Geplunderde ‘kroonjuwelen’ van de Ashanti’s eindelijk terug in Ghana – voor even

De politie-escorte snelde over de weg van Accra naar Kumasi, sirenes blèrend, zwaailichten aan. In een volgauto daarachter keken een Ghanese museumdirecteur, een Britse curator, een oud-curator én de nazaat van een ooit machtig koninkrijk gespannen toe. Lang had dit moment onmogelijk geleken. Nu het werkelijk gebeurde, durfden de vier hun ogen nauwelijks van de speciale wagen in het konvooi af te halen. Daarin: kisten met de meest verfijnde gouden en zilveren objecten. Wat als die op het laatste moment toch niet veilig zijn bestemming bereikte?

Het was wereldnieuws geweest: het Verenigd Koninkrijk ging 32 schatten uit de collecties van het British Museum en het Victoria & Albert Museum in Londen „uitlenen” aan Ghana, meldde de BBC in januari. De objecten werden, op een enkele uitzondering na, eind negentiende eeuw geroofd door Britse soldaten uit het paleis van de koning van de Ashanti’s, wiens rijk destijds vrijwel heel zuidelijk Ghana omspande.


Lees ook
Schoorvoetend begint het Westen Nigeria’s kunstschatten terug te geven

Schoorvoetend begint het Westen Nigeria’s kunstschatten terug te geven

Net als de befaamde Benin-bronzen, die rond diezelfde periode door de Britten uit Nigeria werden meegenomen, eindigden de voor de Ashanti’s spirituele objecten, veelal van goud, via openbare veilingen en verkopen in museum- en privécollecties wereldwijd. Opeenvolgende Ashanti-koningen, evenals Ghana’s moderne leiders, vroegen sindsdien de objecten aan hen terug te geven. Steeds weer was het antwoord nee.

Dat maakte die rit zo zenuwslopend, zegt Ivor Agyeman-Duah, de directeur van het Manhyia Palace Museum in Kumasi, de hoofdstad van wat tegenwoordig de Ashanti-regio heet. „Al zó lang onderhandelen we over hun terugkeer. Nu was het ineens zover.”

Directeur Ivor Agyeman-Duah van het Manhyia Palace Museum.
Foto Francis Kokoroko

Het konvooi haalde zonder ongelukken zijn bestemming: het paleis van de huidige Ashanti-koning, Otumfuo Osei Tutu II, nog altijd een belangrijk traditioneel leider. „Het was heel emotioneel”, zegt Agyeman-Duah. Vooral toen uit de kisten een driehonderd jaar oud zwaard kwam, afgezet met luipaardvel en goud: de Mponponsuo. „Vanaf de stichting van het Ashanti-rijk zworen voorvaderen van de koning hiermee trouw aan hun volk”, vertelt de directeur. „Zijn hele gezicht lichtte op toen hij het zag.”

Al die tijd had het zwaard opgeborgen gelegen in een extra verstevigd depot van het British Museum, samen met duizenden andere objecten uit onder meer Afrika. Nu is het een van de topstukken in een expositie met als titel ‘Homecoming’ (thuiskomen) in het paleismuseum.

„Niet alles is teruggekeerd. Maar wat we hier hebben, belichaamt nog steeds de ziel van het Ashanti-rijk”, zei de koning bij de feestelijke opening, begin deze maand. „Dit is een dag voor de Ashanti en voor het zwarte Afrikaanse continent. De ziel die wij delen, is terug.”

Kinderen zien voor het eerst de geroofde Ashanti-artefacten op Ghanese grond

Foto’s Francis Kokoroko

‘Onder dwingende voorwaarden’

Alleen: die terugkeer is tijdelijk. Het British Museum en het Victoria & Albert Museum hebben de respectievelijk vijftien en zeventien objecten uit hun collecties in bruikleen gegeven, in eerste instantie voor drie jaar, met een mogelijke eenmalige verlenging. Zowel binnen Ghana als daarbuiten kwam daar veel kritiek op.

„We hebben het hier over objecten die zijn geplunderd”, zegt Kwasi Ampene, docent etnomusicologie aan Tufts University in Somerville, Massachusetts. „Dat woord gebruiken de Britten zelf. Hoe is het dan moreel te zeggen: ‘oké, we hebben deze objecten geplunderd, maar we lenen ze aan je uit’?”

Ampene, zelf een Ashanti, is fel – en met reden. Hij was als onderhandelaar nauw betrokken bij een andere restitutie: in februari gaf het Fowler Museum in Los Angeles, verbonden aan de Californische universiteit UCLA, zeven objecten uit zijn collectie terug aan koning Osei Tutu II. Waaronder een fijn besneden gouden ketting en een kwast gemaakt van de staart van een olifant, destijds geplunderd of „onder dwingende voorwaarden” door de Britten verkregen.


