George Kennan: architect van de Koude Oorlog, die hij zo niet had gewild

Recensie Boeken

Geopolitiek De ‘realistische’ kijk op de internationale politiek, met name op de oorlog in Oekraïne, krijgt veel kritiek. Maar hoe terecht is dat eigenlijk?

George F. Kennan had een goede neus voor mijlpalen in de wereldpolitiek.
George F. Kennan had een goede neus voor mijlpalen in de wereldpolitiek. Foto Bettmann Archive

Nu we vrijwel dagelijks via de media wijze duiders het ‘geval’ Oekraïne horen en zien uitleggen, en het ‘realisme’ daarbij niet zelden onder vuur ligt, is er wel behoefte aan enige wetenschappelijke bedachtzaamheid. Het realisme is de visie op internationale betrekkingen, die de conflicterende belangen van staten in analyses centraal stelt, die onvermijdelijk tot spanningen en conflicten leiden.

Jonathan Kirshner houdt in An Unwritten Future alle theorieën over het realisme nog eens tegen het licht. Frank Costigliogo legt in Kennan. A Life between Worlds het leven van de praktijkdiplomaat George Kennan, een prominent diplomaat en aanhanger van het realisme, onder het vergrootglas.

Beide auteurs hadden het bedenkelijke voordeel wetenschap te hebben van de Russische invasie van Oekraïne, en op afstand de nakende crisis over Taiwan tussen China en de VS. Je zou ook nog kunnen spreken van een confrontatie tussen wetenschap en theorie. Wat geeft de doorslag bij het formuleren van een verstandig buitenlands beleid? De theorie zoals bij Kirshner of juist instinct en ervaring in de praktijk zoals bij Kennan?

Helaas komt daar geen duidelijk antwoord op. Kirshner geeft een fraai overzicht van alle theorieën en ook van de kracht en de zwakheden van het realisme. Maar hij kan niet aantonen dat een dergelijke benadering altijd meer oplevert dan de instinctieve benadering van Kennan. Maar andersom kan Costigliogo niet overtuigend aantonen dat Kennans diplomatieke instinct per se tot de beste resultaten leidde.

Bespottelijke voorspellingen

Aan Kirshner komt wel de eer toe dat hij een supporter is van het klassieke realisme en de uitwassen van de denkschool – door sommigen als een verfijning beschouwd – ongebruikelijk hard afserveert. De professoren John Mearsheimer en Graham Allison worden hardhandig op hun tekortkomingen gewezen. Kirshner moet niets hebben van het ‘structureel realisme’ dat staten als 193 gelijke eenheden in de wereldpolitiek beschouwt, hun context dus abstraheert en de oorzaken van oorlog en vrede dus volledig toeschrijft aan eigenschappen van het systeem en niet van die afzonderlijke staten zelf. Dat leidt maar tot de onzinnige gelijkstelling van zeg, de VS en Togo, een pseudo-wetenschappelijke benadering en bespottelijke voorspellingen.

Helemaal doorgeschoten is daarbij de aanname dat staten rationeel handelen, ongeacht hun (al dan niet traumatische) geschiedenis, hun (deel-) belangen volgend en een soort economische voorspelbaarheid suggereren die kant-en-klare beleidsrecepten voor regeringen bieden. Maar de regressieve houding van Kirshner die pleit voor een terugkeer naar de oorspronkelijke beginselen van het realisme bijt in zijn eigen staart. Ook het klassieke realisme is namelijk volgens hem beslist niet wetenschappelijk. Staten botsen met elkaar als biljartballen op een laken, hun nationale veiligheid gaat altijd vóór, maar hun omvang en inhoud kunnen verschillen. Daar houdt wetenschappelijk generaliseren op.

De uitgangspunten van het klassieke realisme zijn ontegenzeggelijk prima: de wereld is een gezagsloze anarchie, de 193 staten kampen dus met een existentieel veiligheidsdilemma, maar hun intenties zijn gehuld in trauma’s en onzekerheid. En die zijn amper voorspelbaar, wat talkshow-experts ook te berde brengen.

