen. Dat is mensonterend, dat mag niet. Daarom vertel ik mijn verhaal steeds weer met zoveel overtuiging en energie.”
Irma Wijsman in haar bovenwoning in Amsterdam, met haar honden.
Foto’s Mona van den Berg, Foto Mona van den Berg
‘Géén zorgprofessionals’
In de poëtische registratie Michel en de handen op zijn huid strooit Wijsman twee jaar na Van Dousselaeres dood een deel van zijn as uit op een berg in Spanje, samen met de vier jonge mensen die Michel in zijn laatste jaren bijstonden. Na hun eerste onprettige ervaringen met reguliere zorg, besloten ze op zoek te gaan naar studenten die het goed met Van Dousselaere konden vinden. „Géén zorgprofessionals, mensen die nog niet verstrikt zijn geraakt in protocollen. Dit is Michel, mijn man, zei ik tegen ze. Ga met hem de hort op. Ik heb jullie nodig om hem een menswaardig en liefdevol bestaan te geven.”
Willem Veenboer was 21 toen hij voor Michel Van Dousselaere ging zorgen. Veenboer woonde net op zichzelf, werkte in een bruine kroeg en studeerde geschiedenis – en dat allemaal binnen een straal van een kilometer in het centrum van Amsterdam. Hij leefde vooral ’s avonds en ’s nachts. „Het voelde alsof ik helemaal niets nuttigs deed”, zegt hij aan de telefoon. „En ik kreeg steeds meer de overtuiging dat ik iets voor anderen wilde doen.” Daar raakte Willem over aan de praat met een vriend, en die werkte toen al in de thuiszorg.
„Ik moest hem voeren. Dat klinkt misschien respectloos, maar het was superfijn en intens om te doen”
„Ik haalde er heel veel energie uit om lekker met Michel op stap te gaan. Over de markt, ijs halen, haring eten, naar Ajax. Ik moest hem voeren. Dat klinkt misschien respectloos, maar het was superfijn en intens om te doen.” Veenboer herinnert zich die keer dat ze roti gingen eten, en dat de curry niet meer uit Michels baard ging. Lachend: „Die was helemaal geel geworden, Irma moest hem afscheren.”
Mensen vinden het „niet zo’n sexy beroep”, zegt Veenboer. „Ja, ik heb ook weleens zijn billen moeten afvegen. Dat is vies, maar het moet toch gebeuren. Mensen hebben liefde nodig.”
Veenboer is nu 29, en meubelmaker. Hij doet nog steeds weleens iets in de zorg. „Ik ben via een reisorganisatie die uitjes organiseert voor gehandicapte mensen in contact gekomen met Kai uit Twente, die voetbalgek is. Twee keer per jaar gaan we naar voetbalwedstrijden.”
Het is „heel mooi” om voor iemand te zorgen en niet alleen met jezelf bezig te zijn, vindt hij. „Er zijn zo veel mensen die eenzaam zijn en iemand nodig hebben.” Op de uitvaart van Van Dousselaere droeg Veenboer de mand waarin zijn lichaam lag, en sprak hij namens de jonge mensen die voor hem hadden gezorgd. „We hadden niet verwacht dat het mogelijk was om zo’n intieme band op te bouwen met iemand die niet meer kon praten”, zei hij, zo is in de documentaire te zien. „Als iemand niet goed in zijn vel zat, had Michel dat als eerste door.”
Stagelopen
„Mensen willen ertoe doen”, zegt Irma Wijsman dit voorjaar in een Zoom-gesprek met verschillende managers in verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties. Ze zit weer achter haar laptop, aan haar ovalen tafel. „Ik wil met ceo’s van grote bedrijven gaan praten”, zegt Wijsman, „en voorstellen om hun werknemers maatschappelijke stages te laten lopen.” Vier vrouwen knikken haar toe vanaf het scherm.