Lees ook
De sculptuur Balot is terug in het Congolese Lusanga – maar mag hij er ook voorgoed blijven?

Het beeld van Balot en de geest van Fundji

Het Fowler volgde daarmee andere musea in de Verenigde Staten en Europa die de afgelopen jaren hun koloniale collecties tegen het licht hielden en overgingen tot teruggave van roofkunst. Onder meer rond Nigeria’s bronzen was recent momentum. Zo droeg de Duitse regering in 2022 het eigendom van ruim duizend objecten over aan de Nigeriaanse staat. Ook uit het Verenigd Koninkrijk volgden restituties.

Niet uit het British Museum, dat naast een grote collectie Benin-bronzen veel meer koloniale schatten bezit. Waaronder tweehonderd objecten van ‘Ashanti goud’. Zeker de helft zijn geplunderde regalia van Ashanti-koningen uit 1800 en 1900. Opeenvolgende directeuren wezen de afgelopen decennia steevast naar een wet uit de jaren zestig die teruggave door instellingen als het British Museum en het Victoria & Albert museum praktisch onmogelijk maakt. Toch begint ook daar iets te schuiven. De lening aan de huidige koning van de Ashanti’s, die daar zelf een voorzet toe deed, lijkt het begin.

Foto Francis Kokoroko

Natúúrlijk begrijpt directeur Ivor Agyeman-Duah de kritiek. In een shirt met gekleurde print zit de oud-diplomaat ontspannen in een stoel op de veranda van het paleismuseum. Samen met Malcolm McLeod, voormalig curator van het British Museum, werd hij door de Ashanti-koning benoemd tot hoofdonderhandelaar. De lening was zelfs nieuws in India en Jamaica, lacht hij. „Ze herkenden zich in hoe imperiale machten soms omgegaan met de periferieën van hun rijk.”

Toch staat hij achter de deal. Net als de Asantahene, de koning. „Hij zei: we onderhandelen al een halve eeuw zonder resultaat. Laten we dan iets anders proberen. Dit is nu de beste optie.” Bovendien, zegt de directeur, is het beter profijt te hebben van de objecten dan steeds weer erover te ruziën.

Het moment is ook symbolisch: de terugkeer valt samen met het zilveren jubileum van de koning en de plundering van het paleis van zijn voorvader door Britse soldaten, 150 jaar geleden. Dat gebeurde in een van de oorlogen die uiteindelijk het einde van hun rijk inluidden.

Stukken uit de uitgeleende collectie.

Foto’s Francis Kokoroko

Big deal

Op de eerste zaterdag na de opening is het dringen geblazen. Families met ongeduldige kleine kinderen, een kerkgemeenschap die met bussen is gekomen, toeristen. Ze staan buiten in de rij voor een bescheiden wit met rood gebouw dat decennialang als paleis diende. In kleine groepjes wachten ze tot ze door een gids mee naar binnen worden genomen. Het hoogtepunt wacht achter een koperkleurige deur: de bescheiden vertrekken waar de vorige koning, die hier uiteindelijk een museum van maakte, televisie keek, een potje schaak speelde, dineerde – de witte kopjes en schotels staan nog in de vitrinekast. En dan, bovenaan een krakende houten trap, maakt het alledaagse plaats voor het uitzonderlijke. In speciale glazen vitrines, verscheept vanuit het Verenigd Koninkrijk, blinkt het goud de bezoekers tegemoet.

De gids, een jonge vrouw in jeans en t-shirt, schraapt haar keel. „Dit zijn de objecten die zijn geplunderd en nu tijdelijk zijn teruggeven.” Nekken strekken zich uit terwijl een jongen en een meisje, beiden niet ouder dan tien, in notitieboekjes pennen. „Zijn dit de originelen?”, wil een vrouw weten. Ja, antwoordt de gids, die uitlegt dat na de plundering wel replica’s zijn gemaakt om bij ceremonies te gebruiken.

„Dit is toch wel heel bijzonder”, zegt Nyame-Aye Boakye bedachtzaam, terwijl ze met een schuin oog probeert haar jongste van drie in de gaten te houden. „Niet aanraken!” Het is zijn verjaardag vandaag, zegt ze met een verontschuldigende glimlach. Vandaar dat ze als uitje met haar man en twee andere zoons naar het museum zijn gekomen. Haar man is een Ashanti. „Dat is alles waar hij thuis over praat”, grapt de arts. Hij lacht.

Toch is ook voor haar dit bezoek een big deal, zegt de 37-jarige Boakye, haar lange vlechten in een staart. „Als je het vergelijkt met de oude slavenforten, dan is dat heel emotioneel. Dit is juist verfrissend. Het geeft me een trots gevoel het soort handwerk te zien wat ze toen al maakten. Ik voel me er meer Afrikaans door, meer inheems.”

Bezoekers bekijken de stukken uit de aan het Manhyia Palace Museum in Kumasi uitgeleende Ashanti-kunst.