Hier komt het tragische gezag van de diplomaat Kennan in beeld. Tragisch, want hoe geniaal zijn analyses van de internationale verhoudingen ook waren, ze waren ‘slechts’ gebaseerd op instinct. Het grote ongemak is verder dat Kennan weliswaar vaak gelijk had, maar ook antisemitische, en racistische trekjes vertoonde, vrouwonvriendelijk was, dedain vertoonde voor de Afro-Aziatische-Latino-wereld, en ook nog eens aan een superioriteitsgevoel leed. Hij zag de Sovjet-Unie als een staat, die te begrijpen zou zijn naar analogie van een moeilijk mens, die bij Freud op de divan lag. Kennans aanbevelingen werden ook een groot deel van zijn lange leven niet geloofd door beleidsmakers. Hij had een groot zwak voor de Russen en Rusland, wat hem vermoedelijk geloofwaardigheid heeft gekost.

Roepende in de woestijn

Het is verleidelijk om hier nogmaals de persoon Kennan te evalueren, maar het gaat natuurlijk om de biografie van Costigliogo. Die is voorafgegaan door veel boeken over leven en werk van Kennan, niet in de laatste plaats de in 2011 verschenen geautoriseerde biografie van de fameuze historicus John Lewis Gaddis. Gaddis werd gehinderd door zijn eigen brille. Hij werd naarmate zijn eigen faam steeg wellicht gezaghebbender dan Kennan zelf en zag bepaalde dingen (Navo, Koude Oorlog, Sovjetunie/Rusland, Oekraïne) anders dan de grote Kennan. Costigliogo deed het biografische werk nogmaals over. Hij slaagt er eigenlijk vooral in de tragische component uitstekend te analyseren: de architect van de Koude Oorlog die een roepende in de woestijn werd door zijn Russofilie.

Al die tragiek neemt niet weg dat Kennan de goede neus had voor mijlpalen in de wereldpolitiek. Met zijn beroemd geworden ‘lange telegram’ (1946, 5540 woorden, liggend gedicteerd aan zijn privé-secretaresse te Moskou) en het X-artikel (juli 1947) in het invloedrijke magazine Foreign Affairs was hij zondermeer de architect van de Koude Oorlog. Meer dan hem lief was. Hij meende dat een ’roll-back’ van Stalin uit Oost-Europa onhaalbaar en onverstandig was. De VS moest zich beperken tot een assertieve ‘containment’ (omsingeling). Hij voorspelde dat zo’n Amerikaanse politiek voldoende zou zijn om tot een zachte maar onverbiddelijke ineenstorting van de Sovjet-Unie te leiden. Het grootste probleem was in zijn ogen niet de Sovjet-Unie zelf, maar de eenheid en standvastigheid van Amerika (en de Navo). Kom daar nu eens om!

Er viel met de Sovjet-Unie volgens Kennan best een deal over wederzijdse terugtrekking uit Europa te sluiten. De ‘militarisering’ van de Koude Oorlog verfoeide hij. Was hij dan geen anti-communist? Jazeker, een vurige zelfs en hij ging zover dat hij sabotage en geheime operaties achter het IJzeren Gordijn bepleitte. Alles mocht, als het maar niet in oorlog en roll-back zou ontaarden. Hij zag het als zeer betreurenswaardig dat ‘zijn’ Koude Oorlog, die hem op slag oppergod binnen het State Department maakte, spoedig door hardliners als Dean Acheson en John Foster Dulles gekaapt werd of misverstaan als gewapende afschrikking en nodeloze escalatie. Hij was tegen een nucleaire wedloop tussen de grootmachten. Hij zag de deling van Duitsland en de integratie van het grotere West-Duitsland in de Navo eerder als olie op het vuur dan als een serieuze weg naar ontspanning. Hij vond de ‘domino-theorie’, die de VS tot de verloren Vietnamoorlog leidde, belachelijk en dacht überhaupt dat het zelfs voor een macht als de VS godsonmogelijk was een imperium te willen zijn. Regionale hegemonie was het hoogst haalbare. Hij was fel tegen de invasie van Irak en de Global War on Terror. Hij keerde zich in de jaren negentig fel tegen de oostwaartse Navo-uitbreiding, en al helemaal tegen toetreding tot het bondgenootschap van (Baltische) staten die een tijdje deel uitmaakten van de Sovjet-Unie. De naar onafhankelijheid strevende Litouwers noemde hij ‘foolish’. Al in 1948 voorzag hij een Russische oorlog in en tegen Oekraïne, hij vond De Krim “totally un-Ukrainian.”

Met zulke vergezichten mag Kennan wel een helderziende diplomaat worden genoemd. Daar raakt het klassieke realisme van Kirshner de werkelijkheidszin van Kennan. En dat is voortreffelijk uitgespit door Costigliogo.

Lees ook: De geopolitieke ‘realist’ is een heerlijke talkshowgast, maar heeft ongelijk