Ze benadrukt dat de jongeren die zij inschakelde het leven van haar man en van haar hebben veranderd, maar dat het hún leven ook heeft veranderd. Van dat besef moeten mensen doordrongen raken, vinden alle deelnemers aan het gesprek. Michel kon niet meer praten, zegt ze, maar er ontstond toch een wederkerigheid. „Dat gebeurde omdat ze samen konden bedenken wat ze met elkaar wilden gaan doen. Daardoor ontstond een connectie.”
Even later, feller: „Hoe kan dit. We zijn het allemaal met elkaar eens, maar die ommezwaai in de zorg krijgen we niet voor elkaar.”
Het is een „taaie verandering”, zegt een van de managers die deelneemt aan het gesprek. „Er zit een zekere distantie in wat wij zorgverleners doen, iemand wordt een ‘casus’.” Ze spreken af dat Wijsman op verschillende momenten, in symposia en tijdens besprekingen, haar verhaal gaat doen.
Foto Mona van den Berg
Iets kwijtgeraakt
Het is hartje zomer, Wijsman is halverwege haar missie. De afspraak voor een laatste gesprek voordat dit artikel gepubliceerd wordt, begint later dan gepland. Hond Fonky was kwijt in het Amsterdamse Bos. Urenlang heeft Wijsman staan wachten. Omdat Fonky een gps-tracker droeg, kon ze hem op haar scherm zien rondrennen. Nu ligt Fonky op zijn kleedje onder de tafel.
En, verloopt haar missie volgens plan?
Sinds begin dit jaar heeft ze negen presentaties gegeven, en er staan er nog vijf op het programma. In zaaltjes die vastgeplakt zitten aan horecagelegenheden, in zorginstellingen, via Zoom, in het Hilton voor de Rotary, op scholen. Daar ziet ze dat haar verhaal mensen raakt. En als je iemand raakt, is een verandering in gang gezet, vindt Wijsman. „Zorgverleners hebben een hart voor kwetsbare mensen. Maar ze zijn iets kwijtgeraakt. Ik laat ze zien waarvoor ze gekozen hebben, en dat het ook echt anders kan.”
Ze heeft wel afstand gedaan van een eerder plan, vertelt ze, voor de maatschappelijke stage. „Dat plan is ooit bedacht door Sam, die ook voor Michel heeft gezorgd. Maar dat bleek te veel gedoe. Dan moest ik zelf allerlei dingen gaan regelen, andere mensen binnen het bedrijf overtuigen, plannen maken.”
Soms wordt heel concreet welke vruchten haar missie afwerpt. Deze week kreeg Wijsman een berichtje van een projectmanager in de ouderenzorg die samenwerkt met TU Delft, waar ze heel blij van werd. „Zij had me horen praten over dat trapliftprobleem. Er zijn in Amsterdam zoveel woningen waar dat speelt.” Wijsman gebaart om zich heen. „Hier zitten overal oude mensen vast op de eerste verdieping, omdat ze geen traplift kunnen krijgen.” Op de TU Delft willen ze gaan onderzoeken of daar een oplossing voor te bedenken is. „Dat doet me wel veel.”
De mensen aan wie ze haar verhaal vertelt, willen allemaal hetzelfde als Wijsman. Zorg op maat, verbinding met elkaar. Maar door de vergrijzing en het tekort aan personeel, zal de zorg toch eerder schraler dan rijker worden. Wordt Wijsman daar cynisch van? Ze glimlacht, schudt haar hoofd. „Dat laat ik niet toe. Ik denk: wat kan ik doen? En dit is wat ik kan doen. Mijn verhaal vertellen. Dit is met al mijn liefde en overtuiging de bijdrage die ik kan leveren. Ik hoop dat ik een olievlek veroorzaak.”
Intussen werkt Irma Wijsman ook aan haar volgende documentaire, die gaat over rouw, en het verliezen van een partner. „Hoe ga je fucking verder zonder degene met wie je zo lang samen was.” Ze vertelt in de documentaire haar eigen verhaal, maar spreekt ook andere mensen. „Door mijn documentaires voelen mensen zich hopelijk minder eenzaam. We zijn kwetsbaar. Maar in die kwetsbaarheid zit ook kracht. Mensen, het leven is nu, wil ik naar ze roepen. Leef!”