Foto’s Francis Kokoroko

David Selorm Adikah (39) denkt er ook zo over. Hij staat buiten bij de poort met zijn drie jonge kinderen met wie hij vanuit de Volta-regio in het zuidoosten naar Kumasi is gevlogen. Dit leek hem een mooi educatief verzetje, legt de zakenman uit. „En voor mij is het een zeldzame kans te zien wat generaties vóór ons hebben moeten missen.” En dat het om een tijdelijke lening gaat? „Het is gemakkelijk daar emotioneel naar te kijken”, vindt Adikah. Maar hij is rationeel: „Het was oorlog, de winnaar ging er met de buit vandoor. Als we die terug willen, moeten we onderhandelen. Het feit dat de objecten nu hier zijn als lening is misschien een eerste stap om ze terug te geven. Of ze voor honderd jaar aan ons te lenen.”

Zó vaak is tegen museumdirecteur Agyeman-Duah gezegd: als de objecten hier zijn, geef ze dan niet terug. Natuurlijk geven ze ze terug, zegt hij kalm. „Want dit gaat niet alleen over ons. Dit gaat ook over andere landen die vragen om de terugkeer van hun roofkunst.” Daar is nog steeds veel weerstand tegen, zegt hij. Ook rond deze bruikleendeal.

Zo las de museumdirecteur in Britse kranten dat de conservatieven zich afvroegen of de objecten wel veilig zouden zijn in Ghana. Terwijl afgelopen zomer hun eigen British Museum nog in verlegenheid werd gebracht door een grootschalige diefstal uit zijn depot. Hij ziet dit dus als een test, zegt Agyeman-Duah. „Als dit een succes is, ontspannen de Britse culturele autoriteiten hopelijk en zorgt het voor goodwill waar anderen van kunnen profiteren.”


Lees ook
Nigeria geeft teruggegeven roofkunst door aan Benin-koning, westerse kunstwereld verward

Een van de Benin-bronzen, uit de collectie van het Humboldt Forum in Berlijn. Duitsland wil 1.130 bronzen aan Nigeria teruggeven.

Hoe precair dat is, blijkt in Nigeria. Daar wordt de terugkeer van de Benin-bronzen inmiddels overschaduwd door een bitter geschil tussen de Nigeriaanse museumautoriteiten, een gouverneur en de traditionele leider, de Oba, uit Benin City wiens voorvader door de Britten werd beroofd. Musea die op het punt stonden hun werken over te dragen, hebben dat voorlopig uitgesteld.

Anders dan in Nigeria is de Ghanese regering expliciet buiten de afspraken gehouden, vertelt Agyeman-Duah. Dat was een van de verzoeken van de Britse musea. Om gedoe te voorkomen. „Onze regering had, denk ik, ook niet akkoord kunnen gaan met een lening.” Een andere voorwaarde: anders dan de objecten van het Fowler Museum, mogen die van de Britse musea alleen worden tentoongesteld en niet, bijvoorbeeld, worden gebruikt in de ceremonies waar ze ooit voor waren bedoeld. Nee, dat is niet jammer, houdt de museumdirecteur vol. „Ook voor ons zijn dit nu kunstwerken.”

Barima Owusu-Nyantekyi (42) groeide op in het Verenigd Koninkrijk en is nu betrokken bij het Paleismuseum in Kumasi
Foto Francis Kokoroko

Inspiratie

Ergens tussen die twee werelden zit Barima Owusu-Nyantekyi (42) in een zwarte pantalon, een lichtjes open geknoopte blouse en een accent die zijn jeugd in Londen verraadt. Er is geen museum dat hij zo vaak heeft bezocht als het Victoria & Albert, vertelt de kleinzoon van de vorige Ashanti-koning, op een bankje voor diens oude huis in Kumasi.

Het staren naar voorwerpen waarvan Owusu-Nyantekyi wist dat ze toebehoorden aan zijn familiegeschiedenis vervulde hem met een trots die in het Verenigd Koninkrijk soms lastig te voelen was, zegt hij. „Het beeld van Afrikanen is daar onder jongeren nou niet echt verlicht.” Die objecten waren daarom belangrijk voor Owusu-Nyantekyi die nu in Ghana woont en voor het paleismuseum werkt. „Ik wist vaag dat mijn opa ze probeerde terug te halen. Mij inspireerden ze.”

En niet alleen hem, denkt hij. „Ze vergrootten onze status op het wereldtoneel.” Extra bijzonder was het dus vorige maand mee te rijden in het konvooi waarin een aantal schatten hun weg terugvonden naar Kumasi. „Dertig plus objecten zijn duidelijk niet het hele verhaal”, zegt Owusu-Nyantekyi. „Maar we zijn blij met wat we hebben. En hopelijk helpt ons succes de gesprekken die nu over restituties lopen verder. Want die gaan niet meer weg.”