Gemeenten voeren ‘taaleis’ nauwelijks uit: in twee jaar tijd slechts drie uitkeringen verlaagd

Mensen in de bijstand die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, worden vrijwel nooit bestraft met een lagere uitkering. Het kabinet-Schoof hecht veel waarde aan deze ‘taaleis’, maar gemeenten vinden hem streng, nutteloos en ingewikkeld.

Dat blijkt uit navraag van NRC bij de 31 grootste gemeenten, waar meer dan de helft van de Nederlandse bijstandsgerechtigden woont. Slechts twee van deze gemeenten verlaagden de afgelopen twee jaar een uitkering omdat de ontvanger niet aan de taaleis voldeed. In Leiden ging het om slechts één persoon. In Rotterdam om twee personen in 2023. Daar zijn de cijfers over 2024 nog niet bekend.

De wet is duidelijk: wie in de bijstand niet het Nederlands beheerst op groep 8-niveau, moet zich inspannen om dat niveau te behalen. Wie dat onvoldoende doet, krijgt een lagere uitkering. Eerst 20 procent lager, na een half jaar 40 procent, en na nog eens een jaar krijg je helemaal geen uitkering meer. De verlagingen in Leiden en Rotterdam waren alledrie met 20 procent.

Gemeenten zeggen veel aandacht te besteden aan de taalvaardigheid van mensen in de bijstand, maar zijn heel terughoudend met het verlagen van hun uitkering. Zeven gemeenten, waaronder Amsterdam, Eindhoven en Zwolle, sluiten zulke verlagingen zelfs uit.

Voor gemeenten lijkt de taaleis dus deels een dode letter te zijn. Dat is opmerkelijk omdat staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) zich nu inspant om de taaleis in de wet te houden.

Donderdag bespreekt de Tweede Kamer een wetsvoorstel dat de bijstandsregels minder streng maakt. Het vorige kabinet, dat deze wetswijziging in gang zette, had daarin ook de afschaffing van de taaleis geregeld. Maar dat voornemen draaide Nobel in december terug: hij wil de taaleis behouden.

Grote onvrede

Nobel voelt zich gesteund door de Tweede Kamer. Die riep het kabinet eerder al op om het schrappen van de taaleis te „heroverwegen”. Meer dan twee derde van de Kamer steunde die oproep. Meer dan twee derde van de Kamer steunde die oproep, ook midden- en linkse partijen als CDA, D66 en SP.

Maar de onvrede bij gemeenten is groot. Natuurlijk vinden gemeenten een goede taalbeheersing van mensen in de bijstand belangrijk, zeggen wethouders. Maar deze strenge taaleis botst volgens hen met de ‘menselijke maat’. „Ik wil werken vanuit vertrouwen”, zegt wethouder Raymond Wanders (PvdA) uit Emmen.

Daarnaast is er ongemak over de beperkte doelgroep. Voor wie acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gehad, geldt de taaleis niet. Bij geboren Nederlanders is dat doorgaans het geval. „Maar ook laaggeletterde Nederlandstaligen hebben ondersteuning nodig”, laat de gemeente Delft weten.

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) keert zich tegen de taaleis. „We waren ervan uitgegaan dat de taaleis zou verdwijnen”, zegt VNG-bestuurder Marianne van der Sloot (CDA), wethouder in Den Bosch. „Gemeenten zijn al heel lang bezig om meer te werken vanuit vertrouwen, dit voorstel buigt daarvan weg. Dat is zo jammer.”

Staatssecretaris Nobel laat weten dat hij „samen met gemeenten” bekijkt hoe de taaleis in de nieuwe wet precies wordt vormgegeven. „Niet handhaven, zoals sommige gemeenten doen, is wat mij betreft geen optie”, zegt hij. „Wanneer je een beroep doet op een uitkering, mogen we verwachten dat je je best doet om Nederlands te leren.”

Niet handhaven, zoals sommige gemeenten doen, is wat mij betreft geen optie

Jurgen Nobel
staatssecretaris Participatie en Integratie

Problematische schulden

De wethouders benadrukken dat hun kritiek niet alleen ideologisch is. Door een bijstandsuitkering te verlagen, komt die persoon onder het bestaansminimum. „Dat leidt tot problematische schulden, hogere zorgkosten en dakloosheid”, zegt wethouder Chris van Benschop (Dordrecht, GroenLinks). De kans dat zo iemand naar een taalcursus gaat, wordt dan alleen maar kleiner.

„Het gaat om de meest kwetsbare groep in de samenleving”, zegt wethouder Natasja Groothuismink (lokale partij ROSA) uit Zaanstad, „die vaak een groot wantrouwen hebben richting de overheid.” Om hen weer te laten meedoen in de samenleving, moeten overheden de tijd nemen om hun vertrouwen terug te winnen, zegt zij. „Je motiveert niemand door te korten op hun uitkering.”

Zelfs de gemeente Leiden, die een verlaging doorvoerde, is negatief over de taaleis. „We gaan heel terughoudend om met verlagingen”, zegt wethouder Yvonne van Delft (GroenLinks). Die ene verlaging was volgens haar een uitzondering. „Deze persoon bleef echt weigeren de taaltoets te maken.”

Slechts een van de gemeenten die NRC benaderde, is ronduit positief over de taaleis: Rotterdam. Alleen al de dreiging van een verlaging helpt, volgens wethouder Tim Versnel (VVD). „Wij laten er geen misverstand over bestaan: de taaleis is een serieus te nemen verplichting. Daardoor maken mensen in de hectiek van hun leven tijd voor de taalcursus.”

Voedt de stad zo het wantrouwen in de overheid? Nee, vindt Versnel. Dat wantrouwen kan de overheid volgens hem niet wegnemen door mensen „zachtaardig te behandelen”, maar alleen door „nuttig te zijn”. „Als de overheid steeds softer wordt, kunnen mensen hun vertrouwen ook verliezen. Zeker de mensen die de verzorgingsstaat moeten betalen.”